1. Introductie 2. Erfelijkheid
Paradigma’s Biologische benadering: criminaliteit zit in het bloed en is erfelijk, keuze geen rol
Klassiek: rationaliteit, genotsmaximalisatie, inzet van strafrecht, onrecht Lombroso: mensen met bepaalde gelaatstrekken voorbestemd voor criminaliteit,
Positivistisch: wetenschappelijk, kwantitatief onderzoek, biologisch criminelen zijn teruggevallen in een eerdere staat van de evolutie
determinisme, focus op misdadiger, behandelen, verminderen criminaliteit
Interpretatief: complexe en beweeglijke wereld, kwalitatief onderzoek, eigen Determinisme: er is altijd een oorzaak van het gedrag
betekenis aan de sociale werkelijkheid, inlevingsvermogen Genen kunnen aan of uit worden gezet door middel van omgevingsinvloeden
Kritisch: wereld is ongelijk, kennis nooit objectief, machtsstructuren, verandering Erfelijkheid:
- Significante erfelijke component crimineel gedrag, geen criminaliteits-
Etiologie: oorzakenleer gen, niet over individuele dader maar over groep personen
Verklaringsniveaus: macro, meso, micro
Maatschappijbeelden: consensus, conflict, interactie (vorming, niets staat vast) Tweelingonderzoek nadelen (verschil 1eiig en 2eiig is gering, erfelijke invloed)
Mensbeelden: rationele actor (klassiek), gedetermineerd (bio / socio), victimised - Genen beïnvloeden elkaar, om welke genen gaat het, welke invloed?
- Sterkte beïnvloeding door omgeving wisselt
Klassieke criminologie - Dezelfde of gedeelde omgeving? Nooit exact dezelfde omgeving
- Basisrechten, vrijheid als universeel recht, geen predestinatie Adoptiestudies nadelen (beide versus vooral biologische ouders)
- Rationele mens, kosten-baten, vrije keuze - Selectieve plaatsing (gelijkenis gezinnen met kind)
- Strafrecht: rechtvaardig, onafhankelijk, voorspelbaar (kosten-baten) - Gebrekkige informatie over de biologische vader
- Utilitarisme: nutsdenken, grootst mogelijk geluk grootst aantal mensen - Adoptieouders zijn niet ‘de’ gemiddelde ouders
- Verhoogde aanwezigheid stoornis door ouders of door adoptie?
Ø Beccaria (1764)
- “Over misdrijven en straffen” Het brein:
- Hervorming, sociaal contract (autonomie ad staat geven), utilitarisme, - Adaptief, invloed van omgeving, uitgerijpt op leeftijd 25
individuele soevereiniteit = lijfstraffen afschaffen - Centraal zenuwstelsel: hersenen, ruggengraat, controle mechanisme
- Hedonisme en rationaliteit, proportionaliteit - Perifere zenuwstelsel: netwerk naar extremiteiten, brein info sturen
- 3 voorwaarden van straf: zekerheid, snelheid, strengheid - Somatisch: bijv “ik ga zitten”
- Geen generale preventie / doodstraf - Autonoom: bijv ademhaling, dingen die je niet kunt controleren
- Sympathisch: activeren autonome stelsel, fight or flight, actiestand
Ø Bentham (1748) - Parasympatisch: alles komt weer in balans
- Rationele actor, utilitarisme, pain pleasure principle (hedonisme)
- Recht meest voorname middel voor creatie goede samenleving Conclusies
- Straf is noodzakelijk kwaad, nutsvereiste, alleen als het iets nog ergers - Biologische factoren spelen een rol bij antisociaal crimineel gedrag
tegengaat: Kritisch op slachtofferloze delicten - Erfelijke factoren hebben relatie met meerdere delicten, vooral agressie
- Codificatie wetten, zekerheid in plaats van rechtvaardigheid straffen - Deterministisch: elke actie is te herleiden tot eerdere biologische of
- Zwaardere straf mogelijk bij recidive, doodstraf afschaffen omgevingsfactoren en de interactie daartussen, 50/50 verdeeld
- Panopticon: observatie ter correctie, verbetering (bewustzijn), minder - Biochemische boodschappers en structuur van het brein centraal
bewakers nodig door centrale punt - Verwaarlozing: minder complexe synaptische verbindingen, kleiner brein
, 3. Persoonlijkheid 4. Leren
Neurotransmitters: dopamine (stimulerend), serotonine (remmend), Klassiek conditioneren: Pavlov, stimulus-respons, link op reflexmatige manier,
