samenvatting van nectar 5vwo HELE LEERBOEK H9 t/m H16
Deze samenvatting is door mijzelf gemaakt voor mijn eigen SE, er kunnen dus foutjes in staan. Als er dingen missen of fout staan, laat het mij dan a.u.b. weten!
Succes met leren!
Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
5
All documents for this subject (5605)
Seller
Follow
rooszandvliet
Reviews received
Content preview
H9: Bloedsomloop
Insecten hebben een open bloedsomloop. Een vis heeft een gesloten bloedsomloop, deze is
echter wel enkelvoudig. Amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren hebben een gesloten
bloedsomploop.
Bij vogels en zoogdieren is er sprake van een kleine bloedsomloop. De rechterkamer pompt
bloed door de longslagaders naar de longen, waar het bloed in de longhaarvaten O2
opneemt en CO2 afstaat. Het bloed stroomt vervolgens via de longaders naar de
linkerboezem van het hart.
De linkerkamer pompt zuurstofrijk bloed via de aorta en de slagaders naar de organen, waar
(een deel van) de zuurstof met de cellen diffundeert.
Zuurstofarm bloed uit de organen vandaan komt ia aders in de holle aders. In de
rechterboezem terecht
Als je spreekt over de grote bloedsomloop bedoel je de route hart-aorta-slagaders-orgaan
(haarvaten)-aders-holle ader-hart
De naamgeving van bloedvaten:
Een slagader is vernoemt naar het orgaan dat het heen gaat.
Een ader is vernoemt naar het orgaan waaruit het vandaan komt.
De onvertakte slagader die uit het hart komt heet de aorta.
De aders die het hart voorzien van stoffen noem je de kransslagaders.
Een dubbele gesloten bloedsomloop maakt het mogelijk snel en gericht veel zuurstofrijk
bloed naar bijvoorbeeld de hersenen of spieren te brengen
Elke harthelft bestaat uit een boezem en een kamer.
Een hartslag kent drie fasen:
1. De diastole: het vullen van de kamers.
De kamers en boezems zijn ontspannen, daarna persen de boezems samen om
het bloed de kamers in te duwen.
Slagaderkleppen dicht, hartkleppen open
2. De systole: Het leeg persen van de kamers.
De kamers trekken samen
Slagaderkleppen open, hartkleppen dicht
3. Een korte pauze.
Als je met een stethoscoop luistert hoor je per hartslag twee tonen. Dit is het geluid van het
sluiten van de kleppen.
De embryonale bloedsomloop
Voedingsstoffen en zuurstof via de navelstreng uit de placenta.
Zuurstofrijk bloed vanuit de navelstreng mengt in de lever en in de onderste holle
ader met zuurstof arm bloed.
Bloed gaat voor een groot deel via het ovale venster van de rechter naar de linker
harthelft en slaat de longen over.
Sommig bloed stroomt bloed via de ductus Botalli (een verbinding tussen de
longslagader en de aorta)
Na de geboorte zijn er een paar veranderingen:
1. Bloedvaten tussen de navelstrengader, de holle ader en de lever sluiten.
2. De longen ontvouwen zich (door huilen van de baby). Bloed stroomt nu via het
hart naar de longen en terug. Lucht geeft namelijk minder weerstand dan het
vruchtwater waarmee de longen eerst gevuld waren.
3. De druk in de linkerharthelft is groter dan die in de rechterharthelft. Het ovale
venster sluit.
, 4. De ductus Botalli sluit.
Door het samentrekken van de hartkamers ontstaat bloeddruk. Door de druk rekken de
wanden van de slagaders een beetje uit. De pompdruk gaat tijdelijk omhoog.
De bovendruk wordt ook wel de systolische druk genoemd, de onderdruk noem je de
diastolische druk
De bloeddruk wordt beïnvloedt door de elasticiteit van de bloedvaten en door de staat van
de bloedvaten. Als er veel littekentjes zitten in de wand wordt deze verdikt. Door cholesterol
ophoping kan atherosclerose ontstaan.
