100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychopathologie (UvA Premaster) () $7.06   Add to cart

Summary

Samenvatting Psychopathologie (UvA Premaster) ()

4 reviews
 206 views  14 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Complete samenvatting van het vak Psychopathologie aan de UvA. Alle verplichte literatuur is hierin opgenomen, aangevuld met de besproken stof in de hoorcolleges. Behaald tentamenpunt o.b.v. deze samenvatting: 9.6

Preview 6 out of 66  pages

  • No
  • Hoofdstukken: 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17.
  • January 22, 2021
  • 66
  • 2020/2021
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: clvdbovenkamp • 2 year ago

review-writer-avatar

By: romaisae2000 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: Doortje19s • 1 year ago

review-writer-avatar

By: seme • 1 year ago

avatar-seller
Samenvatting Psychopathologie
Leerdoelen

Algemeen
• Structuur classificatiesystemen beschrijven (DC 0-5, DSM-5, ICD-11).
• Voordelen en beperkingen van gebruik van classificatiesystemen benoemen en uitleggen.
• Kunnen uitleggen waarom psychopathologie gezien moet worden als continuüm, grenzen tussen
normaal en pathologie zijn flexibel en kunnen veranderen op basis van individuele (leeftijd) en
omgevingsfactoren (cultuur).

Per stoornis
• DSM-5 criteria kunnen opnoemen.
- Kernsymptomen, differentiaaldiagnostiek, relevante criteria (leeftijd/context).
• Comorbiditeit (en hoe vaak het samen voorkomt ongeveer).
• Leeftijdsverschillen in presentatie van symptomen.
• Sekseverschillen in presentatie van symptomen.
• Prevalentie.
- Welke zeldzaam en minder zeldzaam zijn, prevalentieverschillen bij sekse en cultuur.
• Risico en beschermende factoren.
• Etiologische modellen.
• Gangbare behandelvorm/behandelcontext (effectiviteit daarvan).



Algemeen

Psychopathologie
De leer van de psychische ziekte, het psychisch lijden, en van gedrag en ervaringen die kunnen wijzen op een
psychische ziekte of beperking. Psychopathologie als wetenschap ligt aan de basis van behandeling.

Beoordelen of bepaald gedrag pathologisch is, is afhankelijk van wat men in de ontwikkelingsfase (waarin een
kind zich bevindt) zou mogen verwachten. Daarom wordt alles vanuit een ontwikkelingsperspectief bekeken.

Bij ongeveer 10% van de kinderen is een vorm van psychopathologie aanwezig. Voor het beloop van de
problematiek is het goed als er tijdig hulp wordt gezocht. Voor hulpverleners is het noodzakelijk om goed te
kunnen bepalen/inschatten of probleemgedrag afwijkend is (en dus pathologisch). Dit is mede afhankelijk van
wetenschappelijk gefundeerde ‘afspraken’ over wat normaal en wat pathologisch is. Dergelijke afspraken zijn
bijvoorbeeld terug te vinden in de DSM. Het classificeren vergemakkelijkt de communicatie tussen professionals,
maar ook de financiering van het hulpaanbod hierop gebaseerd.

,Rigter – Hoofdstuk 1: Wat is ontwikkelingspsychopathologie?

Psychopathologie
De wetenschap waarin psychische stoornissen worden bestudeerd (het voorkomen, prevalentie, het ontstaan,
onderscheid tussen, de behandeling ervan).

Aangrenzende vakgebieden:
- Psychiatrie: hulpverleningspraktijk voor mensen met psychische stoornis.
- Ontwikkelingspsychopathologie: ontstaan en beloop van psychische stoornissen, begrijpen van het
proces (combineert inzichten uit verschillende perspectieven).
- Ontwikkelingspsychologie: studie van de normale ontwikkeling.
- Klinische psychologie: studie van de afwijkende ontwikkeling.
- Orthopedagogiek: studie van de opvoedkundige praktijk.
- Biologie: studie van lichamelijke rijping en erfelijke aanleg.
- Sociologie: studie van maatschappelijke normen, waarden en processen.
- Culturele antropologie: studie van culturen.
- Epidemiologie: studie van verdeling (aantallen, frequentie en spreiding) van ziekten en stoornissen
in menselijke groepen.

