Inleiding recht, kwartiel 3
Week 1
Hoofdstuk 1 Inleiding in het recht
Recht heeft geen vaste betekenis maar wel een aantal karakteristieken:
1. Gedragsregels
2. Met doel maatschappij te ordenen
3. Vastgesteld door de overheid
4. Afdwingbaar, sancties op het niet naleven van de rechtsregels
Recht heeft drie functies:
1. Geeft informatie over welke rechten en plichten we hebben
2. Leert ons hoe we ons moeten gedragen en wat van ons wordt verwacht
3. Rechtsregels sturen ons leven en handelen, pas bij problemen of conflicten komen de regels
aan de oppervlakte
“Een ieder wordt geacht de wet te kennen”. Dit rechtsbeginsel betekent niet dat elke Nederlander
alle wetten moet kennen maar het betekent wel dat de Nederlander de wet dient te kennen die op
haar van toepassing is in de omstandigheden waarin zij zich bevindt.
Kernwaarden van de rechtspraak zijn:
▪ Iedereen gelijk: voor de rechter is iedereen gelijk. Eerlijke, onafhankelijke en onpartijdige
rechtspraak is cruciaal voor een rechtvaardige samenleving. De rechter zorgt ervoor dat voor
iedereen dezelfde regels gelden. Dat geeft vertrouwen in de samenleving.
▪ Hoger beroep: wie het niet eens is met een vonnis, kan in hoger beroep gaan. Een hogere
rechter kijkt opnieuw naar de zaak, met een frisse blik.
Eigenrichting: in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te gebruiken.
Eigenrichting is niet geoorloofd als burgers dit doen, alleen de overheid (politie en leger) mogen in
beginsel het recht met behulp van geweld handhaven. De overheid heeft het monopolie op de
rechtshandhaving met behulp van dwangmiddelen. Een klassiek voorbeeld waarin geoorloofde
eigenrichting wel mogelijk is staat in art. 5:44 BW, dit gaat over overhangende takken.
In Nederland hebben rechters een eigen terrein waarop zij rechtspreken, zij zijn lid van de zittende
magistratuur. Dit omdat de rechters (rechtelijke ambtenaren) in de rechtszaal blijven zitten als zij
aan het woord zijn.
Een juridisch probleem wordt eerst door een lagere rechter in een van de elf rechtbanken bekeken
en beoordeeld, de rechtbank is dus het eerste gerecht. De rechtbank kent meervoudige kamers met
drie rechtsprekende rechters, en enkelvoudige kamers met één rechtsprekende rechter (kanton- en
politierechter zijn voorbeelden).
,Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak van de rechter in de rechtbank, dit noemen
we een vonnis, kan hij de zaak aan een hogere rechter voorleggen en dan kan hij in hoger beroep
gaan bij een van de vier gerechtshoven. De rechters bij het gerechtshof noemen we raadsheren. In
de regel spreekt het gerechtshof recht in een meervoudige kamer, dus rechtspraak door drie
raadsheren. Eenvoudige zaken worden echter door één raadsheer behandeld.
Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak van het gerechtshof, dit noemen we een
arrest, dan is het onder voorwaarde mogelijk om het geschil voor te leggen aan de Hoge Raad, het
hoogste rechtscollege in Nederland. Dit heet in cassatie gaan. Ook de rechter in de Hoge Raad
noemen we een raadsheer, deze raad spreekt met vijf raadsheren.
In hoger beroep kijkt de rechter nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed heeft
beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het recht juist is toegepast. De uitspraak van het
gerechtshof komt in plaats van het vonnis van de rechtbank.
In cassatie wordt door de Hoge Raad niet opnieuw gekeken of de feiten wel kloppen, er wordt
gekeken of de lagere rechter het recht wel goed heeft toegepast. Als de Hoge Raad oordeelt dat het
recht niet goed is toegepast wordt de zaak terugverwezen naar lagere rechter die opnieuw oordeel
moet doen.
Sanctie: een middel om naleving van bijvoorbeeld een voorschrift af te dwingen, of is een straf voor
een overtreding.
