Medische vakken samenvatting Periode 2
Week 1: Celbiologie
1. Benoemen en herkennen van eiwitsynthese in de cel
2. Benoemen en herkennen van celdeling (mitose en meiose)
De cel is de kleinste functionele levende eenheid. De cel wordt omgeven
door het celmembraan. De cel bestaat uit vocht wat het cytoplasma heet. In
dit cytoplasma zitten verschillende organellen, deze zorgen voor alle
functies van de cel. Dit geheel wordt gereguleerd door de celkern.
Cellen hebben verschillende vormen ondanks dat ze allerlei dingen
gemeenschappelijk hebben.
Celmembraan (omhulsel om elke cel)
Het celmembraan is opgebouwd uit fosfolipiden. Deze hebben een
hydrofiele (houden van water/polaire) kop en een hydrofobe (stoten water
af/apolaire) staart. De staart is opgebouwd uit een dubbele lipiden laag.
Dubbele lipide laag betekent twee lagen van vetmoleculen. De kop van de
fosfolipide zit aan de buitenkant van de cel en de andere kop zit aan de
binnenkant van de cel.
Toegankelijkheid celmembraan
Kleine ongeladen moleculen zoals: H2O, NH3, CO2 en O2 gaan makkelijk door
het celmembraan heen.
Vetoplosbare stoffen gaan makkelijk door het celmembraan heen.
Wateroplosbare stoffen kunnen niet zelfstandig door het celmembraan
heen maar hebben een transport eiwit nodig.
Ionen (geladen moleculen) kunnen ook niet zelfstandig door het
celmembraan heen maar hebben ook een transport eiwit nodig.
Blaasjestransport
Phagocytose: het opnemen en verteren van bijv. een schadelijk organisme
zoals een bacterie of virus.
Pinocytose: Het opnemen en transporteren van opgeloste moleculen.
,Exocytose: Het afgeven van stoffen naar het celmembraan of extracellulaire
omgeving. De stoffen zijn onder andere eiwitten (proteïnen) en
vetmoleculen (lipiden). Dit proces loopt via organellen.
Organellen:
1. Endoplasmatisch reticulum (ER): Een netwerk in het celvocht. Het
speelt een belangrijke rol bij de eiwitsynthese, daarvoor heeft het
ribosomen deze maken de eiwitten. Het ER bestaat uit het ruwe ER,
deze heeft als functie de productie van eiwitten doordat er ribosomen
zitten op het ruwe ER. De productie van eiwitten is in samenwerking
met de celkern en de ribosomen. Ook bestaat het ER uit het gladde ER
wat zorgt voor de productie van onderdelen van het celmembraan.
2. Golgi apparaat: Staat in verbinding met het ER. Heeft verschillende
functies zoals: de verdere uitrijping van eiwitten uit het ER, de
vorming van glycoproteïnen en de vorming van blaasjesstructuren
voor transport en lysosomen. Glycoproteïnen zijn eiwitten die één of
meer suikerketens hebben.
3. Lysosomen: bevatten enzymen die afvalstoffen van de cel kunnen
afbreken (denk hierbij aan bijv. voedsel of een kapot celorganel). Hoe
ouder een cel, hoe meer lysosomen.
4. Mitochondriën: bevatten eigen DNA. Functie: afbraak van suikers
waaruit ATP ontstaat. Dit is nodig voor de energievoorziening voor de
cel, hier is zuurstof voor nodig. Dit gebeurt in dierlijke en planten
cellen.
De vergelijking is: glucose + zuurstof Koolstof + waterstof +
energie zuurgas. Chemisch gezien kun je dit schrijven als : C6H12O6 + 6
CO2 6CO2 + 6H2O + ATP.
5. Centriolen: Aparte structuren die gepaard voorkomen en in een hoek
van 90 graden ten opzichte van elkaar liggen. Ze doen in de cel zelf
niet zoveel maar spelen een belangrijke rol bij de celdeling bij het uit
elkaar halen van de chromosomen.
6. Celskelet: zijn in de cel in drie vormen te vinden: Microtubuli
(Diameter: 25 nm), Actine filamenten (Diameter: 7 nm) en andere
filamenten (Diameter: 10 nm). Microtubuli zorgen voor de stevigheid.
Actinefilamenten kunnen samentrekken zodat er vervorming van de
cel kan ontstaan.
7. Celkern (nucleus): Bevat een kernlichaampje, de nucleolus (bevat
RNA). De rest van de celkern bevat chromatine, dit is DNA. Er worden
, ook bepaalde boodschappen (bijv mRNA) geproduceerd die de
celkern moeten verlaten. Dit gebeurt doordat er gaatjes (nucleaire
poriën) in het binnenste en buitenste celmembraan van de kern
zitten. Door de poriën kunnen de boodschappen naar binnen en naar
buiten. De nucleolus dient als voorraad voor RNA. RNA bevat de
boodschap voor de aanmaak van eiwitten.