Ontwikkelingspsychopathologie
Uitgangspunt van het boek van Rigter. Verondersteld dat gedrag in de loop van iemand leven veranderd
of complexer wordt (de organisatie van gedrag veranderd). Alle aspecten van de ontwikkeling
beïnvloeden elkaar wederzijds (emotie, cognitie, gedrag, lichamelijk functioneren, gezondheid). Bij het
veranderen en complexer worden spelen zowel de vroegere ervaringen (geschiedenis van het kind) en
de kenmerken en eisen van de huidige situatie een rol.

Ontwikkelingsopgaven
In elke levensfase moet iemand bepaalde opgaven zien te volbrengen. Als dergelijke vaardigheden bij de opgave
niet worden verworven, wordt de kans op latere problemen groter.

Als je stoornissen ziet in het licht van ontwikkeling, dan wordt het niet opgevat als iets wat iemand heeft of
kenmerkt, maar als een ontwikkeling die is vastgelopen of is scheefgegroeid. Een psychische stoornis is vrijwel
altijd een in oorsprong normale ontwikkeling, die door bepaalde oorzaken uit de rails is gelopen.

Dit impliceert ook dat een stoornis (of afwijkend gedrag) niet statisch is, het is dynamisch. Je kunt er soms last
van hebben, soms niet. Dit betekend dat men ervan uitgaat dat de verschijningsvorm van afwijkend gedrag
verandert gedurende de levensloop van een persoon (gedrag in de ene leeftijdsfase normaal, terwijl dit
afwijkend kan zijn in andere fase). Daarnaast is ‘normaal’ plaats- en tijdsgebonden.

Op het ontstaan en het beloop van gedrag zijn altijd meerdere factoren van invloed. Factoren die bepaald
gedrag doen ontstaan zijn vaak weer andere dan die het gedrag in stand houden of verergeren. Een hulpverlener
die de ontwikkeling als uitgangspunt neemt, kijkt naar alle verschillende invloeden die aan de orde zijn tijdens
het gehele ontwikkelingsproces (dus echt kijken naar de unieke situaties, gedrag vanuit daar proberen te
bekijken).

Overzicht probleemgebieden per leeftijdsfase

Vroege kindertijd (tot 6 jaar)
- Slaapproblemen (gaan meestal over).
- Eet- en groeiproblemen (gaan meestal over).
- Zindelijkheidsproblemen (gaan meestal over).
- Hechtingsproblemen (eenmaal ontstaan maakt lastig te behandelen).
- Pervasieve ontwikkelingsstoornissen (chronisch vanwege erfelijke aanleg).
- Taal- en leerproblemen (chronisch vanwege erfelijke aanleg).

, Basisschool leeftijd (tot 12 jaar)
- Aandachts- en impulsiviteitsproblemen (ADHD, chronisch vanwege erfelijke aanleg).
- Gedragsproblemen (eenmaal ontstaan maakt lastig te behandelen).
- Angstproblemen (goed te behandelen, maar kans op terugval).

Puberteit/adolescentie (tot 18 jaar)
- Stemmingsproblemen (unipolaire goed te behandelen, maar kans op terugval; bipolaire is
chronisch vanwege erfelijke aanleg).
- Eet- en lijnproblemen (eenmaal ontstaan maakt lastig te behandelen).
- Middelenmisbruik (eenmaal ontstaan geeft zwakke plek, levenslange verslaving).
- Schizofrenie en psychosen (schizofrenie is chronisch vanwege erfelijke aanleg).
- Omgaan met de dood en eigen sterfelijkheid (suïcidaliteit ernstig, maar over algemeen goed te
voorkomen en behandelen).