Last onder dwangsom: bij het begaan van een overtreding moet de overtreder voor bijvoorbeeld
elke dag dat hij de overtreding niet ongedaan maakt een geldbedrag betalen.
Objectieve recht: omvat de rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld of erkend met het doel
de samenleving te ordenen en die -in beginsel door sancties- gehandhaafd kunnen worden. Het zijn
de rechtsregels die op het moment in Nederland gelden. Het objectieve recht wordt ook wel
aangeduid met positief recht of geldend recht.
Indeling van het recht:
▪ Publiek en privaat recht
▪ Materieel en formeel recht
▪ Objectief en subjectief recht
▪ (Semi)dwingend en aanvullend recht
, Privaatrecht houdt zich bezig met de rechtsverhouding tussen burgers onderling terwijl individueel
belang centraal staat, de gunfactor ‘mogen’ zit hier in. Bij publiekrecht gaat het om de verhouding
tussen de burgers en de overheid en staat het algemeen belang centraal, het is altijd de overheid die
iets van de burgers vraagt.
▪ Privaatrecht: het gedeelte van het objectieve recht dat zich bezighoudt met de
rechtsverhouding tussen personen onderling. Onder persoon kun je de natuurlijke persoon
verstaan of de rechtspersoon. Een natuurlijk persoon is een mens die het hele leven de
drager is van rechten en plichten. De rechtspersoon is een organisatievorm die voor veel
handelingen net als natuurlijke personen aan het rechtsverkeer mag deelnemen.
Voorbeelden van rechtspersonen zijn de stichting, vereniging, naamloze vennootschap (nv)
en de besloten vennootschap (bv) met beperkte aansprakelijkheid.
▪ Publiekrecht: het gedeelte dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen burgers en
de overheid. Het staats- en publiek recht, evenals het strafrecht en het recht van de
Europese Unie, maken deel uit van het publiekrecht. Het publiekrecht is dus van toepassing
als de overheid een specifieke overheidshandeling uitvoert die alleen zij kan uitvoeren en
verrichten.
Bestuursorganen:
▪ Gemeente: college van burgemeesters en wethouders
▪ Provincie: college van gedupeerde staten
▪ Rijksoverheid: minister
▪ Materieel recht: bevat regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen tussen
burgers onderling en tussen burgers en de overheid, maar ook tussen overheden onderling.
Het gaat om de rechten die jij hebt.
▪ Formeel recht (procesrecht): geeft regels voor de manier waarop de regels van het materiele
privaatrecht gehandhaafd kunnen worden, dus de regels die aangeven hoe iemand zijn
privaatrechtelijke rechten kan afdwingen tegenover anderen. Gaat erover hoe je de rechten
kan laten gelden die jij hebt.
Het Wetboek van Strafvordering (Sv) geeft regels voor de wijze waarop de regels van het materiele
strafrecht gehandhaafd kunnen worden; het betreft regels die aangeven hoe de overheid de
verplichtingen uit bijvoorbeeld het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan afdwingen. De regels van het
procesrecht worden aangeduid met formeel recht.
▪ Objectief recht: bestaat voor een belangrijk deel uit geschreven en ongeschreven regels
(normen), wat er mag, wat er moet en wat er verboden is. Het woord ‘recht’ heeft de
betekenis van het geheel van rechtsregels dat in Nederland op dit moment van kracht is.
▪ Subjectief recht: slaat op de bevoegdheid die een persoon heeft tegenover één of andere
personen. In deze betekenis is het recht gekoppeld aan een persoon, een subject.
Het objectieve recht verleent subjectieve rechten.
Subjectieve rechten komen toe aan personen. Deze personen worden rechtssubjecten genoemd.
Deze rechtssubjecten kunnen rechten uitoefenen en betreffen vaak stoffelijke voorwerpen die voor
menselijke beheersing vatbaar zijn.
Het voorwerp van recht wordt aangeduid met rechtsobject zoals huizen, fietsen, boeken en dieren.
▪ Dwingend recht: de wetgever legt de burgers voorschriften op waarvan zij niet mogen
afwijken, er wordt onvoorwaardelijk gedwongen ook al willen de burgers dit niet. Bij
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jonibeerthuizen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.