100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Deeltentamen 2: cognitieve ontwikkeling. Psychologie jaar 2 $5.97   Add to cart

Summary

Samenvatting Deeltentamen 2: cognitieve ontwikkeling. Psychologie jaar 2

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document vind je alle hoorcolleges en alle verplichte literatuur samengevat voor deeltentamen 2!!

Last document update: 3 year ago

Preview 4 out of 45  pages

  • No
  • H2, h3, h4
  • January 18, 2021
  • January 19, 2021
  • 45
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
HC 5: visuele perceptie 7-12-2020 H4 & van den Boomen et al., (2012)

Bij de geboorte zien kinderen veel minder dan volwassenen. Dit heeft invloed op de manier
van reageren. Bijvoorbeeld op een IQ test. Welke subtests hangen af van visuele perceptie?
Eigenlijk alle visuele taken, maar ook niet-visuele taken, zoals vergelijkingstaken. Er zijn ook
andere invloeden op de perceptie op een IQ test, zoals hevig knikken als een kind een
antwoord goed heeft en peinzend kijken als het antwoord fout is. En daarbovenop: als een
kind een emotie nog niet goed kan interpreteren, is dat ook weer extra invloed op een taak.

3 onderdelen van visuele waarneming:
1. Basale waarneming:
Welke basale kenmerken van een afbeelding kan iemand zien?
2. Wat en waar:
Kan iemand identificeren wat iets is, en waar iets is?
3. Oriëntatie, aandacht en cognitie:
Waar kijkt iemand naar en wat kun je hieruit concluderen?

Relatie tussen deze drie onderdelen:




(1) Basale waarnemingen
We hebben het hier over kleuren, oriëntatie (diagonale, verticale en horizontale lijnen),
contrast, scherpte, diepte.

Gedrag en hersenactiviteiten in volwassenen
We hebben het bij basaal over de vroege visuele gebieden. Dus het oog houdt zich al bezig
met kleur, scherpte en contrast. Dan gaat het naar de thalamus, die verwerkt de visuele
informatie en stuurt het door naar de V1. Daar wordt het verstuurd naar rest van het brein
via 2 paden.
Pad 1: Dorsale kant: minder scherpe informatie wordt gestuurd naar de dorsale gebieden
(lage spatiele frequentie) en alle informatie die nodig is om beweging te detecteren. Lage
contrasten etc.
Pad 2: Ventrale kant: belangrijk om te detecteren wat iets is. Dus kleur en veel scherpte en
hoge contrasten.

,Lage spatiele frequentie (LSF): weinig overgang van zwart
naar wit. Hoe meer we omhoog kijken hoe later het contrast.
Hoge spatiele frequentie (HSF): snelle, duidelijke overgang
van zwart naar wit.

Ontwikkeling contrast en scherpte
Kinderen kunnen nog niet zo scherp zien als volwassenen.
Dus waar beginnen de lijnen op de foto een grijs vlak te
worden bij kinderen?
Stukjes van de foto rechts laten zien aan kind; dus bijv. met een grijs vlak en dan een plek
waar meer contrast en scherpte zit:


vb.
En dan naar oogbeweging kijken: zal/kan het kind ernaar kijken of niet?
Resultaten: hoe ouder kinderen worden hoe meer spatiele frequentie ze kunnen zien en hoe
lagere contrasten ze nodig hebben om het nog steeds te kunnen zien.
In 1e jaar vindt hele sterke ontwikkeling plaats van het zien van
hoge spatiele frequenties; dus het zien van die scherpe randen.
Rond 4-6 jaar kunnen ze het evengoed zien als volwassenen, dus ze
hebben even laag contrast nodig hebben. Maar lage spatiele
frequenties, dus die vage informatie, die verfijnt zich tot 9-12 jaar.
Dit is best lang: maakt dit wat uit? Ja. want lage spatiele frequentie
wordt via ander pad verwerkt dan hoge spatiele frequentie. De HSF
gaan via V2 naar V4 naar temporele cortex. en den LSF gaat via
subcorticale gebieden (SC) naar temporele cortex, dus die slaan de
V1 over. Tweede pad van LSF is dat ze naar pariëtale cortex gaan, dit is wel via V1.

Dit maakt uit, want in temporele cortex, daar worden objecten verwerkt
zoals gezichten. En als baby’s nog geen details kunnen zien, maar wel
gezichten, dan is de theorie nu dat die gezichten verwerkt worden op
basis van globale informatie die via subcorticale gebieden aankomt naar
de temporele cortex. Maar wisselt het gebruik van LSF en HSF paden
dan tussen verschillende leeftijden? Dit onderzoeken we 

Ander onderzoek naar gezicht herkenning:




Resultaten: baby’s keken wel vaker naar nieuwe gezicht bij LSF, maar niet bij HSF. Dus:
baby’s gebruiken LSF om gezichten te herkennen! Maar: onderzoek is moeilijk want
pasgeborenen hebben meestal hun ogen dicht. Dit onderzoek is bij hen misschien maar een
keer uitgevoerd, wat kan resulteren tot een toevalkans.

