1. In 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens opgesteld en in 1950 werd
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gesloten.
a. Waarom werden deze internationale afspraken juist toen gemaakt?
b. Waarom is de EVRM een machtiger instrument om de rechten van de mens te waarborgen
dan de UVRM? Betrek in je antwoord het verschil tussen een verklaring en een verdrag.
2. Nederland is een monarchie.
Leg uit waarom in een rechtsstaat een monarchie altijd constitutioneel is.
3. In een rechtsstaat bestaat een soort sociaal contract.
a. Leg het principe van het sociale contract van Rousseau uit.
b. Leg uit hoe het sociale contract in de rechtsstaat vorm krijgt.
4. In Nederland is regelmatig sprake van een botsing van grondrechten.
a. Geef hiervan een voorbeeld.
b. Heeft deze botsing vooral te maken met de horizontale of met de verticale werking van
grondrechten? Licht je antwoord toe.
c. Kunnen sociale grondrechten ook onderling botsen? Licht je antwoord toe met een
voorbeeld.
5. Naast klassieke grondrechten kent onze grondwet ook sociale grondrechten.
a. Noem een overeenkomst tussen klassieke en sociale grondrechten. Betrek in je antwoord
het doel van beide grondrechten.
b. Noem een verschil tussen klassieke en sociale grondrechten. Betrek in je antwoord de rol
van de overheid.
6. Nederland heeft sinds 1814 een echte grondwet.
a. Noem vier doelen van de grondwet.
b. In welk opzicht vormt de grondwet een bindend middel in onze samenleving?
7. Een rechter in Nederland is onafhankelijk, maar kan niet zomaar een straf bepalen.
a. Noem twee redenen waarom een rechter niet geheel zelfstandig de strafmaat mag bepalen.
b. Geeft jurisprudentie een rechter juist meer of juist minder speelruimte om wetten naar eigen
goeddunken te interpreteren? Betrek in je antwoord de inhoud van het begrip
‘jurisprudentie’.
8. Montesquieu wilde de politieke macht opdelen in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke
macht.
a. Noem twee redenen waarom Montesquieu niet blij zou zijn geweest met het toekennen van
de wetgevende macht aan regering en parlement.
b. Hoe zag volgens Montesquieu een ideale wetgevende macht eruit?
9. Bij rechtsgebieden onderscheiden we publiekrecht en privaatrecht.
a. Waarom spreken we bij privaatrecht van een horizontale relatie tussen de partijen?
b. Op welke manier is er bij het staatsrecht sprake van een verticale relatie tussen burgers en
overheid?
10. Naast rechtsregels zijn er ook sociale regels en morele regels.
a. Geef een voorbeeld van een sociale regel die geen rechtsregel is.
b. Geef een voorbeeld van een morele regel die geen rechtsregel is.
c. Geef een voorbeeld van een rechtsregel die zowel een sociale als een morele regel is.
1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucasscholten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.