100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding fiscaal recht $8.03
Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding fiscaal recht

1 review
 118 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting inleiding fiscaal recht, gegeven door De Vroey Sophie behaalde resultaat: 17/20 Zijn er kaders versprongen, zijn er andere problemen met de opmaak of bij vragen, stuur gerust een berichtje :)

Preview 4 out of 47  pages

  • January 22, 2021
  • 47
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: kaat1 • 2 year ago

avatar-seller
INLEIDING FISCAAL RECHT
DEEL 1 - BASISBEGINSELEN

HOOFDSTUK 1: BEGRIPPEN EN KENMERKEN VAN DE BELASTINGEN


1.1 HET BEGRIP ‘BELASTINGEN’
‘De belasting is een bijdrage die volgens bepaalde rechtsregels door de overheid wordt opgelegd met het oog op het
verzamelen van financiële middelen die nodig zijn om uitgaven te doen in het algemeen belang en voor zover die
bijdrage bij wet of decreet als belasting wordt erkend.’


1.2 KENMERKEN VAN EEN BELASTING
Er zijn 2 hoofdkenmerken van een belasting:
- Het financieel doel
- Het publiekrechtelijke doel (dwingend karakter)

1.2.1 HET FINANCIEEL DOEL
- Belastingen worden gebruikt voor het dekken van de overheidsuitgaven.
- Belastingen worden geheven en aangewend ter financiering van diensten van openbare nut. (Algemeen belang)
≠ retributie

Retributie = indien de heffing bestemd is om een door de overheid verstrekte dienst te laten vergoeden door degene
die de dienst heeft genoten, bv. tol (bij tunnels) (zie 1.2.4)

1.2.2 DWINGEND KARAKTER
Belastingen worden eenzijdig opgelegd door een overheid. → volgens afdwingbare rechtsregels. Bij niet-naleving van
de wettelijke verplichtingen zal de belastingplichtige gesanctioneerd worden. Er zijn 2 soorten sancties mogelijk:
- Administratieve sanctie (boete)
- Strafrechtelijke sanctie (gevangenisstraf)

‘Una via’-principe: Het houdt in dat inbreuken op fiscale wetgeving voortaan uitsluitend ofwel via de administratieve weg ofwel via
de strafrechtelijke weg kunnen worden vervolgd. Bij overtreding kan de fiscus zelf kiezen welke soort sanctie hij kiest.

1.2.3 OVERHEIDSINKOMSTEN DIE GEEN BELASTING ZIJN
Ontvangsten die niet voldoen aan beide kenmerken, zijn geen belastingen. Bijvoorbeeld:
- Inkomsten uit vervreemding, verpachting of concessie van openbare domeingoederen (bv. inkomgelden van
musea, vaartrechten, houtkappingen…)
- Retributies
- Parafiscale heffing

1.2.4 RETRIBUTIE VS BIJZONDERE VORMEN VAN BELASTINGEN
= geen belasting, maar een vergoeding voor een geïndividualiseerde dienstverlening vanwege de overheid die daarbij
over een juridisch of feitelijk monopolie beschikt. Een retributie gaat wel rechtstreeks naar een bepaalde uitgaven.

Voorbeelden:
- De riolering in een oude straat moet heraangelegd worden. De overheid betaalt de algemene werken. Maar de
link van de straat naar het huis wordt betaald door de mensen die er wonen. De mensen betalen voor de dienst.
- Tolgelden voor het gebruik van bruggen, tunnels, autowegen…
- Vergoeding voor het verkrijgen van een kopie van een administratief document.

1.2.5 PARAFISCALE BIJDRAGEN
Dit zijn sociale bijdragen (RSZ) die dienen voor het dekken van uitgaven (≠ belasting). De opbrengst van parafiscale
bijdragen komen NIET in de rijksmiddelenbegroting.

1

,Sociale bijdragen kunnen de sociale uitgaven niet meer dekken door vergrijzing en booming. Er is een fiscale kas en
een sociale kas. De sociale kas knabbelt daarom soms in de fiscale kas en dit wordt de parafiscaliteit genoemd.

Bijvoorbeeld: De toewijzing van allerlei inkomsten uit btw, accijnzen en roerende voorheffing aan de sociale zekerheid.

HOOFDSTUK 2: DE FUNCTIES VAN DE BELASTING

Belastingen hebben een financiële, economische en sociale functie.


2.1 DE FINANCIËLE FUNCTIES (BELANGRIJKSTE FUNCTIE)
Functie van de belasting: financieel om de overheid te financieren. Elk jaar worden de te verwachten
belastingopbrengsten geraamd in de jaarlijkse begroting.