Wanneer is er sprake van ‘klachten’?
• Als het niet past bij de leeftijd.
• Als het niet of nauwelijks te corrigeren is.
• Als het algemeen functioneren ernstig nadelig wordt beïnvloed.
• Als het kind en/of de omgeving eronder lijdt.
• Als uiteindelijk (mogelijk) de ontwikkeling stagneert (ervaringen missen en daar later moeilijkheden
door krijgen; bijvoorbeeld door druk in je hoofd zijn niet tot leren komen op school).


Rigter – Hoofdstuk 2: Classificatie, Diagnostiek en Epidemiologie

Classificatiesystemen
Systematische beschrijvingen van gedrag (op basis van door wetenschappers onderscheden en gegroepeerde
gedragskenmerken), met als doel gedrag in te delen/te bepalen of er sprake is van een stoornis (of om
onderscheid te maken tussen verschillende stoornissen).

Classificatie is de start binnen de hulpverlening, je weet dan (gemiddeld gezien) wat de kenmerken zijn, wat het
betekend om de stoornis te hebben, welke methoden kunnen worden ingezet.

DSM (Diagnostic and Statistical Manual of the Mental Disorders) – APA
Gaat uit van een categoriale benadering, gebaseerd op afspraken. Voordeel is dat deskundigen
‘dezelfde taal’ spreken, de duidelijk gespecificeerde criteria hebben gezorgd voor een toename in
onderzoek naar het ontstaan, het beloop, het voorkomen en het behandelen van psychische
stoornissen.

Definitie van een psychische stoornis volgens de DSM:
1. Betreft een gezondheidstoestand die gekenmerkt wordt door significant disfunctioneren (van de
cognities, emoties of gedrag), als gevolg van een verstoring in de psychische, biologische of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan psychisch functioneren.
2. Het is niet een gebruikelijke of cultureel aanvaarde reactie op een specifieke gebeurtenis, het is
cultureel afwijkend gedrag (het is geen weergave van een conflict tussen het individu en de
maatschappij).

Maar ook kritiek op de DSM, psychische stoornissen zijn vaak niet zo zwart-wit. Daarom vanaf de DSM-5
een onderscheid in lichte, matige of ernstige vormen. Maar er blijft een harde knip tussen wel of geen
stoornis. Bij categoriale classificatie is het oordeel van de deskundige vaak doorslaggevend (bij
dimensionaal wordt veel meer gekeken naar normscores, zoals bij CBCL).

ICD (International Classification of Diseases) – WHO
Ook gebaseerd op consensus van experts. De DSM en de ICD kunnen vertaalt worden naar elkaar. De
ICD-11 geeft classificaties van alle ziekten (niet alleen psychisch).

, DC: 0-5 (Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders in Infancy and Early
Childhood, Zero to Five)
Bekijkt de stoornis op vijf assen:
1. Stoornis.
2. Relationele context: gedrag, affect en betrokkenheid.
3. Medische en ontwikkelingsstoornis en conditie: bijvoorbeeld groeien en eten.
4. Psychosociale stressoren: bijvoorbeeld relatieproblemen van ouders, geldproblemen.
5. Niveau van ontwikkeling.

Dimensionale benadering
Een bepaald kenmerk van een persoon meten met testen en vragenlijsten, en daar een cijfer aan
verbinden (normscores vergelijken). Child Behavior Checklist (CBCL) hiervoor vaak gebruikt, waarvan
verschillende versies kunnen worden gebruikt (leeftijd/sekse; ouders/leerkracht/zelfrapportage).

Voordelen: kunnen de veranderingen beter in kaart brengen dan de DSM, er zit geen harde knip op een
stoornis. De interpretatie van de hulpverlener speelt een minder grote rol.

Nadelen: minder internationaal gebruik (minder communicatie tussen deskundigen), zeldzame
stoornissen zijn minder goed te signaleren dan met de DSM.

Dit is beter passend bij het onderliggende model van psychopathologie. Gedrag wordt weerspiegeld in
variatie op een bepaalde dimensie (continuüm/normaalverdeling, met gemiddelde met uitloop in de
staarten). De extremen vallen in de categorie afwijkend/stoornis (aan beide zijden mogelijk).