De bloeddruk wordt gemeten met een manchet rond de bovenarm. Er wordt lucht in de
manchet gepompt. Als de armslagader helemaal is dichtgedrukt is er geen polsslag. De arts
luistert met een stethoscoop en hoort dan helemaal niks. De druk wordt langzaam van de
manchet afgehaald. Als de druk iets lager is dan de druk in de linkerkamer hoort de arts een
stroompje door de slagader gaan. Dit is de bovendruk. De druk in de manchet wordt verder
afgenomen, tot het persgeluid weer verdwijnt. Dit is de onderdruk.
De druk in het hart is het hoogst. Door de weerstand in de bloedvaten neemt die druk af.
Hoe verder van het hart af, hoe lager de druk.
Ecg = elektrocardiogram = een registratie van de elektrische activiteit van het hart, die een
gevolg is van het samentrekken en ontspannen van de boezems en de kamers
Het samentrekken van de hartdelen ontstaat door de activiteiten van het
prikkelgeleidingssysteem. De elektrische impuls begint in de sinusknoop (in vast ritme
afgeven prikkels). De spiervezels in de buurt trekken samen (zorgt voor weer stroompje
golf beweging). Het stroompje komt ook in de AV-knoop. Deze geeft met vertraging het
stroompje door aan de kamers. De kamers trekken iets later samen dan de boezems.
Vanuit de AV-knoop gaat het stroompje via de bundel van His naar beneden naar de
Purkinjevezels. De kamersystole beweegt daardoor van beneden naar boven. Het bloed
wordt zo de slagaders in geduwd.
Hartminuutvolume= de hoeveelheid bloed die een hartkamer per minuut wegpompt.
Slagvolume = de hoeveelheid bloed die een kamer per hartslag wegpompt.
Neemt toe bij inspanning, de kracht waarmee het bloed weggeduwd wordt ook groter, er
volgt een groter hartminuutvolume en een gestegen bloeddruk
Bij inspanning wordt ook de verdeling van het bloed anders. De kringspiertjes voor een
orgaan trekken samen als er minder bloed nodig is en ontspannen als er extra bloedtoevoer
nodig is. (tijdens sporten veel naar spieren en weinig naar de huid (in procent))
Je bloed bestaat uit bloedplasma, witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes.
Rode bloedcellen transporteren CO2 en O2
Witte bloedcellen spelen een rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers
Bloedplaatjes zijn afgesplitste delen van bepaalde typen bloedstamcellen. Ze spelen
een rol bij bloedstolling.
De meeste stoffen die je bloed vervoert zijn opgelost in je bloedplasma. O.a. een deel van het
zuurstof in je bloed
In je bloed zitten ook eiwitten. Deze zorgen voor transport van moeilijk oplosbare stoffen,
zoals ijzer en vetten.
Eiwitmoleculen zijn lange ketens aminozuurmoleculen. Ze zijn niet opgelost in je bloed maar
heel fijn verdeelt. Ze vormen een colloïd.
Rode bloedcellen ontstaan in het rode beenmerg. Ze worden gevormd door stamcellen van
het rode beenmerg. Je lever en milt breken slechte/oude rode bloedcellen af.
Een rode bloedcel heeft geen kern en geen mitochondriën. Het bevat veel
hemoglobinemoleculen.
, Een hemoglobinemolecuul bestaat uit vier eiwitketens met elk een heemgroep. Elke
heemgroep bevat een ijzer ion (Fe+) geeft de donkerrode kleur.
Hb + O2 (evenwichtspijlen) HbO2
noem je oxigenatie, geen oxidatie want er is geen elektronenoverdracht
In de hartspier en skeletspieren zit myoglobine, een eiwit dat ook O2 kan binden.
Myoglobine werkt als een zuurstof voorraad. Het heeft namelijk een hogere affiniteit meet
O2 dan hemoglobine. Het neemt dus O2 over van zuurstof.
Een myoglobinemolecuul heeft één heemgroep en kan één zuurstofmolecuul binden.
Hemoglobine krijgt meer affiniteit met zuurstof als er meer zuurstofmoleculen binden. Het
kan zo in je longen zuurstof opnemen en in je spieren zuurstof afgeven.
Je hebt verschillende soorten bloedvaten
1. Slagaders
Brengen bloed van het hart naar de organen
Gladde dekweefselcellen
Bij de organen zijn kleine kringspiertjes om de bloedtoevoer te beïnvloeden
Erg sterke elastische wand om de hoge bloeddruk te kunnen weerstaan.
