100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting artikelen psychopathologie II $6.48   Add to cart

Summary

Samenvatting artikelen psychopathologie II

 23 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

In het document zijn alle artikelen van psychopathologie II uitgebreid uitgewerkt en omschreven.

Preview 3 out of 26  pages

  • January 22, 2021
  • 26
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Artikelen Psychopathologie II

Week 1: “Mental disorders as networks of problems: a review of recent insights”

De netwerkbenadering op psychopathologie stelt dat een mentale stoornis een complex
netwerk is van symptomen die met elkaar interacteren.  hierbij gaan ze er vanuit dat de
symptomen de stoornis vormen i.p.v. dat de stoornis de symptomen vormt.

Comorbiditeit in de netwerkbenadering stelt dat stoornissen samen kunnen gebeuren
omdat er wederzijdse interactie is tussen symptomen.  comorbiditeit ontstaat dan op het
moment dat er symptomen zijn die als het ware functioneren als brug symptomen. = deze
kunnen activatie verspreiden van de ene stoornis naar de andere stoornis.
- Je kunt eerst X ontwikkelen en dan door een brug symptoom ook Y
- Je kunt ook eerst de brug symptomen ontwikkelen en daardoor zowel X als Y.

Zo vinden ze bijv. dat MDD en GAD symptomen sterk in contact staan met elkaar. (Cramer)
Ook vinden Boschloo in een studie waarbij hij 120 symptomen van 12 stoornissen
ondervraagd dat de grenzen tussen de 12 stoornissen eigenlijk heel slecht aan te duiden is.

Een kleine implicatie is dat comorbiditeit in de netwerkbenadering gebeurd doordat ze kijken
naar de gedeelde symptomen en dit gebeurd bij de DSM-5 niet, want daar kijken ze naar de
stoornis als oorzaak.

Voorspelling in de netwerkbenadering focust zich op twee elementen:
1. Early warning signals  ze kunnen in het netwerk kijken waar de overgang zit
tussen gezond & verstoorde staten. Het is dus van belang om factoren te
identificeren die een rol spelen bij de overgang.  wanneer men bijna in een transitie
fase zit kan er sprake zijn van: critical slowing down = het duurt langer voor een
systeem om zichzelf te herstellen.
a. Inertia wil zeggen dat individuen met een emotioneel netwerk (dus een sterk
afgesteld netwerk) een hogere kans hebben op het ontwikkelen van een
depressie omdat hun systemen minder snel herstellen van een trigger.
b. Mensen met een zwak afgesteld systeem (dus niet snel van de leg) reageren
op een continuum als het gaat om stress.  terwijl het bij mensen met een
sterk systeem juist een hele acute switch kan zijn.
c. Verschillende mensen kunnen dus dezelfde diagnose hebben maar de
netwerkstructuur bepaald of het continue gaat of acuut.
2. Eigenschappen van groepslevel netwerken  mensen met een sterker netwerk
zijn kwetsbaarder voor het ontwikkelen van psychopathologie, dit komt vooral naar
buiten wanneer ze dit op groepslevel onderzoeken, voor individuen is dit nog niet
waterdicht.
a. Ook speelt de natuur van een symptoom een belangrijke rol (nog groter dan
de hoeveelheid symptomen).

Centraliteit = het aantal connecties dat een symptoom heeft.  het symptoom dat de
meeste connecties heeft naar andere symptomen wordt dus ook gezien als risicofactor voor
het ontwikkelen van andere symptomen.

Het ontdekken van centraliteit is moeilijk omdat:
 Verschillende studies gebruiken verschillende variabelen wat het moeilijk maakt om
vergelijkingen te maken.
 Welke samples er gebruikt worden
 De manier van data verzamelen



1

,Door inzicht te krijgen in de centrale symptomen kunnen er ook actief interventies
plaatsvinden om deze centrale symptomen aan te pakken. Je kunt ook variabelen toevoegen
in het netwerk, die buiten de stoornis omgaan zoals bijv:
1. Informatie over een kindertrauma (deze kunnen namelijk een link hebben)
2. Beschermende variabelen
3. Bijv. aandachtsbias die ook een rol kan spelen in het netwerk.

Er zijn een aantal punten op klinisch gebied waar men verder mee kan gaan:
1. Het netwerk framework moet specifieke hypotheses maken over het behandelen
van stoornissen die ze ontdekken.
2. Er moet meer onderzoek komen of het een voordeel voor patiënten heeft om in te
spelen op de centrale symptomen.
3. Het toepassen van de netwerkbenadering op stoornissen die nog niet ontdekt zijn via
deze benadering  zoals bijv. binge eating stoornis.
4. Het bestuderen van factoren die kunnen helpen als veerkracht

Ook zijn er punten waar men op methodologisch gebied mee verder kan:
1. Duidelijk maken welke variabelen je moet bestuderen in een psychopathologisch
netwerk.
2. Duidelijk maken welk tijd frame je aanhoudt om symptomen te meten (uren, minuten
of misschien dagen?)
3. Het kunnen generaliseren van groepslevel naar individueel level  bekijken of dit wel
kan.
4. Er wordt veel gebruik gemaakt van de skip structuur, als iemand niet aan de eerste 2
symptomen voldoet, worden de andere symptomen geskipped. (dit hoeft dus
helemaal niet zo te zijn).