Diagnostiek
Gaat een stapje verder dan classificeren, behalve het vaststellen van gedragskenmerken ook kijken of een kind
lijdt onder de problemen, de behoefte aan hulp/zorg vaststellen en het functioneren in kaart brengen. De vraag
hóe een stoornis is ontstaan staat centraal. Bij de diagnose wordt gebruik gemaakt van modellen en theorieën.

Drie waarom-vragen:
1. Waarom heeft het kind deze klachten op dit moment gekregen, wat is er nu in de ontwikkeling
gebeurt of veranderd? (kijken naar toename risicofactoren, of afname beschermende).
2. Waarom heeft het kind juist deze klachten ontwikkelt? (zoeken naar de functie van gedrag).
3. Waarom heeft dit kind deze problemen, en niet broer/zus? (positie in het gezin bekijken,
gezinsfunctioneren, ook voor versterken sterke punten).

Diagnostische methoden en instrumenten
- Diagnostisch gesprek: luisteren, vragen stellen en observeren.
o Anamnese: voorgeschiedenis van de stoornis of klachten.
o Gezinsanamnese: het systeem in kaart brengen.
o Autoanamnese: klachtgeschiedenis toegelicht door hulpvrager zelf.
o Heteroanamnese: gebaseerd op informatie van anderen (ouders, school).
o Diagnostisch interview: vervolg op anamnese, het gebruiken van gestandaardiseerde
vragenlijsten.
- Observeren: opzettelijk, doelgericht en systematisch waarnemen. Kunnen aanvulling geven op de
classificatie of diagnose.
- Psychodiagnostiek: vragenlijsten, testen en beoordelingsschalen (zoals CBCL).
o Functietesten: zoals intelligentie, concentratie, geheugen of EF.
o Zelfrapportage: bepaalde problematiek of kenmerk meten (zoals persoonlijkheid).
o Projectieve testen: zoals de vlekkentest (stimuli aanbieden en vragen naar de
interpretatie).
- Lichamelijk onderzoek: nodig om lichamelijke problemen/oorzaken uit te sluiten of de effecten van
medicatie vast te stellen.

,Epidemiologie
Heeft een raakvlak met diagnostiek, maar kijkt breder. De hulpverlener moet interpreteren, en beslissingen
nemen over de aanpak/behandeling (en deze evalueren). Hierbij de kennis gebruiken over wat we gezien de
leeftijd van het kind ‘normaal’ en ‘afwijkend’ gedrag vinden.

Kijkt ook naar de prevalentie van bepaalde stoornissen, en het voorkomen van stoornissen in bepaalde
subgroepen (zoals sekse, culturen of leeftijd). Epidemiologisch onderzoek richt zich ook op het onderzoeken van
factoren die bepaalde problematiek beïnvloeden (kenmerken stoornis, onderscheid tussen stoornissen,
mogelijke oorzaken). Dit is allemaal van belang om ook voor het individuele kind een goed passende behandeling
te kiezen (kennis over de stoornis, over wat effectief is bij specifieke problemen).

Behandeling
Er zijn een aantal factoren die de behandeluitkomst voorspellen. De diagnose zelf is niet zo belangrijk voor de
behandeluitkomst, de andere benoemde factoren zijn belangrijker (vaak).

Domein Variabele Goede behandel-reactie Slechte behandel-reactie
Kind Diagnose Internaliserende en Pervasieve
externaliserende stoornissen ontwikkelingsstoornissen
Comorbiditeit Een enkele classificatie Comorbide classificaties
Ernst Milde klachten Ernstige klachten
Chroniciteit Latere start (onset) en korte Chronische gevallen, met vroege
duur van de klachten start (onset)
Leeftijd Jonge leeftijd Oudere leeftijd
Geslacht Vrouw/meisje Man/jongen
Gezin/familie Ouderlijke aanpassing Goede gezondheid en Psychische of lichamelijke
aanpassing gezondheidsproblemen
Ouderrelatie Goede relatie Geen goede relatie
Gezinsfunctioneren Flexibel gezinsfunctioneren Gedesorganiseerd
gezinsfunctioneren
Afwezigheid van vader Vader is betrokken Vader is niet betrokken
SES Hoge SES Lage SES

