Minor Jeugdzorgwerker. Jeugdpsychiatrische Thema’s
Institution
Hogeschool InHolland (InHolland)
De volgende artikelen worden samengevat:
- Residentiële jeugdzorg: wat werkt? (NJI, 2013)
- De hardnekkige mythe dat ‘niks werkt’ in de gesloten jeugdzorg: aanbevelingen voor professionals. (Van der Helm en anderen, 2012)
- Tijden veranderen, ontwikkelingstaken ook: een update van het comp...
Minor Jeugdzorgwerker. Jeugdpsychiatrische Thema’s
All documents for this subject (7)
Seller
Follow
bentelh
Reviews received
Content preview
Samenvatting jeugdpsychiatrische thema’s: artikelen jeugdzorg
Residentiële jeugdzorg: wat werkt? NJI juli 2013
1. residentiële jeugdzorg
Er zijn verschillende sectoren die residentiële jeugdzorg bieden: door provinciaal gefinancierde
jeugdzorg, jeugd-ggz, zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen (LVG) en justitiële
jeugdinrichtingen (JJI). Binnen provinciaal gefinancierde jeugdzorg zijn diverse varianten te vinden,
zoals kamertraining, opvoeding en verzorging, crisisopvang en behandeling. Binnen de geestelijke
gezondheidszorg wordt residentiële hulp verleend op jeugdafdelingen van de afdeling psychiatrie van
ziekenhuizen en kinder- en jeugd psychiatrische klinieken. Een belangrijke voorziening voor jeugdigen
met een verstandelijke beperking zijn de orthopedagogische behandelcentra. De jeugdigen die hier
worden opgevangen, verzorgd en behandeld hebben ook al dan niet ernstige problemen met
opvoeding, ontwikkeling of gedrag. De justitiële jeugdinrichtingen bieden opvang en behandeling aan
jongens en meisjes die daar door de kinderrechter zijn geplaatst in het kader van een straf of
maatregel. Ook kunnen jeugdigen met civielrechtelijke maatregel die een gesloten plaats nodig
hebben in JeugdzorgPlus worden geplaatst. Hier wordt trajectzorg, startend met een periode van
gesloten residentiële zorg geboden.
Binnen die sectoren bestaan verschillende typen zorg, zoals gesloten, besloten en open
instellingen en leefgroepen, en verblijf in deeltijd, dagbehandeling of 24-uurszorg. Binnen de
instellingen wonen jongeren doorgaans in leefgroepen die meestal bestaan uit acht, tien of twaalf
jeugdigen. In veel instellingen zijn er aparte leefgroepen voor jongens en meisjes, maar er zijn ook
instellingen met gemengde leefgroepen.
Doelen van residentiële jeugdzorg
Er worden verschillende doelen nagestreefd. Bij verzorging en opvoeding gaat het erom jeugdige
kwalitatief goede verzorging en opvoeding te bieden, op zo’n manier dat gezonde ontwikkeling
mogelijk is. Groepsleiding moet hiervoor ook kunnen omgaan met groepsdynamische aspecten van
het werken met jeugdigen die samenleven. Wordt een jeugdige in crisisopvang, kamertraining of
behandeling geplaats, dan moet een bepaald probleem aangepakt worden. de crisis moet
gestabiliseerd worden en vervolgens moet opvang worden gerealiseerd. Ook moeten vaardigheden
voor zelfstandig wonen worden aangeleerd en gedragsproblemen moeten verminderen.
Care en cure
Er zijn verschillende prestatie-indicatoren waaraan jeugdzorg zich moet houden. Eén daarvan is de
mate waarin problemen zijn verminderd en het gebruik van zorg en hulp is afgenomen. Jeugdigen
kunnen na vermindering van problemen toch nog in instellingen verblijven, bijv. op last van rechter
ter bescherming van de samenleving of vanwege onveiligheid thuis. Er wordt dan geen ‘cure’ meer
geboden, maar ‘care’. Cure zijn de interventies die tot vermindering van problemen moet leiden,
care is de verzorging en opvoeding die geboden wordt en die van goede kwaliteit moet zijn. beide
vormen zijn sterk verweven.
