De hoofdstukken die in de studiehandleiding zijn weergegeven. h 1,2,4,5,6,7,8,10,11,12,13,14,15,17,1
January 19, 2021
114
2020/2021
Summary
Subjects
bestuurskunde
europa
politiek
european governance
governance
ba3
ru
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
More summaries for
McCormick Summary European Union Politics for SEEU MAN-BCU348a
All lectures European Integration
Summary Space & Environment in the European Union - SEEU
All for this textbook (6)
Written for
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Bestuurskunde
European Governance (MANBCU336)
All documents for this subject (17)
1
review
By: fardauvanakker • 3 year ago
Seller
Follow
myrthe1008
Reviews received
Content preview
European Union Politics - John McCormick
Introduction
Er kunnen twee lessen getrokken worden uit de Brexit:
1. Mensen hebben niet goed door wat het lidmaatschap van de Europese Unie inhoudt.
2. De moeilijkheden m.b.t. het verlaten van de EU laten zien hoe diep de landen van de EU met
elkaar geïntegreerd zijn.
De EU zou beter begrepen moeten worden en gezien moeten worden als deel van een groter
globaal verhaal dan alleen maar internationale betrekkingen. We moeten de EU benaderen d.m.v.
meerdere studies over internationale betrekkingen, vergelijkende politiek en relatief nieuwe
globale studies. De EU wordt ook anders gezien door voor- en tegenstanders. Dit boek zal alle
kanten toelichten.
Chapter 1: History and Ideas
States and nations
Het begrijpen van het begrip ‘staat/natie’ is belangrijk. De lijnen van de Europese Staat begonnen
goed zichtbaar te worden tijdens de Peace of Westphalia (hier werd de 80-jarige en 30-jarige
oorlog beëindigd). De term Westphalian system wordt hedendaags nog gebruikt als kort voor
‘internationale orde’.
Tegenwoordig wordt nog veel discussie gevoerd over de specifieke definitie van een staat.
Een staat is een legaal politiek entiteit dat 5 sleutelelementen heeft:
1. Bestuur
2. Populatie
3. Legitimiteit
4. Territorium
5. Soevereiniteit
Geen van deze elementen is ooit absoluut geweest, omdat een staat altijd verandert net als de
autoriteit van een staat zich ontwikkelt.
Naast staten moeten we ook de onderscheidende aanspraken en kwaliteiten van naties begrijpen.
Als een staat een legale politieke entiteit is, dan is het vooral een culturele entiteit. Nationale
identiteit begon tijdens de Franse Revolutie op te komen. Een identificatie met een staat brengt
vaak nationalisme met zich mee. Nationalisme heeft vaak instabiliteit en conflict met zich
meegebracht. Ook hedendaags is er nog altijd twijfel over de negatieve gevolgen die staten met
zich meebrengen, zoals racisme en het onnodig onderscheiden van verschillende mensen. In de
21e eeuw worden de lijnen van soevereiniteit, onafhankelijkheid en legitimiteit vager.
International organizations
Sinds de WOII hebben we een groei gezien van staten. De motieven zijn anders, denk aan het
verbeteren van de handel of aan het bereiken van vrede. Sommige staten hebben het handig
gevonden om een international organisation (IOs) de creëeren. Hierin kunnen representatieven
samenwerken, kennis uitwisselen en internationale overeenkomsten monitoren. De meeste IOs
vallen in de volgende 2 categorieën:
1. NGOs: International nongovernmental organizations (niet-gouvernementele organisatie). Dit
zijn organisaties die gevormd worden door individuen of representatieve van een privé-
organisatie. NGOs bevatten ook groepen als Amnesty International, Greenpeace en het
Rode Kruis.
2. IGOs: Intergovernmental organisations (intergouvernementele organisatie). De leden van
een IGO zijn leden van staten wiens doel is het promoten van samenwerking tussen
regeringen. Onderdeel hiervan zijn de VN, WTO, NATO en Interpol.
Verschil is dus: een NGO ontstaat door een privé-initiatie, een IGO is daarentegen een
internationale organisatie van exclusief staten die ook de oprichters ervan zijn.