, Stoornissen

Slaapstoornissen

Slaapproblemen en slaapstoornissen komen bij jonge kinderen en adolescenten vaak voor. Het is voor ouders
vaak een lastig opvoedprobleem. Meestal gaan ze vanzelf over. De grens tussen slaapstoornissen en
slaapproblemen is niet makkelijk, het wordt een stoornis wanneer de slaap over langere tijd (meestal 3
maanden) verstoord is en het duidelijk negatieve effecten heeft op de activiteiten overdag.

Primaire slaapstoornis: als de slaapstoornis op zichzelf staat.
Secundaire slaapstoornis: als de slaapstoornis veroorzaakt wordt door andere factoren (zoals
lichamelijke klachten, een depressie of middelengebruik/misbruik).

Normale slaapontwikkeling
In- en doorslaap problemen komen bij kinderen vaker voor (zij slapen meer en de cyclus is korter), is
dus normaal op jonge leeftijd.

Biologische klok: bij ongeveer 3 maanden komt de melatonineproductie op gang, slaapritme kan zich
dan gaan ontwikkelen (kan eerder bij borstvoeding), melatonineproductie neemt geleidelijk toe.

Leren slapen: rond 2/3 jaar wordt het kind meer bewust van de sociale context en gaan slaaprituelen
grotere rol spelen. Vanaf ongeveer 3 jaar kunnen nachtmerries ontstaan (gaan verzetten tegen alleen
slapen, ouders kunnen hierbij ondersteunen).

Belangrijk onderscheid:
- Dyssomnia’s: vormen van slechte slaap. Gaat om een verstoring van het slaapproces. Hierbinnen
onderscheid tussen insomnia en hypersomnia.
- Parasomnia’s: vormen van vreemde slaap. Gaat om problemen met de overgang van waken naar
slapen. Hieronder vallen pavor nocturnus, slaapwandelen en nachtmerries.

Insomnia
Slaaptekort. Is het meest voorkomende probleem bij (jonge) kinderen. Of hier bij kinderen sprake van is, is het
beste te bepalen door de ouders (of problematisch gedrag overdag zichtbaar is). Slaapproblemen op deze
leeftijd (vooral bij insomnia) vrijwel altijd verknoopt met pedagogisch handelen van ouders (cirkel).

Prevalentie: 25-50% (van de kinderen tussen 1 en 3 jaar), ongeveer 8% bij adolescenten (chronisch).

DSM-5:
• De voornaamste klacht is de ontevredenheid over de kwantiteit en kwaliteit van de slaap. Gaat gepaard
met één of meer van de volgende symptomen:
1. Moeite met inslapen (bij kinderen: moeite met inslapen zonder hulp ouder).
2. Moeite met doorslapen: vaak wakker worden of problemen met inslapen tijdens wakker worden
(bij kinderen: moeite met opnieuw inslapen zonder hulp ouder).
3. Vroeg wakker worden en niet meer verder kunnen slapen.
• Veroorzaakt lijden/beperkingen.
• Frequentie: het komt minimaal 3 nachten per week voor, en is tenminste 3 maanden aanwezig.
• Uitsluiten: er is voldoende gelegenheid om te slapen, geen andere stoornis die het beter verklaard,
geen medicatie of middelengebruik, het moet primair zijn (niet secundair).

Verschil in uitingsvormen (leeftijd):
• Jonge kinderen:
- Doorslaapproblemen komen vaak voor omdat de slaap gefragmenteerd is.
- Zelfstandig leren slapen is een moeilijke ontwikkelingsopgave, problemen beginnen vaak wanneer
kind in eigen kamer moet gaan slapen (vooral opnieuw inslapen moeilijk, als reactie ook weerstand
tegen inslapen).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sennameul. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80467 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.06  14x  sold
  • (4)
  Add to cart