100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting prestatie management/ performance management $5.54   Add to cart

Summary

Samenvatting prestatie management/ performance management

 32 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Duidelijke samenvatting, betreffend alle informatie van genoemde hoofdstukken. Bij hoofdstuk 8 adviseer ik jullie ook te oefenen, dit zijn namelijk vooral rekenvragen.

Preview 3 out of 16  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2 (§1t/m4), 3, 4, 6, 7 en 8
  • January 21, 2021
  • 16
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Prestatie Management – Management accounting, berekenen, beslissen, beheersen

Hoofdstuk 2 Kostenbegrippen
§2.1 Product costs en period costs
De kostprijs van een goed of dienst bestaat uit de in geldtermen uitgedrukte waarde van de voor de
vervaardiging van dat product opgeofferde productiemiddelen.
Integrale kostprijs: alle kosten worden aan het product toegerekend, hierdoor goed als basis voor het
vaststellen van de verkoopprijs (product costs).

In complexere ondernemingssituaties is het niet altijd eenvoudig om alle kosten aan de producten
toe te rekenen, ze worden dan buiten de kostprijsberekening gelaten (period costs).
Om de period costs te financieren dient het verschil tussen de omzet en de kostprijs zo te zijn dat er
hier nog een marge voor is.

Indien geen voorraadmutatie; dan heeft het opnemen of niet opnemen van een kostenpost in de
kostprijs wel invloed op de kostprijs maar niet op de winst.
Indien wel voorraadmutatie; dan wordt ook de winst beïnvloed.
Voorraadtoename; de winst is hoger naarmate er meer kosten als product costs worden beschouwd,
omdat de aan de voorraadtoename toegerekende kosten pas bij verkoop in een volgende periode
ten laste van het resultaat gebracht zullen worden (Bij voorraadafname andersom).

In bepaalde ondernemingsbeslissingen kan het raadzaam zijn constante kosten buiten de kostprijs te
houden en ze als period costs te verwerken (direct costing).

§2.2 Werkelijke kosten en standaardkosten
De kostprijs van een goed of dienst kan gebaseerd zijn op de werkelijk bestede kosten, de kostprijs is
dan pas bekend na afronding productieproces (werkelijke kosten).
De kostprijs kan ook opgesteld worden door uit te gaan van de kosten die gemaakt zouden mogen
worden bij efficiënt verloop van het productieproces (standaardkosten).

Indien door verspillingen de werkelijke kosten hoger blijken dan de standaardkosten, dan wordt dat
direct ten laste van het resultaat gebracht in de periode dat ze zich voordoen (period costs).

Alleen standaardkosten biedt aanknopingspunten voor het beheersen van bedrijfsprocessen, een
belangrijke functie van management accounting.
Door verspilling te analyseren naar oorzaken kunnen verbeterslagen met betrekking tot efficiency
gemaakt worden.

§2.3 Variabele kosten en constante kosten
Het onderscheid tussen variabele kosten en constante (vaste) kosten is gebaseerd op de relatie
tussen de hoogte van deze kosten en de bedrijfsdrukte.
Bedrijfsdrukte: de productieomvang in een periode.
Variabele kosten: het totale kostenbedrag per tijdseenheid afhankelijk van de bedrijfsdrukte (bij
toename productie stijgen de kosten).
Er is onderscheid tussen proportionele, degressieve en progressieve variabiliteit.

Constante kosten: het periodieke kostenbedrag (binnen zekere productiegrenzen) niet afhankelijk
van de bedrijfsdrukte.
Als de onderneming haar productiegrenzen moet uitbreiden om aan de gestegen vraag te voldoen,
doorbreekt zij die capaciteitsgrenzen. Bij uitbreiding zien we ‘trapsgewijs’ een verloop van de
constante kosten.

,Bij een afname van de bedrijfsdrukte is er minder snel een vermindering van constante kosten
(personeel kan niet zomaar van loonlijst worden afgehaald), dit is het naijlen van kosten.

Afschrijvingskosten bij het ontstaan van tijdsverloop (vaste kosten) en bij afschrijving door gebruik
(variabele kosten).
- Economische slijtage bij een machine speelt tegenwoordig een hogere rol dan technische
slijtage.

Handelsondernemingen; Veel variabele kosten, omdat de handelsgoederen een belangrijk deel
van de kostprijs zullen uitmaken.
Industrie; Grondstofkosten (variabel) en ander kosten (lonen, afschrijving op
duurzame productiemiddelen) (constant).
Dienstverlening; Voor een groot deel constant.

Als productiemiddelen gekocht worden, dan kan de onderneming ze meestal niet zonder grote
financiële consequenties op korte termijn afstoten.

Door automatisering neemt het aandeel van de constante kosten in de totale kosten toe, vooral bij
industriële bedrijven.

Als het aandeel van constante kosten in het totaal van de kosten relatief hoog is, dan brengt dat
risico’s voor de onderneming met zich mee een geringe terugval in de afzet zal grote
consequenties voor de winst hebben.

Bedrijven proberen daarom om constante kosten te variabiliseren, daartoe verschillende
mogelijkheden
- Duurzame productiemiddelen worden gehuurd of geleased.
- Personeel wordt ingehuurd via een uitzendbureau.
- Werk wordt uitbesteed (outsourcing).