In tegenstelling tot staten, controleren IGOs geen territorium. Internationale samenwerking kan
leiden tot regional integration. Dit is een proces dat Haas (1958) heeft samengevat. Hij zegt het
volgende erover: “Politieke actoren in verschillende nationale omgevingen worden overgehaald om
1
,hun loyaliteit, verwachtingen en politieke activiteiten te verschuiven naar een nieuw centrum,
waarvan de instellingen jurisdictie over de reeds bestaande nationale staten bezitten of eisen”.
Dit gebeurd meestal wanneer een groep van staan samen een regional Integration association
(RIA) vormen. Dit is gecreëerd om collectieve actie te bemoedigen en gemeenschappelijke regels
over gemeenschappelijke interesses te ontwikkelen. Regionale integratie impliceert de oprichting
van instellingen die de bevoegdheid hebben om nieuwe regels en beleidsmaatregelen te maken
op gebieden waar hun leden hebben afgesproken samen te werken. De instellingen zijn echter zo
opgezet dat de regeringen een sleutelrol spelen bij de goedkeuring en uitvoering van die regels en
beleidsmaatregelen.
De motieven achter integratie verschillen, maar in de meeste gevallen gaat het om
economische samenwerking.
Figuur 1.3: De verschillende stadia in het proces van regionale integratie
1. Akkoord van vrijhandelszone met het wegnemen van interne handelsbelemmeringen terwijl
een gemeenschappelijk buitentarief tegen niet-leden gehandhaafd blijft.
2. De totstandbrenging van een interne markt met het wegnemen van interne belemmeringen
voor het vrije verkeer van personen, kapitaal, goederen en diensten.
3. Pogingen om de monetaire unie te bevorderen, waarbij kleinere valuta’s zijn gekoppeld aan
een leidende valuta of pogingen worden ondernomen om overeenstemming te bereiken
over één enkele valuta.
4. RIAs praten vaak in algemene termen over de waarde van vrede en politieke
samenwerking, en zelfs van een politieke ‘eenheid’, tot dusverre is het idee van een
politieke unie te controversieel geweest om meer te zijn dan een theoretisch doel.
From federalism to functionalism
Surveys na de WOII hebben laten zien dat inwoners bang waren dat de staat weer heropgebouwd
zou worden door de elite en dat conflict en oorlog weer opnieuw terug zou komen. Het antwoord
op dit probleem ligt in het federalisme, of een poging om het Europese staatssysteem te
vervangen door een Europese federatie.
Federalisme: betekent het promoten van of ondersteunen van het idee van een federatie. Voor
Europese federalisten betekent dit een geloof in de verdiensten van het werken aan de vervanging
van het EU staatssysteem door een nieuwe EU federatie, of een Verenigde Staten van Europa.
In 1946 werd de European Union of Federalists opgericht waarvan het eerste congres in Den
Haag was. Een federalist was Jean Monnet. Hij zag federalisme als een eindtoestand die alleen
geleidelijk bereikt kon worden. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zag hij als een
goede beginstap, het zou leiden tot een uitbreiding van gebied van politiek. Deze Monnet
methode of ‘federalism by instalments’ werd bekritiseerd door Altiero Spinelli. Hij
beargumenteerde dat het voorstel van Monnet leed onder het gebrek aan politiek centrum, of het
leiderschap om het proces voort te zetten.
Een ander die kritiek leverde was David Mitrany en hij stond aan het begin van het
functionalisme. Mitrany beargumenteerde dat de belangrijkste uitdaging was om de
gemeenschappelijke belangen van iedereen samen te voegen zonder zich overmatig te mengen in
de specifieke manieren van iedereen.
Functionalisme: de theorie dat als staten functioneel specifieke interstatelijke instellingen en
agentschappen creëren, regionale integratie zijn eigen interne dynamiek zal ontwikkelen en vrede
kan worden bereikt door het creëren van een web van interstatelijke banden zonder de noodzaak
van grote intergouvernementele overeenkomsten.
