Prosumenten
:
consumenten
die
ook
goederen
of
diensten
aanbieden
in
markten
die
voorheen
door
de
klassieke
producenten
of
bedrijven
bespeeld
werden
SCHAARSTE:
Een
middel
is
schaars
wanneer
de
mogelijke
aanwendingen
van
een
middel
de
beschikbaarheid
van
dat
middel
overstijgen.
Bemerk
dat
schaarste
niet
hetzelfde
Is
als
zeldzaamheid.
Economie
bestudeert
boe
mensen
zich
in
een
schaarse
omgeving
gedragen
ECONOMIE:
Sociale
wetenschap
die
keuzes
inzake
productie
en
consumptie
onder
voorwaarden
van
schaarste
bestudeert,
inclusief
de
gevolgen
van
deze
keuzes
voor
de
hele
maatschappij
ECONOMISCHE
BEHOEFTEN:
De
verlangens
van
de
mens
waaraan
hij/zij
slechts
kan
voldoen
door
het
inzetten
van
schaarse
middelen.
Sommigen
stellen
zelfs
dat
onze
behoeften
wellicht
onbeperkt
zijn
OPPORTUNITEITSKOST:
De
niet
gerealiseerde
opbrengst
van
het
best
mogelijke
alternatief
voor
een
gemaakte
keuze.
De
opportuniteitskost
meet
de
gemiste
opbrengst
van
een
alternatief
middelengebruik
en
is
meestal
de
belangrijkste
kost
van
een
afruil.
Maw
De
belangrijkste
kost
is
de
waarde
van
het
beste
alternatief
dat
je
opgeeft.
De
exacte
bepaling
van
de
opportuniteitskost
in
een
specifieke
context
is
sterk
afhankelijk
van
het
gehanteerde
tijdsperspectief
MARGINALE
ANALYSE:
de
marginale
baten
van
een
beslissing
vergelijken
met
de
marginale
kosten
Mental
shortcut:
Een
eerder
intuïtieve
beslissingsregel
door
het
onvermogen
om
alle
informatie
te
verwerken
of
doordat
relevante
informatie
ontbreekt
MARGINALE
KOSTEN:
De
kosten
van
een
bijkomende
eenheid
inspanning,
output
of
productie
MARGINALE
BATEN:
De
baten
of
opbrengst
van
een
Dromende
eenheid
inspanning,
output
of
productie
Optimale
productie:
het
snijpunt
van
marginale
baten
en
marginale
kosten
CETERIS
PARIBUS:
Veelgebruikte
aanname
in
de
sociale
wetenschappen.
Deze
latijnse
term
betekent
letterlijk
‘het
overige
gelijkblijvend’.
Deze
term
wordt
gebruikt
om
aan
te
duiden
dat
we
bij
de
studie
vh
verband
tussen
een
aantal
economische
grootheden
aannemen
dat
alle
overige
verklarende
factoren
niet
wijzigen
PERFECTE
INFORMATIE:
De
aanname
dat
alle
kopers
en
verkopers
in
een
bepaalde
markt
een
perfecte
kennis
hebben
van
de
prijs,
het
nut,
de
kwaliteit
en
de
productiekosten
van
het
betreffende
goed
(of
de
betreffende
dienst)
1
,
PRODUCTIEFACTOREN:
De
schaarse
middelen
die
producenten
inzetten
om
tot
een
productie
te
komen
PRODUCTIEMOGELIJKHEDENGRENS (PMG): Een curve die de maximale productie van
combinaties van twee goederen voorstelt bij stabiele productiefactoren en technologie. Is dus een
visuele weergave van alle mogelijke combinaties van hoeveel heden ananassen en kokosnoten
die de economie met de beschikbare grond, arbeid en technologie maximaal kan produceren
PARETO-EFFICIËNTIE: Een allocatie van productiemiddelen is Pareto-efficiënt als je van
geen enkel goed meer kunt produceren zonder van een ander goed minder te produceren. Alle
punten op de productiemogelijkhedengrens, en alleen deze, zijn pareto-efficiënt. Maw Dit
betekent dat er geen combinatie van de productiefactoren mogelijk is om meer te kunnen
produceren (en ook om meer welvaart uit de productie te realiseren)
Alle punten onder de PMG zijn Pareto-inefficiënt. (bv. werkloosheid of een lage benutting van
productief kapitaal)
ECONOMISCHE GROEI: en toename van het niveau van de economische activiteit. Extra
productiefactoren en technologische verbeteringen zijn de belangrijkste bronnen van
economische groei
RECESSIE: Een tijdelijke afname van het niveau van de economische activiteit die minstens
twee kwartalen aanhoudt
3. Vraag en aanbod, marktevenwicht
GEVRAAGDE HOEVEELHEID: De hoeveelheid goederen en diensten die de kopers wensen te
kopen in een bepaalde periode tegen een bepaalde prijs. De gevraagde hoeveelheid heeft slechts
betekenis wanneer men het goed of de dienst definieert, de periode vastlegt en de prijs kent.