Bouw DNA
De mens heeft 23 paar chromosomen. Deze worden gerangschikt op lengte.
Er zijn ook een paar geslachtchromosomen. XX voor de vrouw en XY voor
de man. De chromosoom bestaat uit opgerold DNA. Uitgerold heet dit
chromatine. Alleen tijdens de celdeling zijn de chromosomen zichtbaar.
DNA bestaat uit een dubbele verbinding. De dubbele verbinding bestaat uit
stikstofbasen: adenine, guanine, cytosine en thymine. De A zit altijd
tegenover de T. De G zit altijd tegenover de C. A en G heten purines. C en T
heten pyrimidines. Het 5’einde is waar een fosfaatgroep aanwezig is. Het
3’einde is waar een OH groep (hydroxyl groep) aanwezig is.
DNA replicatie (DNA verdubbeling)
DNA replicatie gebeurt bij de celdeling. De template strand is de originele
streng DNA. Hier wordt een nieuwe strand aangemaakt.
Eiwitsynthese
Transcriptie: DNA wordt overgeschreven naar RNA
Translatie: RNA wordt vertaald naar eiwit (polypeptide). Hierbij heb je
tRNA, ribosomen en mRNA nodig.
Transcriptie
DNA wordt overgeschreven naar RNA. Neem als voorbeeld een stukje DNA.
Het DNA bestaat uit een gen. Dit is een bepaalde eigenschap, zoals oogkleur.
Het stuk waar de transcriptie plaats gaat vinden heet de transcriptie unit.
Het startpunt waar de transcriptie begint is de promotor. Het punt waar de
transcriptie eindigt is de terminator. Het eiwit RNA polymerase bindt aan
de promotor en begint aan de transcriptie. In het nederlands vertaald heet
RNA polymerase het RNA langeketenmaakenzym. De letter T bestaat niet in
RNA. In RNA zijn de letters A, G, C, U. De thymine is dus vervangen door
uracil. Het RNA is afkomstig uit de nucleolei. Het RNA polymerase kan
alleen aan de 3’kant beginnen van het DNA. Tijdens de transcriptie gaat het
, RNA polymerase van het 3’einde naar het 5’einde. De nieuwe streng van het
RNA wordt gemaakt in de richting van 5’ 3’. Drie basen (bijv. AAG) heet
een codon.
TATA box zorgt voor het aanhechten van de RNA polymerase. Even
verderop is een startpunt.
Elongatie: voortschrijden van de aanmaak van het RNA. Dit gaat door tot
het stoppunt (terminator).
Terminatie: het beeindigen van de transcriptie. Op dat moment zal het RNA
polymerase ook weer loslaten.
Pre-mRNA: RNA wat nog bewerkt moet worden. De intronen moeten eruit
worden geknipt door enzymen. Intronen zijn stukjes DNA die niet coderen
voor een eiwit. Exonen coderen wel voor eiwitten, dit is dus wel bruikbaar
DNA. Het mRNA (messenger RNA) is het RNA wat ontstaat na het bewerken
van Pre-mRNA.
Translatie
Het mRNA gaat vanuit de kern door de poriën naar het ruw ER. tRNA
(transport RNA) zit in het cytoplasma en dat zijn stukjes met RNA. Deze
hebben een aminozuur aanhechtingsdeel aan de ene kant en een anticodon
aan de andere kant. Een anticodon bestaat uit 3 basen die passen op 3
basen van het mRNA. Ze zijn complementair aan elkaar dat betekent dat ze
precies op elkaar passen.
Translatie: Er is een startdeel (A zijde), bindingsdeel (P zijde) en een
verlaatdeel (E zijde). Bij de P zijde bindt het tRNA met het anticodon. Deze
past precies op een stukje mRNA. Bij de E zijde wordt het tRNA weer
losgelaten van het ribosoom. Er wordt langzaam een eiwit (polypeptide)
gemaakt doordat elk codon van het mRNA staat voor een aminozuur. Er
worden naarmate het mRNA verder wordt afgelezen steeds meer
aminozuren aangekoppeld. Er zijn 64 mogelijke lettercombinaties voor een
codon. In totaal 20 aminozuren.
Startcodon: AUG
Stopcodons: UAA, UAG, UGA.
Dus 60 mogelijke lettercombinates voor de codons voor de andere 19
aminozuren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lukajansen1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.