2. Aders
Voeren bloed vanaf de organen terug naar het hart
Gladde dekweefselcellen
Bewegingen van skeletspieren zorgen samen met de kleppen in de aders ervoor
dat het bloed in de aders (tegen zwaartekracht in) terug gaat naar het hart.
3. Haarvaten
Hier vindt de uitwisseling van stoffen met cellen plaats
Heeft alleen een laag dekweefselcellen met een basaal membraan. Kleine
openingen tussen dekweefselcellen i.v.m. stofuitwisseling
Lage snelheid door de grote totale diameter.
Een bloedvat is opgebouwd uit cellen. De binnenste laag bestaat uit dekweefsel van één
cellaag dik. Om deze laag zit een basaal membraan, dit bestaat uit eiwitten en
collageenvezels. Dit zorgt voor de stevigheid. Dit middelste laag is gemaakt van bindweefsel
en glad spierweefsel. De buitenste laag is bindweefsel.
Een verdikking in een bloedvat komt door een kleine beschadiging, er blijft plaque op zitten.
Dit noem je atherosclerose (aderverkalking). Een bloedvat kan zo dichtraken, een infarct.
Dit gebeurd er als een bloedvat beschadigd raakt:
1. Spieren rond het bloedvat trekken samen en verminderen daarmee het bloedverlies
2. Bloedplaatjes hechten aan het beschadigde, basale membraan, plakken aan elkaar en
vormen een ‘plaatjesprop’. bloedplaatjes geven stoffen af die andere bloedplaatjes
aantrekken en de bloedvatspieren stimuleren om samen te trekken, ze geven ook de
plaatjesfactor af.
3. Plaatjesfactor + tromboplastine (beschadigde weefselcellen) + stollingsfactoren +
vitamine K + calciumionen cascade waarbij trombine ontstaat uit protrombine
4. Trombine zet fibrinogeen om in fibrinedraden, deze vormen een soort vangnet rond de
plaatjesprop
5. Het net trekt samen en er ontstaat een dicht en sterk bloedstolsel.
Door celdeling wordt de wond gedicht. De fibrinedraden breken onder invloed van het
enzym streptokinase (fibrinolysine) weer af tot fibrinogeen. Het bloedstolsel lost weer op.
Soms ontstaat een litteken, er zijn dan extra collageenvezels en een onregelmatige
weefselstructuur.
De drie soorten haarvaten:
, 1. Haarvaten met gladde haarvatcellen
Endotheelcellen verbonden via tight-junctions
Geven stoffen af via diffusie, via kleine openingen tussen cellen en door endo- en
exocytose
2. Haarvaten van endotheelcellen met poriën
In bijvoorbeeld de hersenen, glomerulus en de alvleesklier
3. Haarvaten met een vrij open structuur
Vrij grote openingen tussen de cellen
Bloedsinus in de organen, doordat basaalmembraan niet compleet doorloopt
over het haarvat
Lever, milt en het rode beenmerg
Door bloedplasma wordt een deel van het bloedplasma de bloedvaten uit geduwd. De
bloeddruk noemen we dus de filtratiedruk
Buiten het bloedvat noem je bloedplasma weefselvloeistof
Grote eiwitten etc. kunnen niet door de openingen in een bloedvat heen. De hogere
concentratie bloedeiwitten in het bloedvat t.o.v. buiten het bloedvat zorgt voor een colloïd-
osmotische druk (COD).
Netto filtratiedruk (NFD) = BD – COD
BD neemt af en COD blijft ongeveer hetzelfde, aan het begin haarvat bloedplasma naar
buiten, aan het einde haarvat weefselvloeistof naar binnen.
Het overschot aan weefselvloeistof gaat via het lymfesysteem weer de weefsels uit.
Weefselvloeistof komt via kleine openingen de lymfevaten in. De weefselvloeistof heet nu
lymfe. Lymfevaten hebben net als aders kleppen. In ondersleutelbeenaders komt de lymfe
weer in de bloedsomloop. In lymfeknopen zijn veel witte bloedcellen voor de afweer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rooszandvliet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.13. You're not tied to anything after your purchase.