• Zintuigcellen → cz = afferente zenuwvezels
• Cz → effector = efferente zenuwvezels
Onderdelen van het sensorisch systeem:
1. Sensoren/zintuigen ("prikkelontvangers")
2. Perifere sensorische zenuwcellen (met afferente axonen die prikkels naar CZS toe
geleiden)
3. Sensorische opstijgende banen in CZS
4. Verwerking sensorisch informatie in hersenen (o.a. specifieke hersenschorsgebieden)
Een prikkel is een veranderde omstandigheid in de omgeving van de sensor.
Sensor (receptor, “ontvanger”):
• Cel of zenuwceluiteinde gevoelig voor specifieke prikkels (specifieke veranderingen in
directe omgeving van de sensor)
Onderdelen van het sensorisch systeem:
1. Sensoren/zintuigen
("prikkelontvangers")
2. Perifere sensorische zenuwcellen
(met afferente axonen die prikkels
naar CZS toe geleiden)
3. Sensorische opstijgende banen in
CZS
4. Verwerking sensorisch informatie in
hersenen (o.a. specifieke
hersenschorsgebieden)
Opwekking zenuwprikkels vanuit sensor:
• Sensor vertaalt de prikkel in een impuls;
• Het afferente neuron ontvangt de impuls en geleidt deze naar het CZS
Drempelwaarde moet bereikt worden voordat de sensoren deze prikkels ontvangen.
De frequentie van de impulsen neemt toe als de prikkelsterkte toeneemt. Ze gaan niet
harder maar sneller.
,Grondtypen van sensoren
1. Gespecialiseerde sensorcel (die contact maakt met perifeer sensorische zenuwcel)
o b.v. kegeltje/staafje in netvlies; reukcel; smaakcel
2. Zintuigzenuwcel: met eigen axon (maken geen contact met perifere zenuwstelsel)
o b.v. haarcel in evenwichtsorgaan
3. Naakt, vrij zenuwvezeluiteinde van perifeer sensorisch neuron
o b.v. pijnzenuwvezel
4. Zenuwvezeluiteinde omgeven gespecialiseerde structuur
o b.v. een kapseltje van lamellen bij het lichaampje van Pacini in de huid voor
registratie van drukveranderingen
Sensoren: indeling naar werkgebied
1. Exterosensoren (m.b.t. buitenwereld): Animale ZS
o liggen aan of nabij het lichaamsoppervlak:
o reuk-, smaak-, (huid)gevoels-, gezichts-, gehoorszin
2. Propriosensoren (m.b.t. houding en beweging): Animale zs
o spier-, pees-, gewrichtskapselsensoriek; evenwichtszin
3. Interosensoren (m.b.t. interne lichamelijke toestand, bv bloeddruk): Autonome zs
o meestal in de wanden van holle ruimten/organen (b.v. bloedvaten,
spijsverteringskanaal, urineblaas);
o sensoren in hypothalamus (b.v. registratie van osmotische waarde van bloed,
(kern)temperatuur)
Sensoren: indeling naar soort prikkel
1. Chemosensoren: chemische prikkels (b.v. reuk-/smaakstoffen; bloedgassen; pH;
osmotische waarde)
2. Mechanosensoren: mechanische prikkels (b.v. aanraking, druk, trilling (huid,
gehoorsorgaan), rek (spierspoeltjes; in blaaswand, longen, spijsverteringskanaal etc. ;
in aorta en a. carotis interna: bloeddrukregistratie), beweging door vloeistofstroming
of houdingsverandering: in evenwichtsorgaan)
3. Thermosensoren: temperatuur (b.v. koude-/warmtesensoren in huid;
temperatuursensor in hypothalamus)
4. Fotosensoren: voor licht (staafjes/kegeltjes in netvlies)
, 5. Nocisensoren: voor schade (chemosensoren: stoffen die bij lesie vrijkomen) of
dreigende schade (mechano- en temperatuursensoren met relatief hoge
prikkeldrempel)
Algemene kenmerken van sensoren
1. Vertaling van informatie over prikkels in opwekking van zenuwimpulsen (verandering
in frequentie)
2. Prikkeldrempel: minimale benodigde prikkelsterkte
3. Specifieke gevoeligheid voor bepaalde prikkelsoort:
o lage prikkeldrempel voor de adequate prikkel
4. Specifieke zintuiglijke gewaarwording horend bij specifiek sensorisch systeem (→
lichtverschijnsel door klap op oog!)
5. Specifiek bereik van sensor voor prikkel (b.v. 3 typen kegeltjes met verschillende
gevoeligheden binnen het elektromagnetische frequentiespectrum van licht)
6. Adaptatie: aanpassing van de sensorreactie aan de prikkel
→ Bij langduriger gelijkblijvende prikkelsterkte verandering in de frequentie van de
opgewekte impulsen:
- Negatief: steeds lager ("gewenning" door verhoging eigen prikkeldrempel;
b.v. constante druk op huid steeds minder gevoeld door verlaging
impulsfrequentie)
- Positief: steeds hoger (b.v. na enige tijd steeds meer kunnen zien na overgang
van lichte naar donkere ruimte)
7. Discriminatievermogen om verschillende prikkels te kunnen onderscheiden (b.v.
aanrakingen op verschillende huidplaatsen; verschillende geluidssterktes/-hoogtes,
etc.)
Gezichtszintuig -
, De oogbol (bulbus oculi) heeft een diameter van 24 mm en bestaat van buiten naar binnen
uit 3 lagen: harde oogrok, vaatvlies en netvlies .
De harde oogrok (sclera):
• is een stevig bindweefselkapsel, voornamelijk
opgebouwd uit collagene vezels;
• heeft de volgende functies:
o in standhouden van de oogbolvorm;
o aanhechtingsplaats voor de 6
oogspieren;
• is grotendeels wit van kleur behalve de
doorzichtige voorkant, het hoornvlies (cornea)
Het vaatvlies (choroidea):
• is een dun, rijk doorbloed vlies;
• bekleedt de hele oogrok, behalve het
hoornvlies;
• vormt aan de voorkant het gekleurde
regenboogvlies (iris) met in het midden de
pupil waardoorheen licht in de oogbol valt; de
iris bevat straalspiertjes en kringspiertjes die
de pupilreflex tot stand brengen;
• bevat het straalvormige lichaam (corpus
ciliare) met de accommodatiespier (m. ciliaris), een kringspier rondom de iris.
Het netvlies (retina):
• ligt tegen het vaatvlies aan;
• bestaat uit twee lagen:
o een zwart gepigmenteerde laag,
grenzend aan het vaatvlies;
o laag met fotosensoren (staafjes en
kegeltjes) en zenuwweefsel
(schakelcellen).
Twee bijzondere plaatsen op het netvlies zijn:
• blinde vlek (diameter 1,6 mm), waar de afferente zenuwvezels vanuit het netvlies
samenkomen en via een opening in de oogbol gebundeld als N. opticus naar de
hersenen gaat; hier bevinden zich geen fotosensoren;
• gele vlek (macula) (diameter 5 mm), in het verlengde van de optische as recht achter
de pupil; bevat voornamelijk kegeltjes en levert het scherpste beeld op.
In de oogbol zitten de lens, het glasachtig lichaam en de oogkamers.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hbovstudent2021. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.79. You're not tied to anything after your purchase.