Specifiek opvoeden
Verzorgen en opvoeden in leefgroepen is anders dan ouders thuis doen. het opvoeden van jeugdigen
met problemen en stoornissen wordt ook wel specifiek opvoeden genoemd, omdat er een specifieke
manier van reageren nodig is op de (gedrags-)problemen van de opgenomen jeugdigen en omdat de
ontwikkeling op een bepaald punt stagneert en speciale aandacht nodig is om die weer vlot te
trekken en gezonde ontwikkeling mogelijk te maken. De problemen van individuele jeugdige vraagt
,om een eigen reactie en aanpak: overaccentuering van bepaalde aspecten in de opvoeding die een
speciale houding en specifieke vaardigheden vraagt (eerstegraadsstrategie). Hoe de opvoeder
reageert en handelt hangt af van welke aspecten in de opvoeding aandacht nodig hebben. Dit bieden
van orthopedagogische basiszorg wordt beschreven als zorgvuldig pedagogisch handelen binnen een
bepaalde cultuur van omgaan met elkaar, bepaalde leefregels en bepaalde sfeer. Soms is het nodig
om iets extra’s in te zetten om de ontwikkeling snel weer op gang te helpen of veranderingsproces te
versnellen zoals deelnemen aan een training in zelfcontrole of psychomotorische of creatieve
therapie (tweedegraadsstrategie). Wanneer de groepsleiding vervolgens in de leefgroep reageert en
feedback geeft op het gedrag dat de jeugdige in individuele training geleerd heeft, is dat derdegraads
strategie.
2. orthopedagogische basiszorg
2.1 taken van groepsleiding
Goede groepsleiding wordt gekarakteriseerd als interactionele duizendpoten, omdat ze veel dingen
tegelijkertijd moeten doen, zoals regels stellen individuele jeugdigen ondersteunen, werken met de
groep jeugdigen, zorgen voor goed leefklimaat, samenwerken met andere professionals en aandacht
besteden aan het gezin. Het werk in de leefgroep draait om het bewust hanteren van situaties,
dagritme en ruimte. De groepsleiding moet werken met een groep en onderlinge dynamiek
hanteren, maar ook aandacht besteden aan individuele jongeren. Het creëren van een positieve,
ondersteunende omgeving is belangrijk. Voor een deel ligt die verantwoordelijkheid bij het
management, maar vooral groepsleiding speelt een belangrijke rol. Het gaat om het creëren van en
omgeving die voldoet aan individuele behoeften van jongeren en waarin jongeren in staat zijn
belangrijke vaardigheden te ontwikkelen en zich veilig en begrepen voelen.
Aandacht voor normaliteit en individualiteit
Er moet aandacht zijn voor zowel normaliteit als individualiteit: jongeren willen dat hun levens zo
normaal mogelijk voelen, maar tegelijkertijd hebben ze speciale en individuele behoeften waaraan
voldaan moet worden. doordat ze veel hebben meegemaakt hebben ze vaak veel psychosociale
problemen. Het creëren van een normaal dagelijks leven moet daarom altijd in evenwicht gebracht
worden met de behoefte aan een speciale behandeling.
Luisteren naar jongeren
Jongeren vinden het belangrijk dat de groepsleiding naar hen luistert en begrip en medeleven toont.
Het krijgen van individuele aandacht voor zorgen en spanningen en voor speciale gebeurtenissen in
hun leven is voor hen van belang. Hetzelfde geldt voor sympathie, begrip, troost en individuele
aandacht. Het betrekken van jongeren bij beslissingen over de zorg die ze krijgen en over het
dagelijks leven kan een positieve invloed hebben op hun zelfvertrouwen. Uit onderzoek blijkt dat er 3
soorten routines zijn die groepsleiders en adolescenten in de dagelijkse praktijk gebruiken.
Relationele routines verwijzen naar afspraken en communicatie tussen groepsleiders en
adolescenten, regulatieve routines slaan po activiteiten die de dag/week van jongeren organiseren
en ‘coexistence’ routines die verbonden zijn aan het samenleven in de groep zoals dineren.
Groepswerkers hebben over het algemeen meer aandacht voor jongeren in temen van praktische
ondersteuning dan in aanmoedig of persoonlijke communicatie, terwijl dat erg belangrijk is voor het
welzijn van de jongeren.