In de Engelstalige literatuur wordt naast de hiervoor aangegeven tweedeling een onderscheid in
drieën gemaakt:
1. Engineered costs; kosten met directe, technische relatie met de bedrijfsdrukte, dus variabele
kosten (grondstofkosten).
2. Committed costs (capaciteitsafhankelijke kosten); kosten die voortvloeien uit de in het
verleden genomen beslissing om productiecapaciteit ter beschikking te hebben, dus
constante kosten (afschrijvingskosten op gebouwen en machines).
3. Discretionary costs (managementafhankelijke kosten); kosten waarvoor het management
van periode tot periode een beslissing neemt om ze al of niet te maken ‘budget’ opstelt, dus
constante kosten (reclamekosten).
De constante kosten zijn dus per investeringsbeslissing of per periode aan te passen.

§2.4 Directe kosten en indirecte kosten
Directe kosten: kosten waarvan het duidelijk is ten behoeve van welke eenheid output ze zijn
gemaakt. Ze zijn onmiddellijk toe te rekenen aan de kostendrager, de calculatie-eenheid waarvoor
een kostprijs bepaald moet worden.
- Er zijn alleen directe kosten in een situatie van homogene massaproductie.

Bij multiproductondernemingen zijn er naast directe kosten ook kosten die niet onmiddellijk naar
een kostendrager te traceren zijn (directe kosten/overhead costs).

, Kenmerkend voor de ontwikkeling van de ondernemingsgewijze productie is de toename van het
aandeel van de indirecte kosten in het totaal van de kosten.

Hoofdstuk 3 De dimensies van de kostprijs
§3.1 Het hoeveelheidselement
Als maatstaf voor de hoeveelheidscomponent in de kosten van productiemiddelen kunnen
verschillende grootheden dienstdoen, bijvoorbeeld kilogrammen grondstof, gewerkte uren,
verbruikte kilowatturen elektriciteit, enzovoort.
- Er moet bij de bedrijfsprocessen rekening gehouden worden met efficiencynormen (vooral
economisch karakter en niet technisch, als iets technisch mogelijk is hoeft het nog niet
economisch wenselijk te zijn).

Afval: Het verlies aan grondstoffen, Indien de hoeveelheid grondstof die als input voor de productie
dient, groter is dan de grondstof die is opgenomen in het product (maakt deel uit van de kostprijs,
indien het productieproces deze grondstofverliezen met zich meebrengt).
Uitval: geproduceerde eindproducten die bij kwaliteitscontrole afgekeurd worden (wordt ook in de
standaardkosten opgenomen als die gegeven de aard van het productieproces onvermijdelijk is).

Er is sprake van leereffecten als er onduidelijkheid is over welke hoeveelheden bij een
productieproces voldoen aan de efficiencystandaarden.
- Door het verkrijgen van routine en bekend raken met een in eerste instantie nieuw
productieproces kunnen de gebruikte hoeveelheden grondstof en de aantallen aan een
product bestede uren in de loop van de tijd reduceren (kostprijs steeds lager).
Dit is onterecht, de lagere kostprijs van de latere producten is te danken aan de eerdere producten
en het kan leiden tot verkeerde beslissingen (nieuwe/oudere producten vergelijken).
Er kan dus beter een standaardkostprijs gebruikt worden voor de hele levenscyclus, gebaseerd op
gemiddelden van de hoeveelheden en inachtneming van leereffecten.
- Het leereffect kan grafisch weergeven worden in een leercurve.

§3.2 Het prijselement
De kostprijs dient onder andere voor het vaststellen van de verkoopprijs. De verkoopprijs zal ten
minste gelijk dienen te zijn aan de kostprijs.
- Met uitzondering van het vasthouden van een klant, waar later meer verdiend aan zal
worden.
Voor een op continuïteit gericht onderneming dient de kostprijs gebaseerd te worden op actuele
inkoopprijzen (vervangingswaarden) i.p.v. in het verleden betaalde prijzen (historische kosten).

Er wordt alleen ruilwinst gerealiseerd als de onderneming een gelijktijdig (positief) prijsverschil weet
te bewerkstelligen tussen de inkoopmarkt en de verkoopmarkt.

Onafhankelijk van de ruil kunnen er ook voorraadresultaten ontstaan.
Voorraadresultaten/holding gains: volgtijdelijke prijsverschillen op de inkoopmarkt tussen het
moment van inkoop en het moment van verkoop ‘schijnwinsten’, is niet voor uitkering vatbaar als de
onderneming haar activiteiten op het huidige niveau wil voortzetten.

Voorraadresultaten zullen niet alleen ontstaan op grondstoffen, maar vooral ook bij duurzame
productiemiddelen (afschrijvingsprijzen dienen daarom gebaseerd te zijn op actuele aanschafprijzen.

Hoofdstuk 4 Kostprijs en bedrijfsdrukte
§4.1 Totale kosten en gemiddelde kosten
Totale kosten
Aantal geproduceerde eenheden = gemiddelde kosten per eenheid

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Daphne12345. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.54. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83637 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.54
  • (0)
  Add to cart