100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klinische Psychologie, ISBN: 9789001881474 Psychopathologie II $7.01   Add to cart

Summary

Samenvatting Klinische Psychologie, ISBN: 9789001881474 Psychopathologie II

 40 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

De samenvatting van alle hoofdstukken die gelezen moesten worden volgens de studieplanning.

Preview 4 out of 35  pages

  • No
  • De hoofdstukken die gelezen moesten worden
  • January 22, 2021
  • 35
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Psychopathologie II

Hoofdstuk 1: Psychodiagnostiek

De kern van psychodiagnostiek is de integratie van factoren in de persoon, gedrag en
omgeving waar je achter kunt komen door gesprekken, observaties & testen.

Testen uitvoeren is niet altijd nodig, in sommige gevallen zijn enkel onderzoeksgesprekken
en observaties voldoende om een behandeling te starten.
- Stepped care model = aan de hand van de ernst en hardnekkigheid van de klachten
kan er gekozen worden voor verder onderzoek. – ook helpend bij keuze behandeling

Het kan zinvol zijn in 3 situaties om toch verder onderzoek te doen:
1. Wanneer blijkt dat de klachten toe te schrijven zijn aan intelligentie,
ontwikkelingsproblemen of cognitief disfunctioneren.
2. Wanneer er al meerdere behandelingen zijn geweest zonder gewenst resultaat.
3. Wanneer iemand langdurigere of intensievere behandeling nodig heeft vanwege
persoonlijkheidsproblematiek.

Een diagnosticus werkt vooral met hypotheses opstellen en toetsen om te achterhalen welke
interne psychische processen & omgevingsinvloeden er ten grondslag liggen aan de
problemen/ klachten.  het kijkt dus verder dan alleen een DSM-5 classificatie & een
beschrijvende diagnose (de buitenkant van het huis).
- Als er eenmaal een psycholoog in het spel is, is het verstandig om deze persoon de
vragen te laten stellen i.v.m. rolverwarring & contact met de patiënt.

De psychologische diagnostiek kan BINNEN de klinische setting vanuit verschillende
invalshoeken benaderd worden  dit hangt af van het theoretisch kader.
- Transdiagnostische benadering = je kijkt naar stoornisoverstijgende
kwetsbaarheden.
- Farmacotherapie = je kijkt welke medicatie of biologische interventie passend is.
- Psychoanalytische benadering = je gaat de onderliggende mechanismen
achterhalen.
- Cliëntgerichte psychotherapie = er is eigenlijk geen losse diagnostische fase maar
dit weeft zich door de behandeling heen

De diagnostische cyclus bestaat uit vier stappen & het is een iteratief model waarbij je
dus heen en weer kunt gaan tussen de verschillende stappen.
1. Klachtenanalyse = wat is de vraag? Het proces begint meestal met een
aanmelding / verwijzing en aan de hand hiervan gaat men er achterkomen wat de
hulpvraag is.  belangrijk is om hierbij de verwachtingen (de achtergrond) duidelijk te
hebben. Vervolgens is het beangrijk om de cliënt te vragen over zijn klachten.
a. Het kan soms beter zijn om je hypothese eerst te falsificeren (ontkrachten)
dan te verifiëren (bevestigen), om zo onnodige stappen te zetten.
b. Dit leidt tot een verhelderende diagnose
2. Probleemanalyse = wat is het probleem? Door te kijken naar beschikbare kennis en
de hulpvraag kan de diagnosticus onderzoeksvragen opstellen om te achterhalen wat
het probleem is. Dit kan o.a. door een anamnese of een heteroanamnese.
a. Gestandaardiseerde klachteninventarisatie = het afnemen van
vragenlijsten die breed screenen op psychische klachten. Binnen de ggz is de
ROM-procedure een standaard onderdeel (om de kwaliteit van de zorg te
waarborgen).
i. Voorbeeld: OQ-45 is een vragenlijst met 45 vragen die domeinen
meet als: intrapsychisch, interpersoonlijk en sociale rolvervulling.  op

1

, basis hiervan kan er dan een hypothese worden gesteld over de
aard en ontstaanswijze.
b. Speciële anamnese = dit is vaak het intakegesprek waar je de specifieke
klachten in kaart wilt brengen. Ook wil je kijken naar luxerende factoren =
wat deed de emmer overlopen?  ook wil je weten wat de aanloop, de aard
en de ernst van de problemen zijn. Daarna wil je weten of er sprake is van
interferentie = in hoeverre worden sociale, relationele en functionele
aspecten van het leven belemmerd.
c. Psychiatrische anamnese = dit kan volgens mij aan de hand van de status
mentalis waarbij de intaker kijkt naar de volgende aspecten:
i. Verschijing en psychomotoriek
ii. Oriëntatie
iii. Aandacht en geheugen
iv. Waarneming – is er sprake van hallucinaties?
v. Spraak en denken – is er sprake van waangedachtes, verwarde
spraak etc.
vi. Stemming en affect – hoe uit de patiënt zijn emoties
vii. Persoonlijkheid
d. Observaties tijdens de onderzoeksgesprekken dit is ter aanvulling van stap
c.  je kijkt naar de minder tastbare aspecten (hoe kwetsbaar of stevig komt
iemand over?). Hoe gaat iemand om met zijn ongewenste gevoelens?
i. Sublimatie = ongewenste gevoelens aflaten vloeien in sociaal
geaccepteerd gedrag (harder werken, meer sporten)
ii. Loochening = gevoelens ontkennen
iii. Projectie = afschuiven op een ander persoon of externe oorzaak.
e. Biografische & heteroanamnese = je stelt vragen over de
levensgeschiedenis van de cliënt die ze mogelijk beschermen of ontvankelijk
maken voor pathologie.  het is ook belangrijk om de jeugd goed te
ondervragen.
f. Huidig functioneren = de afsluiting van een anamnese is het vragen hoe de
patiënt op dit moment functioneert. – hoe is de sociale steun etc. – je moet
hier ook altijd overwegen of je lichamelijk onderzoek wilt uitvoeren.