De overheid moet voor een begroting, een verwachting maken van de inkomsten van vorig jaar en van de mogelijke
aftrekposten en er moet een evenwicht gezocht worden. Hier wordt dan een wet van gemaakt en die moet gestemd
worden. De wet geeft de mogelijkheid aan de overheid om volgend jaar de belastingen te mogen innen en de uitgaven
te moeten doen.


2.2 DE ECONOMISCHE FUNCTIE
Dan is er ook nog een economische functie: prijsvorming.

Hoe meer belastingen er op een product worden geheven, hoe duurder dit product wordt voor de consument.

Op diesel betaal je accijnzen en die zijn gekoppeld aan de prijzen van de diesel, dus hoe duurder de diesel hoe meer
inkomsten van accijnzen. Willen geen diesel meer dus maken het duurder zodat mensen ontmoedigd worden. België
belast zwaar op arbeid. Overheid vindt dit te zwaar en heeft iets nieuws ingevoerd namelijk de takshift = lichte
mindering op belastingen op arbeid om arbeid aan te moedigen.

- Het spaarwezen: bv. Pensioensparen. natuurlijke personen kunnen geld op een rekening zetten. Dit geld wordt
belegd door de bank tot het moment dat de persoon op pensioen gaat. + de persoon krijgt elk jaar een klein
fiscaal voordeel op dit gespaarde bedrag.
- Consumptie: algemene verhoging van de belasting doet de koopkracht van de belastingplichtige dalen →
verminderde consumptie
- Investeringen: investeringen langs fiscale weg wordt aangemoedigd door bv. een toekenning van een
investeringsaftrek voor investeringen in nieuwe materiële en immateriële vast activa. Zo probeert de overheid te
voorkomen dat ondernemingen zich gaan uitbreiden in het buitenland.
- Tewerkstelling: door personeel aangroei kunnen ondernemingen een deel van hun winst vrijstellen →
aanmoediging voor tewerkstelling in ondernemingen door fiscale wetgever




2

,2.3 DE SOCIALE FUNCTIE
Dan heb je ook nog een sociale functie overheid heeft de bevoegdheid om te zeggen die groep mensen krijgt meer of
minder. Hoe groter een bezit of een inkomen, des te minder een op dezelfde voet geheven belasting wordt gevoeld (=
draagkrachtbeginsel)

- Voorbeeld: personen belastingen (belasting die we betalen op het inkomen: alleenstaanden betalen minder dan
gezinnen & hoe meer kinderen hoe meer voordelen.)
- Voorbeeld: de progressiviteit in de tarieven van de personenbelasting, de erfbelasting en de schenkbelasting op
schenkingen van onroerende goederen, en samenhangend hiermee, het belastingvrije minimum
- Voorbeeld: de familiale aanpassing van de belasting (bv. De verhoging van de belastingvrije som in de
personenbelasting i.f.v. de gezinstoestand van de belastingplichtige, de vermindering bij de onroerende
voorheffing, de vermindering en vrijstelling inzake erfbelasting en schenkbelasting)

HOOFDSTUK 3: WIE MAG BELASTING HEFFEN?

De bevoegde overheden voor het heffen van belastingen zijn: (art. 170-173 GW)

1. Federale overheid
o De federale overheid en de lokale besturen hebben de autonomie van heffingsbevoegdheid gehaald uit
art. 170 GW.
o De federale overheid kan geen belasting heffen op afval en water = uitsluitende bevoegdheid van de
gewesten. De federale wet kan een lokale belasting invoeren of afschaffen.
2. Lokale besturen: gemeenten, provincies en de agglomeratie Brussel
o De lokale besturen zijn verantwoording verschuldigd aan de hogere overheid die via bestuurlijk toezicht
instaat voor de bewaking van het algemeen belang.
3. Regionale besturen: gewesten en de gemeenschappen
o Regionale overheden mogen geen belasting heffen op federaal belaste materies. Er zijn 2 soorten fiscale
bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten:
 Eigenlijke fiscale bevoegdheden (art. 170, §2 GW)
 Oneigenlijke fiscale bevoegdheden (art. 175 en 177 GW): dit vormt de grondslag voor de zgn.
overgedragen toegewezen en toegewezen belasting.
4. Publiekrechtelijke instellingen
o die belast zijn met een opdracht van algemeen belang en waartoe de wet de burgers verplicht onder
bepaalde voorwaarden aan te sluiten.
5. Supranationale overheden (EU)
o de EU. → douanerechten die geheven worden aan de buitengrenzen van de EU. Elke EU-lidstaat moet
een deel van haar nationale btw-opbrengst afstaan aan de Unie.