,Onderzoek naar emotie herkenning: (onderzoek van den Boomen 2017)




Wat gingen ze meten? Bekijken in hersenactiviteit wanneer die activiteit tussen twee
emoties verschilt. Als dat verschilde bij HSF gezichten, dan concluderen we dat de hersenen
die twee emoties anders verwerkt  baby kan HSF gebruiken om emoties te verwerken.
Als het zou verschillen bij LSF gezichten, dan zouden we denken dat baby’s de LSF gebruiken
om emotie te verwerken.
Resultaat onderzoek:
- Baby’s en kinderen in basisschool gebruiken vooral details, dus HSF, om emotie te
herkennen
- Pubers en volwassenen gebruiken vooral globale informatie, dus LSF, om emotie te
herkennen

Variaties tussen personen: stoornissen
Wat nou als er in die basale verwerking iets misgaat? Dit heeft gevolgen tot herkenning van
gezichten en emoties.
Onderzoek bij kinderen met autisme: kinderen van basisschool in controlegroep gebruikten
soms juist ook globale informatie. Dus die switch is daar al. Maar kinderen met autisme
gebruikten daar juist meer die details. Bij emotieherkenning kijken ze vooral naar details,
maakt dit echt iets uit? Er zijn namelijk situaties waar volwassenen ook meer naar details
kijken, bijvoorbeeld als iemand iets tussen zijn tanden heeft. En tijdens het gesprek let je
eigenlijk alleen op dat. Dit is wel een VB dat als je je steeds richt op details, dat dat invloed
kan hebben op de andere informatie die je binnenkrijgt zoals emotie. Dit heeft weer invloed
op gedrag tegenover andere mensen.


(2) Wat en waar
Hoe goed kan iemand zien wat en waar iets is? Je moet goed kunnen omgaan met de
omgeving. Denk bijvoorbeeld als je keeper bent.

We hebben dus die 2 paden:
Dorsaal = waar pad
Ventraal = wat pad

MT is meer beweging en V4 is meer kleur.

Is er interactie tussen die twee gebieden? Ja, die
scheiding van paden is niet zo strak.

, Ontwikkeling van beweging waarnemen: waar
Kan je meten met random dot kinomatogram (RDK). De stippen gaan op gegeven
moment een kant op, maar soms gaan niet alle stippen een kant op, maar een
percentage. Zo kun je meten waar de drempel ligt in hoeveel percentage van
stipjes dezelfde kant op moeten bewegen om die beweging te kunnen
waarnemen. 0-3 maanden moeten 60-80% stipjes dezelfde kant op bewegen. bij
volwassenen is dit maar een paar %. Dit hangt niet alleen af van de leeftijd, maar ook van
snelheid.

Cataract: vertroebeling van de lens. Je kan het herstellen met een operatie, maar pas rond
de 1e levensjaar. Onderzoekers hebben gekeken wat het effect was van het 1 jaar missen van
visuele input. Bij zien van beweging zagen ze dat die kinderen met twee vertroebelde ogen
een veel hogere drempel hadden. Dit blijkt niet ooit weer echt beter te worden.

Objecten waarnemen en herkennen: wat
Meeste onderzoek naar zien van gezichten. Gezichten worden verwerkt in de Fusiform Face
Area (FFA), met name aan de rechter kant. PPA voor de locatie en landschappen. LOC:
reageert op alle objecten.

Baby’s hebben bij geboorte al voorkeur voor gezichten. Na de geboorte ontwikkeld
specialisatie zich. Experiment waar je snel een man ziet en snel een aap. Dan kiezen tussen
welke van de twee mannen zag je, en welke van de twee apen zag je. Jonge baby’s kunnen
wel nog het verschil tussen apen zien en vanaf 9 maanden kunnen we dat niet meer, we
leren het af. We specialiseren ons dus in het zien van mensengezichten. Zelfde effect met
gezichten van zelfde etniciteit en andere etniciteit.

Prosopagnosia: als FFA niet functioneert, kun je gezichten moeilijk herkennen.

Relatie tussen wat en waar: gebruiken baby’s beide paden voor verwerken van wat en waar?
Worden deze paden later pas gespecialiseerd? De volgende onderzoeken geven hier
antwoord op.

(1)Blokken laten zien en daaruit komt een figuur. Dan maakt de onderzoeker expres 2
soorten fouten: een wat fout: een figuur veranderd, en een waar fout: een figuur verplaatst
van blok. Kijken kinderen langer naar trial waar een van deze fouten wordt gemaakt? Zo ja,
dan zijn ze er van bewust. Dit hebben ze gedaan met verschillende soorten objecten en ook
gezichten. Ze denken dat gezicht wordt verwerkt met wat pad: ventraal, en we verwachten
dan ook dat de wat fouten vooral interessant zijn voor gezichten.
Met speelgoed hebben ze gedacht dat het wordt verwerkt met het waar pad: dorsaal, en dat
speelgoed veel beweegt dus daarom waar. Je zou denken dat speelgoed ook ‘wat’ is, maar
dit is hoe de onderzoekers het hebben gedaan.
Resultaten: in de wat fouten keken kinderen extra lang naar gezichten en bij waar fouten
keken ze extra lang naar speelgoed. Conclusie: rond 4 maanden wordt informatie verwerkt
of in het wat pad of in het waar pad  specialisatie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nora4SL. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.97
  • (0)
  Add to cart