leeftijdsgebonden. Bewijs voor verband testosteron-agressie niet eenduidig hond gaat kwijlen bij bel, bijv zeden: persoon ziet aantrekkelijk persoon, wil seks
Neurofysiologie: daders hebben vaak trager werkend autonoom zenuwstelsel = Operant conditioneren: individu als actief persoon, je leert van de consequenties
minder gevoelig voor onprettige prikkels = meer risico voor agressief gedrag, lage van je gedrag, belonen werkt beter dan straffen (betere activatie van netwerken)
hartslag-agressie, lage huidgeleiding-psychopathie, leugendetector onbetrouwbr Sociaal leren: van je omgeving
Neuroanatomie: daders hoger niveau slow-waves, underaroused, willen prikkels
Afwijkingen in temporaal (horen/spraak) en frontale (plannen-impuls) brein, klein Ø Sociaal leren Bandura (1977): psychologie
Omgevingsfsactoren: roken/alcohol tijdens zwangerschap, mishandeling, voeding - Je leert van mensen om je heen, observatie, kijken, onthouden, kopiëren
- Beleidsimplicaties: voeding-medicatie, training, omgeving veranderen - Modelling:
Stabiliteit persoonlijkheidskenmerken: over tijd en gebeurtenissen 1. Degene die jij wil imiteren komt onder de aandacht
2. Je moet de verworven informatie onthouden
Ø Five Factor model, Tupes&Christal (1961) 3. Je moet iets met de informatie doen om nog beter te onthouden
- Extravers, Vriendelijkheid, Emotionele stabiliteit, Ordelijkheid, Openheid 4. Je moet gemotiveerd zijn het gedrag te vertonen (beloning verw.)
Verband enkelvoudige trekken – antisociaal gedrag
- Altruïsme: lastig te meten door concept zelfrapportage Ø Differentiële associatietheorie Sutherland (1939): criminologie
- Empathie: medium verband met delinquentie - Gedrag als gevolg van invloeden uit de sociale omgeving
- Sensation seeking: jong en man zijn indicators - Zowel inhoud als proces van leren zijn belangrijk
- Impulsiviteit: meeste onderzoek en resultaten - Waardoor crimineelgedrag: groepswaarden en normen van anderen zien
- Voordeel: specifieke, theoretische antwoorden - Hoe leren we: leren in intieme en persoonlijke groepen
- Nadeel: gefragmenteerd beeld, klein deel van het geheel - Wat leren we van gedrag: technieken, motivaties, rechtvaardigheden
- Frequentie, duur, intensiteit en prioriteit belangrijk om te leren
Ø Eysenck: PEN-model / meervoudige trekken (1964) - Gedrag dat in samenleving slecht is, wordt in groep als goed beschouwd
- Aangeboren trekken komen tot uiting door omgeving - Vaker, sneller crimineel gedrag bij meer contact deviante opvattingen
- Psychoticisme: impulsief, weinig empathie, wreed (hoog testo, laag sero) - Kritiek: social media?, kip-ei, wat is de oorzaak, gemengd bewijs
- Extraversie: behoefte aan verandering, drukte, opwinding, risico nemen
- Neuroticism: emotnl onstabiel, stressreactie, arousal - AZS (contradictie) Ø Sociaal leren/sociale leertheorie Akers (1966): criminologie
- Delinquenten scoren hoog op alle 3 de dimensies - Processen van normoverdracht verklaren uit algemene leerprincipes:
- Kritiek: psychoticisme sterkste samenhang, extraversie geen o Imitatie, beloning, straf (dus leren hoe je normale dingen leert)
betrouwbare voorspeller, discussie rol AutonomeZenuwStelsel - Iemand leert zijn hele leven gedrag aan door reacties omgeving:
o Welk gedrag wordt beloond (operante conditionering)
Ø Antisociale persoonlijkheidsstoornis o Je leert in groepen waar je het meest beloond wordt
- Checklist van minstens 3 kenmerken o Sterkte gedrag is functie van hoeveelheid, frequentie,
- 18 jaar of ouder, gedrag voor 15e levensjaar waarschijnlijkheid van reinforcers
- Gedrag herhaalt zich zolang positieve reacties volgen
Kritiek: tautologie, correlationeel of causaal? - Kritiek: binnen groepen verschil, ontstaan groepen, andere groepen
Beleidsimplicaties: training agressieregulatie, impulscontrole - Beleid: slechte invloed, rehabilitatie door leren, daders niet bij elkaar