DE WET VAN DE VRAAG: Indien er voor de rest niets verandert (ceteris paribus), zal een
stijging van de prijs leiden tot een daling van de gevraagde hoeveelheid en een daling van de
prijs een stijging van de gevraagde hoeveelheid. De onderliggende reden daarvoor is het feit dat
ons budget beperkt is en dat we daarom steeds proberen met zo weinig mogelijk geld zo veel
mogelijk te kopen.
DE VRAAG: De relatie tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs van een goed of dienst,
wanneer er voor de rest mets veranderd (ceteris paribus). Maw De vraag geeft de gevraagde
hoeveelheden weer bij elke mogelijke prijs en weerspiegelt dus de relatie tussen de prijs en de
gevraagde hoeveelheid.
Vraagschema: Indien we deze relatie tussen prijzen en gevraagde hoeveelheden (de vraag)
uitdrukken als een vraagschema, dan tonen we een tabel met twee kolommen die de prijs en de
gevraagde hoeveelheid weergeven
Vraagcurve: We kunnen deze relatie tussen prijzen en gevraagde hoeveelheden (de vraag) ook
uitdrukken in een vraagcurve. De dalende helling van de vraagcurve illustreert de wet van de
vraag. Indien we de vraagcurve volgen, dan zien we hoe een daling van de prijs leidt tot een
toename van de gevraagde hoeveelheden en, omgekeerd, hoe een stijging van de prijs leidt tot
een daling van de gevraagde hoeveelheid
2
, DE MARKTVRAAG: De marktvraag is de som van alle individuele vragen en geeft de relatie
weer tussen de prijs en de som van alle gevraagde hoeveelheden in de markt. De individuele
vraag en dus ook de marktvraag weerspiegelen met andere woorden de bereidheid tot betalen
van de markt.
Verschuiving/verdraaiing de vraagcurve: ook andere dingen veranderen dan de prijs
belangrijkste factoren die de vraag zelf kunnen veranderen: Voorkeuren; Prijzen van gerelateerde
goederen (substituten en complementen); Inkomen; Aantal kopers; Verwachtingen
Verschuiving naar links = afname vraag; verschuiving naar rechts = toename vraag
Bepalende factor Vraag Vraagcurvere verschuift naar
Voorkeur voor goed neemt toe Stijgt Rechts
Prijs substitutiegoed stijgt Stijgt Rechts
Prijs complementair goed stijgt Daalt Links
Inkomen stijgt bij vraag normaal goed Stijgt Rechts
Inkomen stijgt bij vraag inferieur goed Daalt Links
Aantal kopers stijgt Stijgt Rechts
Je verwacht een inkomensstijging Stijgt Rechts
Je verwacht een prijsdaling Daalt Links
SUBSTITUTEN IN DE CONSUMPTIE: :Een substituut in de consumptie is een goed dat
geconsumeerd kan worden in de plaats van een ander goed. Ze concurreren voor de koopkracht
vd koper.
COMPLEMENTEN IN DE CONSUMPTIE: Een complement in de consumptie (ook
complementair goed) is een goed dat geconsumeerd wordt samen met een ander goed.
Complementaire goederen concurreren niet voor koopkracht van de koper.
De vraag naar een goed (smartphones) stijgt dus, wanneer de prijs van de complementen (apps)
daalt, en de vraag naar een goed (auto) daalt, wanneer de prijs van een complement (benzine)
stijgt
NORMAAL GOED: Een goed waarnaar de vraag toeneemt wanneer het inkomen toeneemt
INFERIEUR GOED: Een goed waarnaar de vraag daast wanneer net inkomen stijgt. Merk op dat
de term inferieur niets zegt over de inherente kwaliteit van het goed, maar alles over de perceptie
door de koper (bv. Huismerk)
AANGEBODEN HOEVEELHEID: De hoeveelheid goederen en diensten die de verkopers
wensen te verkopen in een bepaalde periode tegen een bepaalde prijs. Aangeboden hoeveelheid
heeft slechts betekenis wanneer men het goed of dienst definieert de periode vastlegt en de prijs
kent.
DE WET VAN HET AANBOD: Indien er voor de rest niets verandert (ceteris paribus), zal een
stijging van de prijs leiden tot een stijging van de aangeboden hoeveelheid en een daling van de
prijs tot een daling van de aangeboden hoeveel hoeveelheid
MARGINALE KOST: De marginale kost van een product of goed is de kost om één extra
eenheid van dit goed of dienst te produceren. We kunnen aannemen dat de marginale kost van de
productie voor de meeste bedrijven stijgt met de productiehoeveelheid -> We zullen als verkoper
maar een bijkomende hoeveelheid aanbieden als de marginale kost lager is dan de marginale
opbrengst. Indien de inputs die nodig zijn voor de productie duurder worden, dan stijgen de
marginale kosten voor de verkoper en daalt bijgevolg het aanbod.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller odette_vdz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.