H1
Probleemstelling – de achtergrond waaruit de onderzoeksvraag komt. Wat is het probleem.
Informatie – als onderzoeker moet je goede informatie leveren. Op basis van de informatie kan je
een oplossing bedenken.
Analyseren van probleem – het is lastig te begrijpen wat de opdrachtgever als probleem opgeeft.
Je moet het dus goed analyseren en snappen wat het probleem is.
Beleidsvraag – anders dan een onderzoeksvraag. Antwoord op beleidsvraag is meestal een advies.
Om een advies is ook informatie en onderzoek nodig.
Doelstelling – het antwoord op de vraag waarom je het onderzoek doet, wat je ermee wilt bereiken.
Zuiver wetenschappelijk onderzoek – je doet op verantwoorde op te controleren manier
onderzoek.
Toegepast onderzoek – je verzamelt kennis die je ook toepast. De kennis moet opdragen aan de
oplossing van het probleem.
Onderzoeksvraag – de vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven.
Deelvragen – vragen over onderwerpen die uit de onderzoeksvraag komen. Als je de deelvragen kan
beantwoorden kan je ook de onderzoeksvraag beantwoorden.
Open onderzoeksvraag – hoe/waarom vragen. Je gaat iets onderzoeke waar je het antwoord nog
niet van weet.
Gesloten onderzoeksvraag – je weet al antwoorden en kan antwoorden met ja, nee, cijfers,
procenten of antwoorden die je al had.
Kwalitatief onderzoek – onderzoek waarbij problemen in en van situaties, gebeurtenissen en
personen beschreven en geïnterpreteerd worden met behulp van gegevens van kwalitatieve aard,
zoals belevingen, ervaringen, en betekenisverleningen, die verzameld zijn via open interview en/of
participerende observatie en/of gebruik van bestaande documenten.
Open opstelling – je moet je openstellen bij een kwalitatief onderzoek voor datgene wat je in het
onderzoeksveld tegenkomt.
Kwantitatief onderzoek – onderzoek waarbij het onderzoeksmateriaal bestaat uit cijfermatige
gegevens die statistisch geanalyseerd worden om antwoord te geven op de onderzoeksvraag.
Dezelfde vragen – bij kwantitatief onderzoek les je steeds dezelfde vragen voor.
Mixed methods – combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. (aangeven op schaal van 1
tot 5 hoe tevreden je ergens mee bent, en daarna uitleggen waarom je dat vind.)
Reproduceerbaarheidseis – kwantitatief, je onderzoeksverslag moet zo in elkaar zitten dat iemand
anders in staat is het onderzoek te herhalen.
, Verifieerbaarheidseis – kwalitatief, je conclusie moet plausibel en je werkwijze moet transparant
zijn.
Populatie – alle eenheden vormen de populatie.
Onderzoekseenheden – de personen, bedrijven, instanties of situaties waarover je op basis van je
onderzoek uitspraken wilt doen.
Generalisatie – je moet je afvragen voor wie de uitkomsten van je onderzoek gaan gelden.
Kernmerken – de eigenschappen van de eenheden waarover je uitspraken doet op basis van de
onderzoeksresultaten.
Datamatrix – een tabel waarin gegevens overzichtelijk zijn weergegeven.
Oriëntatie – je overlegt met je collega’s en opdrachtgever en je kijkt wat er al aan literatuur bekend
is.
Kwalitatief vooronderzoek – lastiger. Je kan bijv. werken bij het bedrijf dat je gaat onderzoeken en
je eigen ervaring meenemen.
Bronnen onderzoek – je moet eerst zeker weten dat het onderzoek niet al een keer eerder is
gedaan.
Zoekterm – niet vasthouden aan 1 begrip maar gebruik synoniemen, alternatieven en woorden die
er iets mee te maken hebben.
Thesauris – woordenboek waarin je begrippen opzoekt.
Proefschriften – hier vind je meestal een goed literatuuroverzicht over het onderwerp van het
proefschrift.
Kwantitatief beschrijvend onderzoek – onderzoek waarbij het gaat om registratie en
systematische ordening van datgene wat zich voordoet op een bepaald gebied, waarbij niet wordt
gestreefd naar de ontwikkeling van een theorie of het formuleren van een hypothese.
Frequentie vragen – het onderzoeksresultaat is vaak een tabel of een cirkel- of staafdiagram.
Kwalitatief verkennend onderzoek – vallen en opstaan, je blijft vragen stellen en nagaan of je
theorie klopt.
Kwantitatief verkennend of explorerend onderzoek – je hebt van tevoren al ideeën over
mogelijk beïnvloedende factoren. Je stelt gerichte vragen.
Explorerend onderzoek – onderzoek dat frequenties, samenhangen en verschillen exploreert met
als doel om tot een theorie te komen.
Toetsend onderzoek – onderzoek waarin je toets of je steun kunt vinden voor een van tevoren
geformuleerde verwachting, meestal een hypothese die is gebaseerd op een theorie.
Theorie – een aantal logisch gekoppelde en plausibele beweringen die een verklaring voor een
specifiek fenomeen vormen.
Hypothese – een vaak op een theorie gebaseerd antwoord op de onderzoeksvraag die je in het
onderzoek toetst.
Evaluatieonderzoek – vorm van toetsend onderzoek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lunaah2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.