Klinische Psychologie 1 S23232 & PB0104 : Persoonlijkheidstheorieën En Psychopathologie
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
corinavandorst
Reviews received
Content preview
Klinische psychologie I: psychopathologie en persoonlijkheidsleer
Hoofdstuk 1:
Factoren die bepalen of gedrag beschouwd kan worden als abnormaal:
1. persoonlijk lijden, hoewel dit geen voorwaarde is omdat persoonlijk lijden ook het tijdelijke
gevolg van een gebeurtenis kan zijn
2. (dis)functionaliteit van gedrag, dat wil zeggen: gedrag dat het beroepsmatig en relationeel
functioneren van het individu zelf belemmert, maar ook het functioneren van anderen
3. irrationeel en onbegrijpelijk gedrag, waar geen logica of zin in ontdekt kan worden
4. onvoorspelbaarheid en controleverlies in situaties waarin de regels die normaliter het
gedrag sturen nu niet meer werken, of in situaties waarin de oorzaak of aanleiding van het
gedrag voor de toeschouwer onbekend is
5. opvallend en onconventioneel gedrag, gedrag dus dat sterk afwijkt van het gangbare
gedrag en sociaal onwenselijk is, hoewel dit ook afhankelijk is van de omgeving
6. gedrag dat gevoelens van ongemak oproept, zoals gedrag waarmee impliciete sociale
verwachtingen ofwel ‘restregels' (Scheff, 1966) worden geschonden
7. morele normen overtredend gedrag, ofwel gedrag dat in mindere mate overeenkomt met
ideeën over optimaal functioneren.
De definitie van mentale stoornissen in de DSM-5 sluit te verwachten en cultureel aanvaarde
reacties uit. Zo is het te verwachten en cultureel aanvaardbaar als iemand na het overlijden van
een dierbare verdrietig is en rouwt. Als dit echter na een langdurige periode nog het geval is, is er
mogelijk wel sprake van een stoornis. Deviant gedrag dat voortkomt uit lidmaatschap van een
politieke of religieuze overtuiging wordt ook uitgesloten. Het vertellen van eigen intenties aan
voorouders bijvoorbeeld, iets dat jaarlijks in China gebeurt, wordt niet beschouwd als een
mentale stoornis, evenals de aanhoudende protesten van de dwaze moeders in Argentinië. Ten
slotte wordt gedrag dat voortkomt uit een persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij,
zoals het maken van controversiële kunst, uitgesloten van een stoornis.
Hoofdstuk 2:
Erfelijke verstoring van aandachts- en inhibitiefuncties, onder invloed van stress, kan leiden tot de
ontwikkeling van antisociaal en agressief gedrag dat ten grondslag ligt aan sommige
persoonlijkheidsstoornissen. Het limbisch systeem bestaat uit een verzameling hersenstructuren -
waaronder de amygdala, de hippocampus en de hypothalamus - die zich min of meer in het
midden van de hersenen bevinden.
,Het limbisch systeem speelt een belangrijke rol bij onze emoties, bij onze basale motivaties en bij
de emotionele lading van onze herinneringen. Het limbische systeem is dan ook sterk betrokken
bij diverse stemmingsstoornissen. Hyperactiviteit van de amygdala kan bijvoorbeeld leiden tot
depressiviteit. Hyperactiviteit van het limbische systeem als geheel lijkt ook samen te hangen met
angststoornissen. Overactivatie lijkt bijvoorbeeld gerelateerd aan de sterke lichamelijke sensaties
en subjectieve angst bij paniekstoornis. Andersom kan een onderactiviteit van het limbisch
systeem iemand juist ongevoelig maken voor angst, waardoor correctie van probleemgedrag
door bestraffing niet goed meer werkt.
De tweede hersenstructuur die besproken wordt is de prefrontale cortex. Deze is betrokken bij
diverse hogere cognitieve functies zoals abstractie, aandacht en verbaal geheugen, maar vooral
ook bij de regulering van emoties en de planning van doelgericht gedrag. De prefrontale cortex
initieert en inhibeert handelingen, evalueert de uitkomsten daarvan en corrigeert ze indien nodig.
Beschadigingen aan de prefrontale cortex kan al deze functies beïnvloeden, en kan dus leiden tot
allerlei vormen van gedesintegreerd, onaangepast gedrag en slechte regulatie van emoties.