,Letten op veiligheid en onderlinge verhoudingen
Het creëren van een veilige omgeving houdt in dat er aandacht is voor goede verhoudingen onder
jongeren onderling en bijv. maatregelen die genomen worden tegen pesten. Programma’s gericht op
positieve groepscultuur worden ingezet om negatieve onderlinge beïnvloeding tegen te gaan. Vooral
in groepen jongens met gedragsstoornissen blijkt snel een vorm van deviantietraining te ontstaan:
jongeren nemen probleemgedrag van elkaar over. Deze deviantietraining gebeurt niet altijd.
Probleemoplossende vaardigheidstraining in die leefgroepen kan effectief zijn.
Uit onderzoek blijkt dat groepsleiding het elkaar uitschelden en afbekken en fysiek geweld er
nou eenmaal bij hoort. Zij hebben niet het idee dat jongeren er veel last van hebben, terwijl jongeren
in het onderzoek vertellen er wel degelijk last van te hebben. Uit onderzoek naar de vraag of de
behandelmotivatie van jongeren zich gedurende het verblijf ontwikkelt, kwam niet zoals verwacht
naar voren dat jongeren boos waren over de plaatsing. Zij bleken vooral bang te zijn voor wat hen te
wachten stond. Op basis van ervaringen in eerdere inrichtingen bleken zij bang voor pesterijen,
mishandeling, seksueel misbruik, groepsdruk en machtsverhoudingen. Jongeren zeggen hierover zelf
dat de groepsleiding jongeren moet durven aanspreken en moet durven ingrijpen. Ze moeten
duidelijk zijn, zodat de jongeren weten waar zij aan toe zijn.
Aandacht besteden aan het gezin
Gezinnen van jongeren worden relatief weinig betrokken bij de residentiële zorg, terwijl het zorgen
voor betrokkenheid van het gezin de effectiviteit van de behandeling kan vergroten. Jongeren die
meer contact hebben met gezinsleden hebben een grotere kans op succesvolle afronding van
behandeling. Het leidt tot beter uitkomsten voor gedragsproblemen van jogneren, opvoedingsstress
van ouders, het aantal gerealiseerde gezinsgerichte hulpdoelen, beëindiging volgens plan en ervaren
effectiviteit en tevredenheid. Als het gezin niet betrokken wordt, is de kans groot dat de effecten niet
in de thuissituatie behouden blijven. Er moet wel individueel gekeken worden of en hoe het gezin
betrokken kan worden; contact met mishandelde gezinsleden heeft waarschijnlijk geen geode
effecten.
Ondersteuning bij deelname aan onderwijs en vrijetijdsbesteding
Het is van belang dat kinderen in residentiële jeugdzorg dezelfde toegang hebben tot onderwijs,
werk en vrijetijdsbesteding als leeftijdgenoten. Het versterkt het gevoel van normaliteit en stelt hen
in staat eigenschappen als zelfvertrouwen en weerbaarheid op te bouwen. Ook kan de jongere
relaties opbouwen buiten de instelling wat van belang kan zijn als vangnet wanneer de jongere de
instelling verlaat. Het is van belang dat jongeren individuele ondersteuning krijgen bij het maken van
keuzes op die gebieden.
Kwaliteit van leven
De kwaliteit van leven wordt geoperationaliseerd in 4 dimensies: fysiek-materiële, psychische, sociale
en culturele dimensie. Jeugdigen en hulpverleners beoordelen de mate van welbevinden op sociaal
en cultureel gebied redelijk gelijk. Jeugdigen beoordelen fysiek-materiële dimensie positiever dan
hulpverleners, maar psychisch welbevinden juist negatiever. Hier moet meer aandacht voor zijn.
Onderzoek in Nederland
De belangrijkste indicatoren voor een open en ondersteunend leefklimaat volgens Van der Helm zijn:
1. Steun; responsiviteit van de pedagogisch medewerker
2. Groei; leren en zingeving, werken aan beter toekomstperspectief
, 3. Repressiviteit en gebrek aan structuur; met name wanneer jongeren ervaren dat regels
oneerlijk en inconsequent worden toegepast en ze geen uitleg krijgen ervaren ze het
leefklimaat als negatief
4. De atmosfeer tussen jongeren onderling; jongeren moeten elkaar kunnen vertrouwen en er
moeten geen spullen worden gestolen, drugs verhandeld of gepest.