Uiteindelijk komt hieruit een beschrijvende diagnose waarin duidelijk wordt welke klachten
er zijn, hoe ernstig ze zijn en wat de aanleiding is. = onderkennde diagnose (dit is dus
GEEN verklaring).
- Classificatie = een onderdeel van de beschrijvende diagnostiek waarbij je
probleemgedrag toewijst aan een categorie of cluster.  eigenlijk een kleine
samenvatting & het startpunt voor de keuze van een behandeling.
o Het nadeel van zo’n classificatie als toegang tot de ggz is dat hierdoor de
cliënt zelf op de achtergrond verdwijnt en de classificatie vooral spreekt.

3. Verklaringsanalyse = waar komen de klachten vandaan? – je weet ondertussen wel
iets over de voorgeschiedenis, maar nog eigenlijk weinig over de persoon zelf. 
belangrijk is om vooraf een hele duidelijke hypothese op te stellen en dus écht
emprisch te werk te gaan.
a. Vervolgens moeten er instrumenten en methodes gekozen worden om de
hypothese te gaan toetsen. Deze keuzes worden vaak geleidt door de
COTAN die bepaald of een instrument betrouwbaar is.
i. Vaak wordt er gekozen voor een semi-gestructureerd interview &
soms de SCID-5-S waarbij je systematisch de stoornissen van de
DSM-5 doorloopt.
ii. Capaciteiten test = je kunt het intellectuele vermogen van iemand
toetsen. Deze test moet dan wel passen bij de taal & cultuur.
iii. Zelfrapportagevragenlijsten

2

, iv. Indirecte methoden = methoden waarbij niet direct duidelijk wordt
voor de cliënt wat er gemeten wordt, waardoor ze zich niet sociaal
wenselijk kunnen gedragen. (IAT), maar de betrouwbaarheid is dan
vaak laag.
v. Structureel persoonlijkheidsinterview waarbij je kijkt naar
neurotisch, borderline en psychotisch. Dit doe je aan de hand van
identiteitsdiffusie, primitieve afweer & realiteitstoetsing.
1. Dit zou je kunnen doen in combinatie met dynamische
persoonlijkheidsdiagnostiek

Uit deze analyse krijg je uiteindelijk een integratie van de onderzoeksresultaten die meer
inzicht kunnen geven in welke processen en omgevingsinvloeden er ten grondslag liggen. 
vervolgens komt er een terugkoppelingsgesprek waarbij je de resultaten met de cliënt
bespreekt die deze resultaten dan ook kan bevestigen of ontkrachten.

4. Indicatieanalyse = wat is nu de beste aanpak / behandeling?
a. Predictie = je doet een uitspraak over de veranderbaarheid van het
probleemgedrag in de toekomst.
b. Indicatie = je formuleert een voorstel voor een mogelijke behandeling. Dit doe
je vaak in een team en ook de behandeling is weer afhankelijk van de
invalshoek.  tijdens de behandeling doorloop je eigenlijk weer de cyclus
door te kijken of de behandeling effectief werkt.

Hoofdstuk 3: Transdiagnostische benadering

Wanneer de DSM-diagnose centraal staat bij de werkwijze / behandeling spreek je van een
stoornisspecifieke / diagnose specifieke benadering  de vraag hierbij is: mag datgeen
wat een diagnose wordt genoemd, wel zo heten? En wat moet je dan doen wanneer er
meerdere diagnosen tegelijk worden vastgesteld?  ze behandelen dan vaak elke diagnose
apart, op intuïtie afgaand welke diagnose op dit moment de meeste aandacht verdiend.
- Comorbiditeit is dus een probleem bij deze benadering

De DSM-5 streeft vooral naar objectiviteit waarbij ze een x aantal symptomen opsommen en
als je er aan een x aantal voldoet, kan je spreken van deze stoornis.  het zegt eigenlijk niks
over de etiologie, beloop of prognose (wat bij diagnose wel het geval is).  dit leidt dat er
ook vaak sprake is van comorbiditeit.
- Om de categoriale indeling een beetje te mijden wordt er soms ook gesproken van
“trekken van…”

Ondanks dat er veel kritiek is, heeft het systeem van de DSM er wel voor gezorgd dat er veel
evidenced based behandelprotocollen konden worden opgesteld.

