FILOSOFIE
04/11/2020
LES 4: Moderniteit
Hoofdstuk 3: De crisis van moderniteit (15de – 19de eeuw)
1. Moderne Tijd: op zoek naar zekerheid
Einde van de Middeleeuwen:
- Nominalisme: begrippen hebben geen werkelijkheidswaarde
o Ockham: geen wekelijkheidswaarde, enkel de particuliere bestaat, en
niet de universele (de eenvoudigste oplossing is de beste)
o Nieuwe beweging binnen filosofie onbegrijpelijkheid van God
- Onbegrijpelijkheid van God: Deus absconditus
o Onberekenbaar God
o Niet mogelijk om God te volgen als die niet begrepen kan worden
o Geen moeite om theologie te studeren – begrippen zijn nutteloos als
die sowieso niet begrijpelijk zijn
Ontstaan nieuwe filosofie: criterium voor waarheid
- Begrippen zijn niet capabel om waarheid te begrijpen
- Nood aan nieuwe criterium voor waarheid
- Geen begrip toepasbaar om geloof (zoals in middeleeuwen, rede leidt tot
geloof)
- Gevoel: ‘er begint iets nieuws!’
o Renaissance
o Wetenschap
o Wereld wordt groter
o Belangen van de mens terug centraal (Gods terug op de achtergrond)
o Uitvinding van de term ‘Middeleeuwen’ - eeuwen tussen de Griekse en
moderne cultuur
- Toename in bronmateriaal:
o Aristoteles in 12de en 13de eeuw
o Midden-Oosten en Verre Oosten
o Wereld werd groter (kruistochten, rol van handel met India)
o Grote onzekerheid – begin van iets nieuw
1
, o Zoektocht voor zekerheid in waarheid
- Waar vinden we zekerheid?
i) Protestantisme (Luther): sola scriptura
ii) Rationalisme (Descartes): cogito
iii) Empirisme (Locke/Hume): ervaring
2. Historische context (opkomst moderniteit):
Godsdienstoorlogen
- 1517: Maarten Luther en de ideologische verdeeldheid
o Zedeverwildering aankondiging van Luther (en later de Kerk)
o Voor Luther: Desiderus Erasmus (van Rotterdam)
o 1509 – Erasmus schreef en satire over de Katholieke kerk (over de
praktijk van aflaten)
o Luther: afstand tussen mens en God is zo groot (geest, vlees en rede)
o Onmogelijk om tussen God en aarde te bemiddelen (Kerk is nutteloos,
principieel onmogelijk om met de Kerk te bemiddelen)
o Enige optie is om zelf (door Bijbel lezen) God zoeken
o Luther: nadruk op een individuele relatie met God
o De Reformatie geeft blijk van twee uitermate belangrijke tendensen,
die wezenlijk zijn voor de Moderniteit:
De desacralisering van de wereld (waardoor de wetenschap
mogelijk wordt)
De subjectivering van de mens (de religiositeit wordt
geinterioriseerd en op de mens zelf teruggeworpen)
- 1527: poging in Parijs om katholieke en protestanten te verzoenen
(protestantse man en katholieke vrouw)
o ‘Bloedbruilooft’ – moord van de protestanten aanwezig
o Het concilie van Trente (1545-1563) heeft de zedenverwildering van
de kerkelijke gezagsdragers weliswaar teruggeschroefd, maar
herbevestigt wel de katholieke leer als onaantastbaar
- 1568/1618-1648: katholiek versus gereformeerd
o 30 jaar oorloog tussen katholieke Noorden en protestantse Zuiden
o Vrede van Westfalen – ideologische bodem voor scheiding van kerk en
staat (vorst zal in principe onpartijdig zijn)
2
, o Principiële verdeeldheid van de samenleving
- Ideologische invloed Protestantisme: geen bemiddeling, geweten (in
Protestantisme: geen beelden van God mogelijk, want gezien als poging om
met God te bemiddelen)
Opkomst geldcultuur:
- Internationale handel
- Einde feodaliteit (met einde kerk wist men niet meer van waar de macht
kwam)
- Later meer geldbezit dat territoriumbezit
- Ontstaan rijke burgerij kregen steeds meer privileges in ruil voor
belastingheffing
- Vorst kan verrijken – grond voor latere revoluties van de burgerij (basis voor
het vorstelijke absolutisme van de 17de en 18de eeuw)
- Door de toenemende vraag en de toenemende massa geld, bij gelijkblijvende
productiemiddelen, ontstaat een enorme inflatie
- Het gevolg is dat, vooral in de steden, een verarmd proletariaat vatbaar is voor
eender welke maatschappelijke verandering.
De nieuwe wetenschap
- Mogelijke verband met godsdienstoorlogen: als immers de publieke ruimte
met verwoestend gevolgen wordt beheerst door irrationale standpunten, wordt
het noodzakelijk te zoeken naar een neutrale, waardevrije en strikt rationele
consensus
- Wetenschap heeft een nieuw domein geopend waar het universele ideaal van
rationaliteit kon gelden
- Nieuwe benadering van wetenschap (efficiënt en effectief)
- Vroeger: deductie van Aristoteles
- Verschillen tussen de oude en de nieuwe wetenschap
i) Wiskunde en verdwijnen verschil ondermaanse/bovenmaanse
o Bij Aristoteles wiskunde enkel geldig voor het bovenmaans (perfecte
beweging van lichamen, ondermaans – de wetenschap is daar niet
toepasbaar)
3
, o Aristoteles ging ervan uit dat elke object probeert in een positie van
rust te zijn (object staat stil tot dat er een kracht daarop wordt
uitgeoefend)
o Nu weten we dat beweging primair is, en niet het stilstaan
(bijvoorbeeld planeten)
o Deze omdraai maakt het mogelijk om het ondermaans en bovenmaans
op hetzelfde wetenschappelijke manier te beschouwen
o Wetenschap wordt meer eenvoudig – een methode om alles te beheren
(door vooral wiskunde)
o Positieve wetenschappen – stellen voor dat wiskunde is de manier om
werkelijkheid te beschrijven
o Copernicaanse revolutie: simpel astronomisch model
Hypothese: versimpeling van het astronomisch model
Vroeger: geocentrisme
Elke wetenschappelijke (wiskundige) model was fout volgens
het geocentrische stelsel
Ontstaan heliocentrisme
Beweging van planeten is perfect verklaarbaar
o Galileo Galilei/Keppler: observatie
o Filosofische vragen worden aan de kant geschoven, en in plaats komt
wiskunde en wiskundige modellen
o Enorme stap in de desacralisering van de wereld
o Wetenschap was mogelijk enkel door de eerdere theologische revolutie
ii) ‘Onttovering’ (desacralisering van de wereld)
o De natuur, die men dankbaar aan een mysterieuze manifestatie van
Gods goedheid en macht beschouwde, wordt nu gezien als een
samenspel van zuiver natuurlijke krachten, die als variabelen en
constanten in een wiskundige formule kunnen worden ondergebracht.
o Proces van desacralisering begon al eerder (met nominalisme)
o Laplace aan Napoleon: Je n’avais pas besoin de cette hypothèse-là
Napoleon: waar is God?
Laplace: deze hypothese heb ik niet nodig
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller inadonvil. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.