,H1 Onderzoeksperspectieven en methoden.
1.1 Wat is onderzoek
Bij het opzetten van een onderzoek bepaal je eerst of dit echt nodig is. Dit hangt af van de achtergrond of het
probleem dat de basis vormt voor een onderzoeksdoel en vraag.
Het onderliggende ‘probleem’ hoeft niet altijd negatief van aard te zijn. Het kan ook een algemeen of positief
onderwerp of vraagstuk zijn, zoals motivatie of tevredenheid.
Als het probleem of onderwerp en de hieruit voortkomende vraag puur economisch van aard zijn kan je de
benodigde waarden in een gespecialiseerd bestaand computerprogramma zetten. Maar zelfs dan is er
onderzoek gedaan.
Professionals als artsen, accountants, psychologen of ingenieurs doen in hun praktijkwerk ook onderzoek. Ze
gaan na wat er aan de hand is, ze zoeken iets uit. Het doel van hun onderzoek is het oplossen van een heel
concreet praktijkvraagstuk en niet het komen tot nieuwe kennis, ze maken wel gebruik van de
wetenschappelijke kennis die ze al hebben.
Kennisgericht onderzoek doen; het gaat niet om de oplossing van een concreet probleem maar om hiaten
(plaats waar iets ontbreekt) in de kennis op te vullen.
Criteria van goed onderzoek
Er wordt van goed onderzoek gesproken als er sprake is van een hoge score op de volgende 5 voorwaarden of
kenmerken:
1. Betrouwbaarheid: De mate waarin een onderzoek precies en nauwkeurig is, dat wordt gekenmerkt
door het aantal meetfouten: hoe preciezer er in een onderzoek gemeten wordt en hoe minder
meetfouten er zijn, des te betrouwbaarder het onderzoek is. Ook nauwkeurigheid van
meetinstrumenten, zoals vragenlijsten speelt een rol.
2. Validiteit: De mate waarin de resultaten van een onderzoek geldig zijn en er daadwerkelijk gemeten
wordt wat de onderzoeker wilde meten.
3. Repliceerbaarheid: In welke mate is een onderzoek herhaalbaar? Is alles zo helder geschreven en bij
gehouden dat andere onderzoekers het onderzoek in principe opnieuw kunnen uitvoeren?
4. Objectiviteit: betekent dat, het onderzoek onafhankelijk van de opvattingen van de onderzoeker is
uitgevoerd.
5. Ethisch verantwoord: Dat de uitvoering van het onderzoek zelf en de resultaten daarvan noch direct
noch indirect schadelijk mogen zijn voor de betrokkenen bij het onderzoek.
Het is alleen mogelijk om goed onderzoek te doen en als gevolg daarvan een goed onderbouwd rapport of
advies uit te brengen aan de opdrachtgever, als naast deze punten voor een goed onderzoek een onderzoeker
ook:
§ Alle onderzoeksfasen doorloopt.
§ Hier verantwoording over aflegt op schrift en/of verbale terugkoppeling van het onderzoek.
§ Elke stap in het onderzoeksproces kan verantwoorden, waarom die keuze en hoe hij de stap heeft
doorlopen.
§
Verschil tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek
Het verschil tussen beide soorten onderzoek zit niet in de gebruikte methoden of technieken, maar in het doel
van een onderzoek.
Fundamenteel onderzoek: Kennis gericht. Het verkrijgen van theoretisch inzicht, rekening houdend met de
criteria die hiervoor genoemd zijn, om op die manier meer kennis te verkrijgen en/of theorievorming te
verbeteren rond een bepaald thema. (bvb; motivatie van medewerkers). Het opstellen of uitbreiden van
theorie of kennis.
Praktijkgericht onderzoek: Het doel is de praktijk verbeteren. Het gaat om een probleem op lossen. De reden
voor dit soort onderzoek is veel minder theorie/kennis gestuurd, maar altijd praktijk gestuurd.
,Toegevoegde waarde van onderzoek
Aan de hand van goed onderzoek en het op de juiste wijze doorlopen en onderbouwen van elke stap in de
onderzoek cyclus kan je met meer zekerheid iets concluderen en adviseren over de fenomenen of het gedrag
dat u bestudeert dat aan de hand van een onderzoek dat niet aan deze criteria voldoet.
Fundamenteel onderzoek voegt iets toe aan de kennis.
Praktijkgericht onderzoek lost een vraag of probleem op. Belangrijke eis: Het onderzoek moet bruikbaar zijn.
Beide onderzoeken zijn wetenschappelijk in de zin dat ze voldoen aan de 5 voorwaarden van goed onderzoek.
1.2 Verschillende onderzoeksperspectieven, -methoden en -technieken
Eerst wordt er gekeken naar het;
Perspectief: manier van kijken. Iedereen kijkt vanuit een ander perspectief.
Het is niet zo dat het ene perspectief superieur, Iemand die een hogere rang heeft of iets beter kan, is aan het
andere.