Als aanvulling op de diagnosespecifieke benadering kan je een transdiagnostische
benadering hebben = je richt je meer op aspecten van de problematiek die de specifieke
stoornis overstijgen (of die zij gemeenschappelijk hebben).

Met name binnen de cognitieve gedragstherapie (CGT) heb je therapiefases (begin, midden
eind) met hun eigen kenmerkende behandelinhoudelijke aspecten. Daarnaast heb je ook nog
de therapeutische niveaus van Korrelboom & Ten Broeke  deze niveaus gebeuren
simultaan in de behandeling waarbij de therapeut wordt gezien als “veranderingsagent”
1. Therapeutisch aangrijpingspunt = wat moet er cognitief / gedragsmatig bij de
patiënt veranderen.  welke aspecten in het denken en doen en laten houden de
problemen in stand en wat
2. Therapeutische context = hoe kun je het veranderproces het beste faciliteren. 
hierbij moet je denken aan het motiveren van de patiënt, maar ook kijken op welke

3

, manier je het beste de behandeling kunt organiseren & of er eventueel een eigen
financiële bijdrage nodig is. Je moet ook kijken of het wordt uitgevoerd door 1
behandelaar of door meerdere behandelaren.
3. Therapeutisch systeem = is het wenselijk om andere persoen in te schakelen om de
veranderingen in stand te houden.  moeten bijv. de partner en kinderen ook
betrokken worden bij de behandeling?

Bij de transdiagnostische benadering zijn vooral de context & aangrijpingspunt belangrijk.
 bij de therapeutische contexten zijn er veel factoren die zich niks aantrekken van de
stoornis en dus transdiagnostisch. Er zijn wel een aantal factoren waar de therapeut invloed
op heeft die met name een rol spelen bij de context:
 Therapeutische relatie  is een belangrijk aspect van de context. Ze zijn
onafhankelijk van de diagnose, en worden daarom gezien als transdiagnostisch.
o Collaboratieve empirisme = de therapeut stelt zich vooral nieuwsierig op en
stelt leidende vragen om de patiënt zelf tot inzicht te laten komen.
o Didactisch coach pupilmodel = de therapeut stelt zich vooral op als
deskundige die naast aanmoediging ook uitleg en richting geeft.
 Common factors  hierbij ligt de nadruk vooral op de gemeenschappelijke factoren
die in elke therapie aanwezig moeten zijn, ongeacht de diagnose. De common factors
zijn:
o Vertrouwelijke relatie tussen therapeut & patiënt.
o Context waarin genezing wordt verwacht
o De behandeling verloopt volgens de patiënts geloofwaardige rationale
o De behandeling kent een procedure die voort bouwt op deze rationale.
 Structuur, patiëntparticipatie & behandelintensiteit  gestructureerde
behandelingen zijn altijd effectiever dan ongestructureerde behandelingen – hierbij
spelen therapeutische leerdoelen een belangrijke rol. Behandelintensiteit moet in het
begin hoog worden ingezet en kan dan later afbouwen, dat wert vaak het beste.

Ook op het niveau van het therapeutisch aangrijpingspunt zijn er een paar
transdiagnostische aspecten – die dus niks van doen hebben met de diagnose:
- Geïndividualiseerde zoekschema’s voor diagnostiek & interventie keuze  vaak
zijn de behandelprotocollen té globaal om meteen toegepast te kunnen worden.
Daarom wordt er vaak (ongeacht diagnose) gebruik gemaakt van zulke
zoekschema’s die op twee mogelijke manieren te werk gaan:
o Functieanalyse = hypothese vormen over factoren die problematisch gedrag
in stand houden. Hierdoor krijg je beter inzicht en kan je een specifieker
behandelplan opstellen.
o Betekenisanalyse = hypothese vormen over de persoonlijke associaties die
zorgen voor de disfunctionele betekenissen die een patiënt heeft toegekent
aan feitelijke niet-problematische situaties.  ook hierdoor kan je specifieker
te werk gaan.
- Toepassen van transdiagnostische behandelinhoudelijke interventies  op
basis van de idiosyncratische (individuspecifiek) probleemanalyse en schema’s kan
er gekozen worden op een totaal nieuwe interventie toe te passen zoals bijv.
COMET.
o Het kan namelijk zo zijn dat uit de analyse blijkt dat er een probleem is (bijv.
piekeren of perfectionisme), dat geen officiele DSM diagnose is, maar waar
wel aan gewerkt moet worden. Het kan ook vaak in combinatie met een
behandeling die wel voorgeschreven wordt door de DSM-5.
 Je speelt dus in op transdiagnostische kwetsbaarheden die bij
verschillende stoornissen een rol kunnen spelen (piekeren,
perfectionisme, intolerantie voor onzekerheid, slaapproblemen).


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vdb99. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.01
  • (0)
  Add to cart