100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting LWEO Economische crisis $4.49
Add to cart

Summary

samenvatting LWEO Economische crisis

 29 views  1 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting van 20 pagina's voor het vak Economie aan de VWO / Gymnasium (hoofdstuk 1 t/m 6)

Preview 3 out of 20  pages

  • January 18, 2021
  • 20
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Economische Crisis


1. De grote recessie
1.1 Van kredietcrisis naar recessie
De val van de grote Amerikaanse zakenbank, Lehman Brothers Bank, veroorzaakte grote paniek
op de financiële markten en wordt gezien als het begin van de wereldwijde kredietcrisis.
Krimpende economie = er worden minder goederen en diensten geproduceerd.
Recessie = als een krimp minstens 2 kwartalen aanhoudt.
Bruto binnenlands product (bbp) = de totale productie in een jaar en is gelijk aan het totale
inkomen van dat jaar.
Eurozone = omvat de landen die de euro gebruiken als betaalmiddel.

Een van de oorzaken van de crisis: lage rente in de jaren vóór de crisis.

1.2 Financiële markten
1.2.1Vermogensmarkt
Vermogensmarkt = het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
De rente is de prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt.
Aanbod van geld  afkomstig uit besparingen (vrijwillig of gedwongen).
Sparen = het niet-besteden van inkomen.
Een belegger doet afstand van koopkracht op dit moment in ruil voor toekomstige koopkracht.
De vragers op de vermogensmarkt hevelen toekomstige koopkracht over naar het heden.
Spaarquote = het deel van het inkomen dat wordt gespaard.
De groei van de investeringen blijft achter bij die van de besparingen.

Deelmarkten
1. Geldmarkt; kortlopende kredieten met een looptijd tot 2 jaar.
2. Kapitaalmarkt; langlopende kredieten of soms permanent vermogen.
- Onroerend goed
- Hypotheken, obligaties en aandelen.
Hypothecaire lening/hypotheek = een langdurige lening met een onroerend goed (grond,
gebouw) als onderpand.

Eerstehandsmarkt  als bedrijven nieuwe aandelen en obligaties plaatsen.
Tweedehandsmarkt  effectenhandel met al bestaande effecten.

Risico’s van beleggen
Positieve tijdsvoorkeur: toekomst is onzeker. Verklaart dat de belegger een beloning wil voor
het afstand doen van zijn huidige koopkracht en dat de geldlener bereid is een prijs te betalen
om zijn huidige koopkracht te kunnen vergroten.

1. Risico van wanbetaling/debiteurenrisico = de geldgever loopt het risico dat hij geen rente
en aflossing ontvangt.

,Economische Crisis


- Kredietwaardigheid en reputatie van de geldnemer
- Looptijd
2. Inflatie = stijging van het algemeen prijsniveau.

Korte rente = rente op de geldmarkt.
Lange rente = rente op de kapitaalmarkt.
Reële rente = wordt berekend door het nominale rentepercentage, rentepercentage dat je
krijgt/moet betalen, te corrigeren voor de inflatie.

Mensen die hun geld niet op juiste waarde schatten, lijden aan geldillusie.
Inflatie versluiert de reële waarde van geld.

1.2.2 Huizen en hypotheken
Omdat het bouwen van een huis lang duurt, reageert het aanbod van nieuwe woningen met
vertraging op prijsveranderingen. Prijsschommelingen op de woningmarkt ontstaan vooral door
veranderingen in de vraag. Deze vraag is gevoelig voor de verwachte prijsontwikkeling.
Selffulfilling prophecy = een voorspelling die uitkomt omdat mensen zich er naar gaan
gedragen.
Als de selffulfilling prophecy lang genoeg aanhoudt kan er een zeepbel ontstaan: de prijzen
drukken niet langer de werkelijke waarde uit. Voor de werkelijke waarde kijken we bij huizen
naar de verhouding tussen de huizenprijs en het inkomen.

Van overwaarde naar onderwaterhypotheek
100% hypotheek = als op een huis een hypotheek rust die gelijk is aan de waarde van het huis.
Overwaarde = als een dergelijk huis in waarde stijgt  huiseigenaar kan zijn hypotheek
verhogen.
Het extra huizenaanbod wat ontstaat, gecombineerd met een stilvallende vraag, leidt tot forse
dalingen van de huizenprijzen.
Onderwaterhypotheek = de prijzen dalen zo sterk dat de hypotheek hoger is dan de waarde
van het huis.

1.2.3 Aandelen en obligaties
(Beurs)koers = de prijs op de beurs op een bepaald moment.
AEX-koersindex = de graadmeter voor de Nederlandse beurs (Amsterdam Exchange)
De AEX-index is een gewogen gemiddelde van de koersen van de 25 meest verhandelde
fondsen.

, Economische Crisis


Rendement
Rendement van een belegging = het totaal van de opbrengsten in procenten van het belegde
bedrag.
Reële rendement = het nominale rendement gecorrigeerd voor de inflatie.

Risico-aversie speelt een rol bij de keuze van beleggers tussen aandelen en obligaties. Hoe
hoger het risico hoe hoger het rendement. De koersen van obligaties hangen niet alleen af van
de risico’s, maar ook van de beloning die beleggers elders in de markt kunnen verdienen. Als de
marktrente stijgt zullen beleggers minder willen betalen voor een obligaties met een vaste
rente.
Als de koers/winst verhouding te hoog wordt bij aandelen is er sprake van een zeepbel.

Hefboom
Op een balans staan de vermogens aan de rechterkant (passiva). Met het vermogen worden de
bezittingen (activa) gefinancierd die aan de linkerkant van de balans staan.
Deze extra inkomsten vormen het hefboomeffect. De extra inkomsten komen ten goede aan de
verschaffers van het eigen vermogen.

Solvabiliteit
De vraag naar vermogen wordt gedomineerd door bedrijven die hun investeringen willen
financieren.
Eigen vermogen  wordt verschaft door de eigenaars van de onderneming. Permanent
beschikbaar, risicodragend vermogen. Door het maken van winst neemt het eigen vermogen
toe, maar door verliezen neemt het af. Ontstaat door het uitgeven van aandelen.
Aantrekken van vreemd vermogen: geld lenen. Door het plaatsen van obligaties.

Positief hefboomeffect  zolang het gemiddelde rendement hoger is dan de rente over de
leningen.
Solvabiliteit = de mate waarin een onderneming in staat is haar schulden terug te betalen. De
maatstaf voor solvabiliteit is de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen.
Bij een solvabele onderneming vormt het eigen vermogen voldoende buffer om al haar
schulden te kunnen betalen.

1.3 Banken
Banken bemiddelen tussen de vraag en het aanbod en ze zijn zelf actief als vrager en als
aanbieder op de vermogensmarkt. De oprichting van een bank begint met het aantrekken van
vermogen.
Rentemarge = het verschil tussen de ontvangen rente en de betaalde rente  bepaald
winstgevendheid.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pucks03. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.49. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.49  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added