Overgedragen belastingen: eerst federaal, nu gewestelijk
o Bv. de onroerende voorheffing, een aantal registratiebelastingen, de erfbelasting…

Toegewezen belastingen: geïnd door federale overheid, maar geeft een deel aan de gewesten
o Personenbelasting is een onderdeel van de inkomensbelasting. Personenbelasting was federaal → WIB.
Het is dan naar het Vlaams gewest gegaan en hebben dan hun eigen wet gekregen = VCF. DUS nu
zowel WIB en VCF.
Nu is er een factor die bepaald wat van de federale coupe naar de Vlaamse coupe moet, de autonomie
factor 24,957%


100%
belastingen



Gewesten Federaal
24,957% 75,043%




3

, HOOFDSTUK 4: GRONDWETTELIJKE BEGINSELEN VAN DE BELASTINGHEFFING

Basis van belastingheffing: GRONDWET art. 170-172 GW

Legaliteitsbeginsel Geen belasting zonder wet. Als je een inkomen hebt en wil weten of het belast wordt,
dan ga je kijken in het wetboek. Lotto inkomst worden niet belast. Wat zit er in een wet, 3
vragen: wie, wat & hoeveel. Art. 170 GW
Wat niet teruggevonden kan worden in een wet, decreet… kan niet belast worden.
Eenjarigheidsbeginsel Belastingwet geldt altijd maar voor 1 jaar. Via de begrotingswet gemaakt door overheid
(Annualiteitsbeginsel) en gestemd door het parlement. Basiswet moet niet elk jaar gestemd worden, maar de
begrotingswet moet wel elk jaar. Werken met het kalender jaar van 1 januari en 31
december. Betalen voor het komende jaar aanslagjaar is het jaar waarop je belast.
Art. 171 GW
- Belastingen die gestemd zijn kunnen pas geheven worden als het belastbaar feit is
voldaan
- Er moet een belastingwet zijn die het toelaat
- Er moet een begrotingswet zijn dat gestemd is.
Gelijkheidsbeginsel Art. 10 GW: “Iedereen gelijk voor de wet”. Iedereen die zich in dezelfde situatie (feitelijke
toestand) bevindt wordt op een gelijke manier behandelt.” Als je niet akkoord bent dan
moet je naar grondwettelijk hof. Art. 172 GW
Voorbeeld: Een kustgemeente heeft een belasting op 2 de verblijven ingevoerd, waarvan
het tarief verschillend is volgens de zone waarin het gebouw gelegen is. voor gebouwen
op de zeedijk is het tarief het hoogst. Dat het tariefonderscheid beperkt is, omdat de
tarieven zich bevinden tussen € 420 en € 650, doet volgens het hof van beroep te Gent
geen afbreuk aan het feit dat er een onderscheid is dat niet objectief en redelijk
verantwoord is. Een beperkt verschil in absolute cijfers is geen reden om willekeur in
tarief toe te laten. Het hof verklaart het belastingreglement dan ook buiten toepassing
wegens schending van het gelijkheidsbeginsel.

HOOFDSTUK 5: BEGINSELEN EN KENMERKEN DIE VOORTVLOEIEN UIT DE AARD VAN DE
BELASTINGEN EN UIT HET RECHT IN HET ALGEMEEN

Dit zijn beginselen die niet voortvloeien uit de grondwet, maar uit het gemeen recht.


5.1 HET FISCAAL RECHT IS GEEN VOLSTREKT AUTONOME RECHTSTAK
Fiscaal recht is geen autonome rechtstak, d.w.z. meerdere wetsboeken. Algemene recht primeert tenzij het fiscale
recht er expliciet van afwijkt. Publiek recht is nooit tussen burgers onderling alleen overheid en burger.


5.2 DE FISCALE WET IS VAN OPENBARE ORDE
Fiscaal recht behoort tot het publiek recht → is van openbare orde (art. 6, 1131, 1133 BW)

Volgende juridische gevolgen vloeien voort uit het openbare orde karakter van de belastingwet:
- De belastingwet bepaalt zelf wie de schuldenaar is van de belastingen Bv. in de btw is het de btw-plichtige.
- Overeenkomsten die belastingontduiking tot doel hebben zijn van rechtswege nietig
- Tussen de fiscus en de belastingplichtige kunnen geen overeenkomsten worden gesloten over rechtskwesties
- Bij de vestiging van de belasting is de fiscus derde

Onderscheid tussen belastingvermijding en belastingontduiking
- Belastingontduiking is verboden = fraude (te kwader trouw)
- Belastingvermijding= ontwijking (bona fide = te goeder trouw)
o Evolutie:
 Tot 1961: De minst belaste weg met een juridische werkelijkheid
 De antirechtsmisbruiksbepaling. 1993: ruling, “juridische kwalificatie”
 2005: de antimisbruikbepaling (hier zijn we nu). De rechtshandeling is nu het belangrijkste en niet
meer de juridische kwalificatie Art. 344 §1 WIB




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LotteVors. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.03  7x  sold
  • (1)
Add to cart
Added