Neofunctionalism and integrative potential
Mitrany was geïnteresseerd in het bereiken van wereldvrede, niet alleen EU-vrede. Zijn
argumenten waren niet zozeer een theorie, er werden geen argumenten gegeven hoe die vrede
2
,dan bereikt zou moeten worden. Deze tekortkoming werd aangepakt door Haas, waarin hij de
grand theory ontwikkelde a.d.h.v. de nog nieuwe EGKS die ging over regionale integratie. Zijn
werk vroeg zich af hoe samenwerking in specifieke economische sectoren leidde tot diepere
economische integratie in Europa, en vervolgens tot bredere politieke integratie, waardoor de
theorie van neofunctionalisme ontstond.
Neofunctionalisme: de theorie dat staten niet de enige belangrijke actoren zijn bij inspanningen tot
integratie, en dat supranationale instellingen, belangengroepen en politieke partijen allemaal een
sleutelrol spelen.
Haas wilde begrijpen hoe en waarom staten vrijwillig samenwerkten met hun buren terwijl ze
nieuwe technieken ontwikkelden om conflicten op te lossen. Hij kwam tot de conclusie dat
integratie opzettelijk moest worden aangemoedigd door politieke en economische actoren die
eigenbelang nastreven. Deze actoren werkten op subnationaal en supranationaal niveau. De rol
van de deelstaat regeringen was alleen om op deze ontwikkelingen in te spelen, ze te accepteren,
te negeren, omzeilen of saboteren.
Haas stelde ook dat als er een nieuwe regionale organisatie opgesteld werd, men pas de
gevolgen van integratie goed kon zien op het moment dat er op een ander vlak ook een
samenwerking was. Integratie zou op een gegeven moment gaan groeien, een eigen leven gaan
krijgen d.m.v. het fenomeen spillover. Dit is een proces waarbij ‘een bepaalde actie, gerelateerd
aan een specifiek doel, een situatie creëert waarin het oorspronkelijke doel kan worden verzekerd
door verdere acties te ondernemen, die op hun beurt weer een voorwaarde creëren en een
behoefte aan meer actie’ (Lindberg, 1963).
Nye (1970) bouwde voort op Haas en argumenteerde dat regionale integratie een integratie
potentieel bevatte dat bepalend was voor de mate waarin verschillende groepen staten
waarschijnlijk zouden slagen in hun inspanningen, en dat dit afhing van verschillende
voorwaarden:
• De economische gelijkheid en compatibiliteit van de betrokken staten
• De mate waarin elitegroepen die het economische beleid in de lidstaten beheersten,
hetzelfde dachten en dezelfde waarden koesterden
• De aanwezigheid en de omvang van de activiteit van belangengroepen, waarvan de
afwezigheid de integratie bemoeilijkte.
• Het vermogen van de lidstaten om zich aan te passen aan en te reageren op publieke eisen,
die op hun beurt afhingen van de mate van binnenlandse stabiliteit en het vermogen van
besluitvormers om te reageren.
The spotlight moves to government
Hoffmann stelde dat het neofunctionalisme zich teveel concentreerde op het integratieproces
zonder voldoende aandacht te besteden aan de mondiale context. Hij stelde dat nationale
belangen nog steeds een belangrijke rol speelden in de Europese politiek, en dat hoewel spillover
had gewerkt in sommige gebieden, het was vertraagd tot het stroompje in gebieden met ‘hoge
politiek’ (denk aan buitenlands- en veiligheidsbeleid). Het was voor de EEG gemakkelijker
geworden om overeenstemming te bereiken over negatieve maatregelen dan positieve
maatregelen die een pijnlijkere transformatie van bestaande praktijken vereisten. De eerste
integratiestappen waren makkelijk geweest, maar naarmate er meer vitale belangen op het spel
kwamen te staan, werd het proces moeilijker (Hoffmann, 1965).