Vergelijkbaar zien we bij mensen met een depressieve stoornis bijvoorbeeld een verlaagde
activiteit, of zelfs een afname van volume in specifieke delen van de prefrontale cortex.
Het limbisch systeem en de prefrontale cortex spelen hun rol zeker niet onafhankelijk van elkaar.
Integendeel, zij zijn nauw met elkaar verbonden. De hyperactivatie van de amygdala bij
depressieve stoornis, ontstaat bijvoorbeeld doordat de prefrontale cortex dit gebied niet meer
goed inhibeert. Vergelijkbaar is het limbisch systeem niet op zichzelf verantwoordelijk voor het
ontstaan van angststoornissen, maar verstoort de overactiviteit van het limbisch systeem in dit
geval de afstemming tussen cortex en hersenstam, waardoor sterke lichamelijke sensaties niet
meer op de juiste manier geïnterpreteerd worden. Over het algemeen kunnen we dan ook
constateren dat pathologie niet zozeer ontstaat door verstoring van specifieke locaties, maar door
verstoring van de wederzijdse beïnvloeding tussen verschillende hersencircuits.
Externaliserende stoornissen vertonen samenhang met onderactiviteit van het autonome
zenuwstelsel, terwijl internaliserende stoornissen juist samen lijken te hangen met overactiviteit
van het autonome zenuwstelsel (als het autonome zenuwstelsel minder actief is, wil dat zeggen
dat het sympathisch systeem minder snel geactiveerd wordt, waarbij het sympathisch systeem
onder meer reageert bij gevaar door het verhogen van de hartslag).
, Reductionisme is het terugbrengen van ons begrip van een bepaald fenomeen tot een specifiek
type van verklaringen. In die zin is de beschuldiging van reductionisme aan het adres van de
biologische benadering van gedrag terecht. Immers, deze benadering reduceert ons begrip van
gedrag tot een specifiek type, namelijk de biologische verklaring.
Hoofdstuk 3:
Thorndike onderzocht het probleemoplossend vermogen van katten door ze op te sluiten in een
kist waaruit ze konden ontsnappen door via een specifiek mechanisme de deur te openen,
waarna zij beloond werden met eten. Tijdens deze studie ontdekte hij dat de katten naarmate de
tijd vorderde de deur van de kist steeds sneller open kregen. Op basis van deze en andere
experimenten formuleerde hij zijn beroemde wet van het effect: gedrag dat tot een aangename
uitkomst leidt, zal in frequentie toenemen, terwijl gedrag dat tot een onaangename uitkomst leidt
in frequentie zal afnemen.
Aan de basis van veel gedragstherapie staat de zogeheten verrassingshypothese. Deze stelt dat,
zolang een gewenste prikkel onvoldoende voorspeld wordt door bijkomende prikkels - zoals de
komst van de agressieve hond wordt voorspeld door het bos - ons leersysteem blijft zoeken naar
betere voorspellers. De kern van gedragstherapie is dan ook om de persoon te laten ervaren dat
pathologische associaties slechte voorspellers zijn. Dit wordt meestal gedaan door die
associaties op een of andere manier te verstoren zodat hun voorspellende waarde afneemt.
Hoofdstuk 4: Cognitieve benaderingen van psychopathologie
Cognitieve theorieën gaan over informatieverwerking. Een belangrijke veronderstelling in
cognitieve theorieën over psychopathologie is dat psychische stoornissen voortkomen uit de
wijze waarop mensen informatie selecteren en verwerken. Twee grondleggers van de cognitieve
psychotherapie, Ellis en Beck stelden dat neurotische problemen als depressie en
angststoornissen worden veroorzaakt door onlogische, irrationele ideeën die mensen
aanhangen. Ellis legde de nadruk op enkele universele irrationele opvattingen die
verantwoordelijk zouden zijn voor alle soorten van neurotische psychopathologie. Beck
formuleerde de theorie die specifieke cognitieve karakteristieken van verschillende vormen van
psychopathologie veronderstelt. Cognitieve psychologie gaat over informatieverwerking, waarbij
de aspecten waarneming, verwerking en geheugen te onderscheiden zijn. De kennis waarover
iemand beschikt is volgens cognitieve psychologen georganiseerd in schema’s. Als door
informatie een schema wordt geactiveerd, komt automatisch en onbewust aanvullende informatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller corinavandorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.