Een open en ondersteunend leefklimaat draagt bij aan een grotere behandelmotivatie, hogere
interne locus of control (mate waarin jongeren de gevolgen van hun daden aan zichzelf toeschrijven)
en actieve manier van coping. De variabelen responsiviteit en atmosfeer hebben een positieve relatie
met cognitieve empathieontwikkeling. Ook blijkt er de relatie tussen een open leefklimaat en de
stabilisatie van persoonlijkheidsproblemen.
2.2 vaardigheden van groepsleiders
De groepsleiding blijkt vooral te handelen op basis van een eigen persoonlijke stijl en veel minder op
basis van een bepaalde methodiek. Een soepele, tolerante groepsleider roept op dat jongeren in de
groep meer initiatief tonen en zich gelijkwaardig aan de groepsleider gedragen, maar hij vindt het
vaak lastig om constructief te reageren op conflicten. Een strenge groepsleider zal meer volgzaam of
juist opstandig gedrag oproepen. Omgekeerd reageren jongeren ook op gedrag van de groepsleiding.
Problematisch gedrag kan in stand gehouden worden doordat negatief gedrag negatieve reacties
oproept. Een beroepsopvoeder zou zo’n negatieve interactie moeten kunnen ombuigen door bewust
een bepaalde reactie te kiezen. Voor succesvol opvoeden is het nodig dat iemand in staat is de
voorkeursstijl te verlaten als dat in een bepaalde situatie nodig is. De stijl dient afgestemd te zijn op
wat de jongeren die in de inrichting opgenomen zijn nodig hebben. Groepsleiders blijken eerder
gericht te zijn op het afzwakken van ongewenst gedrag dan op het gericht stimuleren van gewenst
gedrag. Ze beseffen onvoldoende dat zij door hun eigen gedrag en houding jongeren kunnen
stimuleren gewenst gedrag te vertonen, maar ze beschikken ook over onvoldoende vaardigheden om
dat te doen. De nadruk ligt op het aangaan van een persoonlijke relatie met de jongere.
Ook de hechtingsrelaties van jongeren en groepsleiders spelen een rol in de onderlinge
interactie. Maar bij een klein deel is sprake van een veilige hechting. Ook bij een deel van de
groepsleiding was sprake van een onveilige gehechtheid. Dit heeft gevolgen voor de onderlinge
interactie. Hoe onveiliger gehecht jongeren zijn, hoe minder zij een beroep doen op mentoren voor
steun, troost en advies, hoe minder contact zij zoeken en hoe vijandiger hun gedrag. Zijn de
mentoren zelf veilig gehecht dan is er sprake van meer ondersteuning en communicatie. Zijn zij
echter zelf onveilig gehecht, dan is er meer sprake van vermijding en van het strakker hanteren van
de regels. De eigen gehechtheid van groepsleiders bepaalt hoe goed zij in staat zijn om sensitiviteit
op te brengen.
Adolescenten die een hoge mate van emotionele en sociale steun ervaren van groepsleiders,
vertonen minder delinquent gedrag. Het ontwikkelen van zo’n positieve relatie kan lastig zijn. Er is
vaak sprake van veel en zware problemen bij de jongeren, een lage behandelmotivatie en negatieve
verwachtingen. Zeker bij jongeren met moeilijker gedrag passen groepsleiders eerder een
controlerende aanpak toe, die vervolgens een negatieve invloed op de kwaliteit van hun relatie met
de jongere heeft en van invloed kan zijn op het effect van de behandeling. Het is bij opbouwen van
een relatie met jongeren met zware emotionele en gedragsmatige problemen van belang een goede
balans te vinden tussen empathie en emotionele steun enerzijds en een goede
samenwerkingsrelatie, die zich richt op de taken en doelen van de behandeling, anderzijds. Het
bieden van een standvastig therapeutisch klimaat in combinatie met consistente emotionele
ondersteuning biedt de beste kansen voor de ontwikkeling van jongeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bentelh. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.