Vakdidactiek
Engels
Engels in het basisonderwijs (meer dan de) kennisbasis vakdidactiek
Marianne Bodde-Alderlieste & Lauren Salomons
,Hoofdstuk 1
Introductie Engels in het basisonderwijs
Gevolgen van het Europees talenbeleid voor Nederland
- Naast Engels mag er ook Frans, Duits en Spaans worden geven op po
- Tweede taal mag ook eerder worden gegeven
- Meer scholen met vreemdetalenonderwijs (vvto)
- Er is ook Engels voor peuters en op de buitenschoolse opvang
- Meer aandacht voor internationalisering en bewustwording van andere talen en culturen
- Meer tpo en tto onderwijs en op de hogescholen
Inleiding in de communicatieve aanpak
De communicatieve aanpak heeft zes belangrijke kenmerken (Eibo)
1. Kwalitatief goed taalaanbod (alledaagse thema’s/belevingswereld)
2. Gebruikmaking van voorkennis (individuele variatie)
3. Situationeel aanbod van Engels (standaard zinnen en alledaagse situaties)
4. Realistisch taalgebruik (‘echte’ Engelse spreektaal)
5. Aandacht voor alle vaardigheden (luisteren, kijken, spreken, schrijven, lezen, opzoeken)
6. Brede ondersteuning door de leraar in een veilige omgeving (zelfredzaamheid)
(7. Variatie is opdrachten)
(8. Positieve feedback)
Buitenschoolse voorkennis
Voorkennis varieert per leerling, maar ook per onderwerp.
Als de gemiddelde voorkennis beperkt is dan laat je de leerlingen vooral luisteren naar Engels en
respecteer je de langere stille periode. Wanneer de leerlingen een grote voorkennis hebben geef je
ze opdrachten waarmee ze hun Engels kunnen consolideren en uitbreiden.
Anderstalige leerlingen kunnen een achterstand hebben in het Engels of in het Nederlands. Door
chunks te gebruiken leren ze het beste Engels. Ook kun je gebruik maken van TPR (total physical
response) dus het uitvoeren van een opdracht.
Ook voor het speciaal basisonderwijs en dyslecten heeft het leren van Engels enorme meerwaarde.
, Hoofdstuk 2
Taalverwerving
Uitleg van begrippen
Taalverwerving is het incidenteel eigen maken van een taal.
De moedertaal (T1) is de eerste taal die het kind verwerft. De tweede taal/meerderheidstaal (T2) is
een taal die mensen leren in een omgeving waar deze taal dominant is. En een vreemde taal (VT) is
een taal die je leert in een omgeving waar de taal niet wordt gesproken.
Een additional language is een andere taal dan de moedertaal die voor communicatie wordt gebruikt.
Bij tweetaligheid gebruikt iemand regelmatig twee talen. Bij meertaligheid heeft iemand meerdere
talen verworven. Iemand die tweetalig is, is automatisch meertalig.
Halftaligheid is het op een geringe wijze beheersen van de moedertaal en de tweede taal door
migrantenkinderen.
Een lingua franca is een taal die als gemeenschappelijk communicatietaal wordt gebruikt door
sprekers van verschillende (moeder)talen.
Globisch is een communicatiemiddel: een eenvoudige versie van het Engels met een vocabulaire van
slechts 1500 woorden.
Een native speaker heeft die taal als moedertaal. Een native English speaking teacher (NEST) is een
leraar die Engels spreekt als moedertaal.
Naast de standaardtaal zijn er taalvariëteiten zoals dialecten en groepstaal (straattaal of
vakgebonden).
EFL staat voor English as a foreign language, dezelfde principes als NT2. TEFL staat voor teaching
English as a foreign language.
Verwerven van de moedertaal
Tijdens het verwerven van de moedertaal hebben de volgende hersengebieden een functie:
de gebieden voor het begrijpen van de taal; klankherkenning, woordgeheugen en zinsbegrip
de gebieden voor het produceren van taal; klankproductie, woord- en zinsvorming
Klankherkenning ontwikkeld zich in het eerste levensjaar. Eerst leren ze klanken herkennen en later
kunnen ze klanken produceren. Het klankgeheugen bouwt zich direct na de geboorte op.
Vanaf zes maanden zijn ze in staat specifieke klankpatronen en intonatiekarakterstieken van de
moedertaal te herkennen. De duur van de stille periode verschilt per kind, maar heeft geen invloed
op de taalontwikkeling.
Een kind kan pas klanken gaan produceren wanneer het er motorisch klaar voor is (tong, lippen,
gehemelte). Na zes maanden veranderd het brabbelen in taal specifiek brabbelen.
Vanaf de eerste verjaardag leert het kind dat bepaalde klankcombinaties een bepaalde betekenis
heeft. Het kind start met het opbouwen van de woordenschat. Het uitspreken van de woorden gaat
pas vanaf het zesde jaar goed, omdat tot die tijd ongeveer de ontwikkeling van klankproductie
doorgaat.
In het derde jaar begrijpen kinderen verbanden tussen verschillende woorden en start de
ontwikkeling van zinsproductie (3 tot 5 woordzinnen). Rond het zesde jaar heeft het kind alle
uitspraken van de klanken in een taal geleerd (articulatiebasis).
Globaal verloopt de taalverwerving zo:
- eerste woordjes 0-1 jaar
- eenwoordzinnen 1-1,5 jaar
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gabymaters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.