100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Tot Romeinse Archeologie (A003302) $5.35   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Tot Romeinse Archeologie (A003302)

 53 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het cursusdeel Romeinse archeologie en kunst.

Preview 4 out of 62  pages

  • January 22, 2021
  • 62
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Romeinse archeologie en kunst
1. Beschouwingen over Romeinse kunst

1.1 Waardering en betekenis
• Winckelmann (“ontdekker van de Grieken”)
Þ 18de eeuwse grondlegger van een meer wetenschappelijke en
historiserende bestudering van de kunst uit de Klassieke Oudheid
Þ vergeleek op een nogal ongenuanceerde wijze de Griekse en de Romeinse
kunst
Þ uitgesproken voorliefde voor Griekse kunst
• Vaak de indruk dat men geen duidelijk inzicht heeft waar het cultureel naar
toe gaat, dat men een zeker antiquarisme huldigt (cf. Verheerlijking van
Griekse kunst) en dat men vrij conservatief is en groot respect betoont voor
traditie
• Betekenis van de Romeinse kunst moet vooral gezien worden in het licht van
de historische evolutie sinds het oude Hellas
Þ Klassieke Griekse kunst (6de-4de eeuw v.C.) vormt ontegensprekelijk het
artistiek hoogtepunt van de Oudheid
• zeer homogeen en origineel + geproduceerd door een intellectueel vrij
elitair volk dat min of meer geïsoleerd leefde omgeven door
“barbaren”
• 4e eeuw: Alexander de Grote betekende het einde van het isolement en
het begin van grote veranderingen.
Þ Hellenistische kunst: heterogener, soepeler en geraakte vlotter
verspreid
Þ Vanaf 2e eeuw vc: Romeinen namen door verovering de Griekse wereld
over en traden in nauw contact met de cultuur van de Hellenistische
staten
• Buitengewoon vermogen tot assimilatie: Romeinse kunst door
samensmelting
• Minder homogeen als de Griekse
• Vaak origineel, vooral in de bouwkunst en de decoratievormen die
daarmee samenhangen
• Grote invloed op latere ontwikkelingen in de Europese kunst

1.2 Samenstellende componenten
• Italische component
Þ Eigen basis in de regio Latium en bij de omgevende volkeren in Midden-
Italië (o.a. Osken, Samnieten, Umbriërs)

, Þ Rechtstreekse uitingen hiervan vormen het meeste werk uit de vroege en
midden-Repubiiek ; Italische invloeden laten zich echter minder
herkennen in hogere kunst vormen en in het duurdere en officiële werk
uit die tijd
Þ Vormelijk eerder onbeholpen volkskunst
• Etruskische component
Þ Spruit rechtstreeks voort uit de politieke en culturele dominantie van dit
beschavingsvolk over Midden-Italië van de 7e tot de 5e Eeuw v.C
Þ Vooral in de bouwkunst
• Grieks-Hellenistische component
Þ Rechtstreekse overname van klassieke repertoria, de grote bouworden,
de basistechnieken en de grote stijlen
Þ proces dat aanvangt in de Koningstijd (7de eeuw v.C.) en minstens duurt
tot het einde van het Prindpaat (3de eeuw n.C.).
• eerste kennismaking gebeurt via de Etrusken
• grote doorbraak is het gevolg van de veroveringspolitiek
Þ grootschalige plundering van beelden en andere kunstwerken
• “nouveau riche” verzamelwoede vanaf de 2de eeuw v.C. grote
proporties
• golf van imitatie en reproductie
Þ kunstenaars, filosofen, architecten, enz. Naar Rome gehaald en
hebben een grote invloed op het artistieke milieu

1.3 Algemene kenmerken van de beeldende kunsten
• nadrukkelijk dualisme van stijlen
• heterogeniteit van de Romeinse kunstproductie
Þ te verklaren door het schisma dat bestaat tussen enerzijds:
• de officiële hof- of staatskunst, die vaak trouw blijft aan de Griekse
traditie en niet zeiden ideologisch onderbouwd is
• anderzijds de kunst voor en door lagere sociale klassen, vaak
geproduceerd in een artisanale context
• Vanaf de Keizertijd d blijkt deze heterogeniteit ook uit het
opmerkelijk: verschil tussen de officiële kunst in Rome en Italië en de
productie van provinciale kunstcentra die sterke lokale invloeden
ondergaan
• Meeste Romeinse kunst sinds de late Republiek (2de/1ste eeuw v.C.) heeft
een volkomen Klassieke gedaante
Þ De wetten van verhouding zoals ze werden toegepast door de Grieken,
worden minder in acht genomen door de Romeinen
• Griekse bouw: ruimte en de structuur van het gebouw steeds
geometrisch en visueel verbonden