Hij ging zich focussen op het idee van intergouvernementalisme. Hij voerde aan dat enkel de
nationale regeringen juridische soevereiniteit hadden, politieke legitimiteit die voortkwam uit de
verkiezing en de autoriteit had om het tempo van de integratie te bepalen. Intergouvernementele
ideeën staan in contrast met supranationalisme, dat de EU ziet als de ontmoetingsplaats van de
vertegenwoordigers van de lidstaten.
Intergouvernementalisme: Dit is zowel een theorie als een model, gesteund door het realisme, dat
de EU primair ziet als een ontmoetingsplaats waar vertegenwoordigers van lidstaten met elkaar
onderhandelen in een poging tot consensus te komen, maar streeft staatsbelangen na en besteed
3
, minder aandacht aan de bredere belangen van de gemeenschap en staten. Het gaat om besluiten
die uitsluitend door nationale regeringen samen worden genomen en dus niet door een instelling
die boven de lidstaten staat, zoals de Europese Unie.
Supranationalisme: Een andere theorie en model gebaseerd op het idee dat de IGOs het forum
wordt voor de behartiging van de gezamenlijke belangen van de staten die bij de samenwerking
betrokken zijn, en dat er een overdracht van bevoegdheden aan die IGOs plaatsvindt.
Het belangrijkste probleem bij intergouvernementalisme is dat beslissingen van regeringen niet
geïsoleerd kunnen worden behandeld, en dat regeringen onderhevig zijn aan economische en
sociale krachten die hen aanmoedigen om samen te werken of hen ontmoedigen. Ook de
motieven achter de samenwerking lopen uiteen: regeringen zijn misschien verantwoordelijk voor
het nemen van belangrijke beslissingen maar ze worden vaak gedwongen die beslissingen te
nemen door omstandigheden.
Logischerwijs is de sleutel tot het begrijpen van de EU het combineren van supranationalisme en
intergouvernementalisme. In de jaren 80 en 90 ontstond een nieuwe theoretische benadering in
de vorm van liberaal intergouvernementalisme. Moravcsik spreek van een twee-level spel. De
standpunten van de regeringen van de lidstaten worden op nationaal niveau bepaald, en de
Europese integratie vordert dan als resultaat van afspraken tussen de regeringen die op Europees
niveau onderhandelen.
Liberal intergouvernmentalism: een theorie die elementen van neofunctionalisme en
intergouvernementalisme combineert, met het argument dat intergouvernementele koopjes
worden gedreven door druk vanuit het binnenlands niveau.
Chapter 2: What is the European Union?
Where to start?
Hoe kunnen we de EU als instelling het beste begrijpen? Er zijn ten minste 5 mogelijke opties
voorgesteld, maar elk biedt zijn eigen uitdagingen.
1. De EU beschouwen als een internationale organisatie (IO): haar instellingen hebben weinig
of geen gezag en de EU neemt haar belangrijkste besluiten d.m.v. onderhandelingen en
onderhandelingen tussen regeringen.
2. De EU te zien als een vereniging voor regionale integratie (RIA): het is vergelijkbaar met
andere regionale blokken zoals de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (ASEAN) of
de Afrikaanse Unie, waarbij opnieuw gebruik gemaakt wordt van benaderingen van
internationale betrekkingen.
3. De EU als uniek beschouwen. Dit is passief.
4. Het beschouwen als een politiek systeem op zich: het is een Europese superstaat, en de
structuur en de werkingsprincipes ervan kunnen worden vergeleken met de conventionele
staten. Dit kan het beste worden begrepen a.d.h.v. de benaderingen van de vergelijkende
politiek, met een bijzondere aandacht voor federalisme en confederalisme.
5. De EU als een hybride organisatie beschouwen: het is een mix van bovenstaande dingen.
The comparative approach
Doordat er sinds de jaren 80 veel veranderd is, concluderen sommigen dat de EU beschouwd
moet worden als een politiek systeem op zich, gebruikmakend van de methoden en principes van
vergelijkende politiek.
Comparative politics: de systematische studie van overheid en politiek in verschillende settings,
bedoeld om ze beter te begrijpen door hun contrasten en overeenkomsten naar voren te brengen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller myrthe1008. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.