Week 2: “Anxiety disorders: why they presist and how to treat them” – Clark 1999

Angststoornissen zijn het resultaat van een verstoord beeld van gevaar in bepaalde situaties
of mentale gebeurtenissen.  het gevaar wordt door mensen met een angststoornis als
buiten proportioneel beschouwd.  maar als ze dan weten dat het een verstoord beeld is,
waarom blijft het dan bestaan?

Een aantal interessante observaties:
1. Sommige mensen herstellen vanzelf van hun angst terwijl andere echt hulp nodig
hebben, hoe werkt dit dan?
2. Voor mensen met een chronische angststoornis is het voortbestaan van hun angsten
behoorlijk irrationeel  als je al 1000 keer hebt gedacht dat je een hartaanval krijgt,
terwijl je nog steeds leeft bijv.

Er zijn een aantal factoren waarvan men denkt dat ze een rol spelen bij het instand houden
van een angststoornis:
 Veiligheidsgedrag = gedrag dat vertoond wordt om te voorkomen dat de gevreesde
catastrofe plaats vindt (je bent hier al blootgesteld aan de CS).  op deze manier
leert men dat de gevreesde catastrofe uitblijft door hun veiligheidsgedrag i.p.v. dat ze
leren dat het gewoon niet gebeurd.
o Wanneer men het veiligheidsgedrag laat gaan, kan er ook een disconfirmatie
plaatsvinden van de negatieve gedachtes.
o Veiligheidsgedrag wordt gedrag genoemd terwijl in werkelijkheid zijn het meer
interne mentale processen. – mensen met een sociale angststoornis gaan
bijv. dingen onthouden om zo niet te hoeven falen.
 Veiligheidsgedrag kan ik verschillende vormen komen.
 Veiligheidsgedrag kan juist ook veroorzaken waar je zo bang voor
bent.  of maken dat je opvalt bij mensen.

2

,  Attentional deployment (aandachtsbias) = heeft te maken met het richten van je
aandacht op bedreigende cues maar ook het bewust je aandacht weghalen van de
bedreigende cue kan een angststoornis in stand houden.
o Aandacht NAAR de bedreigende cue – mensen met een paniekstoornis
hebben hun aandacht extreem erg gericht op hun lichaam waardoor ze
sommige cues als heel bedreigend opvatten en denken dat er iets met ze is.
 Mensen met een paniekstoornis zijn ook erg goed in het tellen van hun
hartslag en wanneer ze ook maar iets buiten adem raken, vatten ze dit
sneller op dan mensen zonder de stoornis.
o Aandacht VAN de bedreigende cue – bij mensen met een sociale fobie kan
het aandacht weghalen van de cue ook een instandhoudende factor zijn. 
zo kijken zij bijv. niet naar gezichten van mensen (want dit is de bedreigende
cue).
 Mensen met deze fobie zijn ook trager met het detecteren van een cue
op het moment dat de cue verschijnt op de plek waar eerst het gezicht
was.
 Door niet te kijken naar het gezicht, leer je dus ook geen
disconfirmatie.
o Wat maakt dat de ene wegkijkt en de andere juist gefocust blijft. Wanneer je
wegkijkt van de spin, is de bedreiging niet weg. De spin is er nog en als je je
aandacht erop houdt, dan weet je ook precies wat de spin kan doen.
 Spontaan ontstane plaatjes = mensen kunnen in hun hoofd het gevreesde event als
het ware inbeelden. – mensen met een paniek stoornis kunnen zich inbeelden wat
het voelt om gek te worden.
o Mensen met een sociale fobie hebben steeds plaatjes in hun hoofd van hoe
de buitenwereld hun ziet (volgens hun bange hoofd). – 77% van de mensen
ziet zichzelf met de ogen van een buitenstaander. – dit zijn terugkerende
plaatjes in verschillende situaties.
 Emotioneel beredeneren = mensen met een sociale angststoornis gebruiken hun
lichamelijke senstaties om verkeerde inferenties te maken over hoe angstig ze zich
gedragen en eruit zien.
 Geheugenproces = er zijn twee soorten geheugenprocessen die een rol spelen:
o Selectief ontvangen van info die hun ergste angst bevestigt. – dit maakt dus
ook dat je twijfel over jezelf in stand blijft.
o Dissociatie tussen expliciete en impliciete geheugen – tussen recall & priming.
 dit zie je met name bij PTSS; zij kunnen zich vaak delen van het trauma
niet meer herinneren maar tegelijkertijd kunnen ze het soms emotioneel
herbeleven. = affect without recollection.
 Zo kan iemand heel bang worden zonder te weten waar het door komt.
later kan je er dan achter komen dat het zou kunnen komen door
een trauma. ; dit heeft dus alles te maken met het impliciete geheugen.
 Natuur van de dreiging = wanneer jij je reactie op een trauma ziet als normaal, kan
dat het proces van herstel bevorderen. Wanneer jij je reactie ziet als “ik word gek, ik
moet alles onderdrukken” dan is de kans veel groter om langere tijd te moeten
kampen met PTSS. – het is dus van belang om te kijken hoe je je symptomen
interpreteert.

Al de bovenstaande inzichten zijn van belang als je een goede behandeling wilt ontwikkelen.

Het maken van een idiosyncratisch model kan al helpend zijn en inzicht bieden. = een
model specifiek voor die patiënt om te laten zien wat er nu precies gebeurd en welke
gedragingen het in stand houden. – het is handig om dit vroeg in de therapie sessie al te
doen.



3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vdb99. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.48  2x  sold
  • (0)
  Add to cart