, Romeinse bouw: muren slechts gebruiken om inwendige ruimte te
creëren
• Griekse sculptuur: alle elementen van een beeld of groep zich
verhouden tot elkaar
Romeinse sculptuur: niet naar binnen maar naar buiten gericht en
staat meer in verband met de omgevende ruimte. Soms zijn de figuren
van een groep proportioneel zeer verschillend van elkaar
• Benadrukken van de frontaliteit en de monumentaliteit
Þ Kolossale afmetingen van veel sculptuur en het feit dat beelden vaak in
nissen en op sokkels werden geplaatst
Þ Reliëfs tonen de figuren frontaal, een benaderingswijze die vanaf de
midden-Keizertijd onder Oosterse invloed nog aan belang winnen
• Horror vacui-gevoel
Þ Versieringen vullen lege ruimten en domineren ze soms
Þ In het bijzonder bij gebruik van muurschilderkunst en mozaïeken

1.4 Chronologische indeling
• De chronologische overlap van beïnvloedende culturen ot beschavingen op
de Romeinse verklaart de ontwikkeling en uiteindelijke formatie van de
volwaardige Romeinse kunst uit de late Republiek en Hoge Keizertijd
• Vroeg-Romeinse kunst (8e – 2e eeuw v.C.)
Þ Kunst nog een bescheiden plaats in Rome
Þ Belangrijkste producties betreden nog overwegend kunst op bestelling bij
kunstenaars uit Etrurië en Magna Graecia
Þ Romeinse inbreng is minimaal en situeert zich vooral in de lagere
kunstvormen en volkse uitingen
Þ Vanaf de 3de/2de eeuw: experimenteren met nieuwe vormen en
materialen en komen tot een meer originele benadering, vnml id archi
• Klassiek-Romeinse kunst (2e eeuw .v.C- 3e eeuw n.C.)
Þ Periode van de Late Republiek en van de Hoge Keizertijd
Þ Lange ontwikkelingsperiode met talrijke vernieuwingen, creaties en
hoogtepunten ; mogelijk gemaakt dankzij de langdurige politieke
stabiliteit van de Pax Romana
Þ Romeinen waren etnisch, sociaal en cultureel verschillende volkeren
Þ Late Republiek (ca. 200-30 v.C.)
Þ Augusteïsche periode (ca. 30 V.C.-14 n.c.) + regeringen van keizers
Tiberius en Claudius (tot midden 1ste eeuw)
• Eenheid van bijzondere kwaliteit
Þ Tijdperk van de verlichte despoot Nero en de meer traditiegetrouwe
Flaviërs (2e helft 1e eeuw)
Þ Tijdens de Pax Romana (2e eeuw)
• Kunst bloeit

, Þ Woelige Afro-Syrische dynastie van de Severi (193-235)
Þ Soldatenkeizers (235-284)
• Grote kunst wat op de achtergrond
Þ Stabiele regering van de grote hervormer keizer Diocletianus die het
Romeinse Rijk voorbereid op een verdere opsplitsing in Oost en West.
• Laat-Romeinse kunst (late 3e eeuw – 5e eeuw n.C.)
Þ Deze schamierperiode brengt in het Westen een scherp verval en kondigt
in het Oosten de volwaardige Byzantijnse kunst aan

2. Vroeg-Romeinse kunst en antecedenten (8e – 2e eeuw v.C.)

2.1 De voorlopers van Romeinse kunst en architectuur in Latium en Etruria
• Tot de 3de eeuw v.C maar weinig specifiek Romeinse kunst
Þ Reeks algemene ontwikkelingen die de regio’s Latium en Etruria
kenmerken, waarvan Rome door haar specifieke geografisch positie
precies op de overgang ligt
Þ Gekende materiaal omvat vooral lokaal handwerk, utilitaire bouwwerken
en een breed gamma producten van vreemde kunststromingen via invoer
of activiteit van vreemde kunstenaars
Þ Merkwaardig aangezien Rome reeds vanaf de latere 5de eeuw een lange
fase van politieke bloei en expansie was ingetreden
Þ Verklaringen voor deze late verschijning van eigen, originele en
hoogstaande kunstvormen:
• De agrarische en sobere levenswijze van de Romeinen in de
Koningstijd en vroege Republiek (8e -5e eeuw v.C.)
• de militaire ingesteldheid
• de op praktisch nut ingestelde samenleving
• de opvatting bij een deel van de intelligentsia dat Griekse kunst de
zeden verweekte en bedierf
• de concentratie van alle energie, aandacht en middelen (!) op de strijd
voor politieke expansie in Italië en het Middellandse Zee bekken.
Þ Mentaliteit verandert stilaan ais tijdens en na de verovering van Etrurië,
Sicilië en Zuid-Italië ( Magna Graecia) en de Hellenistische staten
• Drang zich te spiegelen aan de hogere Griekse cultuur.
2.1.1 De Griekse bijdrage
• Invloed eerst onrechtstreeks via de Etrusken en na de verovering van Magna
Graecia vooral via de Griekse kolonies die vanaf de 8e eeuw v.C. in Zuid-Italië
werden opgericht
• Archaïsche tempelbouw ; strak geplande urbanisatie ; fraaie schilderkunst ;
sculptuurscholen in oa Tarente en Selinunte
• Vanaf .de 5* eeuw v.C. verrezen er in Rome tempels voor Griekse goden

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller odette_vdz. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  3x  sold
  • (0)
  Add to cart