Wel is het zo dat het ene perspectief voor een bepaald vraagstuk meer geëigend, geschikt voor iets, of beter
passend is dan de andere.
Daarom moet de onderzoeksvraag zo specifiek mogelijk geformuleerd worden zodat je het best passende
perspectief voor het onderzoek kunt kiezen.
Verschillende perspectieven en stromingen
Daarna worden 2 algemene wetenschapsfilosofische perspectieven op onderzoek en 2 wetenschapsfilosofische
stromingen besproken.
Deze perspectieven worden als uitersten of elkaars tegenpolen gezien.
Denk aan; onderzoeksparadigma’s, waarin een voorkeur voor een bepaald onderzoeksperspectief en bepaalde
onderzoeksmethode wordt aangehangen door een groep onderzoekers.
Het doel van het specifieke onderzoek bepaalt welk perspectief, welke stroming en welke specifieke
onderzoeksmethode je kiest; dit alles moet in elkaars verlengde liggen en onderling consistent zijn.
Inductie en deductie
Er zijn 2 brede wetenschapsfilosofische perspectieven op onderzoek te onderscheiden (Van den Bersselaar)
1. Inductie: Op grond van specifieke waarnemingen tot een algemene theorie komen.
Bvb: Je observeert medewerkers in een bepaalde periode en de conclusie is dat de medewerkers daar
gemotiveerd zijn.
2. Deductie: Op grond van een algemene theorie tot een specifieke verwachting of veronderstelling
komen.
§ De redenering is een als…dan… vorm.
Bvb: Alle medewerkers zijn gemotiveerd, Peter werkt bij die organisatie, dus Peter is gemotiveerd.
Je toetst de theorie door de hypothese te toetsen, als de hypothese niet ondersteund wordt moet je de theorie
verwerpen.
Empirisch- analytische en interpretatieve stroming
Er zijn ook 2 wetenschapsfilosofische stromingen te onderscheiden, die wat specifieker zijn dan de 2
hoofdperspectieven (inductie en deductie):
1. Empirische-analytische (positivistische) stroming:
Oorsprong: natuurwetenschappen.
Gaat af op de door onderzoek vastgestelde feiten.
Centraal staan: het verzamelen van feiten op basis van zintuiglijke waarnemingen.
Toegepast: deductief onderzoek.
2. Interpretatieve (fenomenologische en hermeneutische) stroming:
Bestudeerd de ervaringen van mensen.
Centraal staan: De beleefde waarheid en het duiden hiervan door de onderzoeker.
Toegepast: inductieve onderzoeken.
, Tabel 1.1 (Blumberg, Cooper & Schindler,Bersselaar)
Empirische- analytische en Interpretatieve stroming worden tegen elkaar afgezet, als het gaat om hun effect op
de visie en de opzet van onderzoek. Deze 2 stromingen kunnen elkaar ook aanvullen.
De principes van inductie en deductie worden beide (op verschillende momenten) toegepast in de empirische
cyclus.
Verschillende methoden en technieken
Naast de hiervoor genoemde algemene stromingen in onderzoek, kunnen er specifiekere onderzoeksmethoden
en technieken worden benoemd die de onderzoeker gebruikt om data mee te verzamelen.
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
1. Kwantitatieve onderzoeksmethode:
Gericht op: beschrijven of toetsen, dat in meetbare eenheden of getallen is uit te drukken.
Onderzoeksmateriaal: Vragenlijstscores/ gegevens die verkregen zijn met behulp van technische
meetinstrumenten.
Voorbeeld: Werktevredenheid kan worden gemeten als de score op een vijfpuntsschaal. Bvb M = 4,0
op schaal van 1 tmt 5.
2. Kwalitatieve onderzoeksmethode:
Gericht op: Exploratief onderzoek, dat niet in meetbare eenheden uitgedrukt wordt, maar waarin
rijke, diepgaande informatie verzameld wordt.
Gaat om het voorlopig formuleren van verbanden en verklaringen tussen verschijnselen.
Onderzoeksmateriaal: Taal, op papier/ real life in de zin van gesprekken.
Voorbeeld: Werktevredenheid kan hier gemeten worden: lang interview waarin een medewerker
uitgebreid vertelt over zijn werk.
Empirisch-analytisch (positivistisch); kwantitatieve onderzoek aanpak.
Interpretatieve; kwalitatieve onderzoek aanpak.
De keuze van een bepaald ontwerp of bepaalde methode hangt af van:
- de onderzoeksvraag en – welke data je wil verzamelen.
Survey en interviews
Een onderzoekstechniek die in kwantitatief onderzoek wordt gebruik is de surveymethode.
Surveymethode: Wordt ook wel enquête/vragenlijstonderzoek genoemd.
Kwalitatieve methoden: interviews; doorvragen. X kwantitatieve data.
Kwantitatieve methoden: vragenlijsten. Verzamelen van kwantitatieve data.
Mixed-method-onderzoeken: Onderzoeken die van zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden of
technieken gebruikmaken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fvonk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.