Alle stof die je moet leren om het tentamen voor onderzoekspracticum 1: Survey te halen. Dit document bevat een uitgebreide samenvatting van de hoorcolleges met daarbij de stof uit Fowler per hoorcollege. Dus ik heb de hoorcolleges en hoofdstukken samengevoegd, zodat de onderwerpen die bij elkaar ...
Preparing for an exam? I've got you!!
All for this textbook (10)
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Communicatiewetenschap
Onderzoekspracticum 1: Survey (OP1)
All documents for this subject (16)
1
review
By: a2101v • 2 year ago
Seller
Follow
noorhagenbeek
Reviews received
Content preview
Samenvatting Onderzoekspracticum Survey
Hoorcollege 1. Valid answers? Proper questions!
Het is belangrijk om vooraf goed te meten hoe goed
jouw vragen/schalen meten wat je wil meten en hoe
representatief jouw steekproef voor de populatie is.
Er zijn twee hoofddoelen van survey methodologie:
❖ Het minimaliseren van fouten in gegevens
❖ Het meten van de fout die deel uitmaakt van
de survey
Het doel van een survey is het minimaliseren van de
random verschillen tussen de steekproef en de
populatie. Je wil dus bij dat wanneer je de steekproef
beschrijft, dat je ook de hele populatie kan
beschrijven.
We willen geen ‘random error’ of ‘bias’
● Random error: individueel weet je
misschien niet goed wat iemand denkt maar
in het algemeen heb je op zich een redelijk
overzicht van hoe mensen erover denken
● Bias: op een systematische manier de
mensen die op een survey reageren, verschillen van de doelpopulatie als geheel.
‘Random error’:
1. Steekproeftrekking sampling error:
a. Je trekt je steekproef ‘random’ (zoals wordt aangeraden), maar je hebt gewoon pech
en trekt net geen representatieve steekproef.
2. Vragen: Invalidity
a. Wanneer je mensen een vraag stelt die ze niet precies weten, moeten ze dus
schatten. Sommige schatten iets te hoog en sommige schatten iets te laag, dit heft
elkaar weer op. De antwoorden zijn daarom individueel niet valide, maar over de
gehele populatie wel.
‘Baised’ (systematic) error’:
1. Steekproeftrekking: sample bias
a. Systematische fout bij de steekproeftrekking, je bevraagt bijvoorbeeld alleen de
eerste rij mensen in de collegezaal.
2. Vragen: bias
a. Het ligt er ook aan wie de vragen aan jou stelt, als het je leraar is dan ben je
bijvoorbeeld eerder geneigd een sociaal wenselijk antwoord te geven.
In dit vak is het vooral belangrijk om de fouten in surveys te ontleden en te kunnen bedenken waar de
fouten vandaan komen.
Bij het trekken van een steekproef kan er altijd bias zijn = de mensen die op een enquête reageren
op een of andere systematische manier verschillen van de doelpopulatie als geheel. Er zijn drie
stappen in het proces van dataverzameling die kunnen leiden tot bias in een steekproef:
1. Het steekproefkader → wanneer er mensen die wel in je populatie zitten, niet in het
steekproefkader zijn opgenomen hebben ze ook geen kans om in de steekproef te belanden
en als ze op de een of andere manier consequent verschillen van degenen die wel de kans
1
, hebben om geselecteerd te worden, zal de resulterende steekproef op die manieren
vertekend zijn.
a. Voorbeeld: je slecteerd de respondenten op basis van hun telefoonnummer, maar
hierdoor wordt iedereen die geen telefoon heeft automatisch buitengesloten.
2. Wanneer het kies proces over wie wel in de steekproef wordt opgenomen en wie niet
‘niet-random’ is
a. Voorbeeld: als mensen zich vrijwillig opgeven om mee te doen met aan de survey, zij
zullen waarschijnlijk andes zijn dan de mensen die niet opgeven om mee te doen.
3. Het lukt niet om antwoorden van iedereen te krijgen
a. Voorbeeld: mensen met een gezondheidsprobleem of taalachterstand.
Een survey kan twee soorten dingen willen meten:
1. Objectieve feiten: lengte, gewicht, leeftijd. Deze dingen kun je checken
2. Subjectieve feiten: dit is meer gevoelsmatig. Kan je als onderzoeker niet ‘checken’
Er zijn 3 stappen om de validiteit van subjectieve metingen te verbeteren:
1. Maak de vragen zo betrouwbaar mogelijk, en laat de vragen voor iedereen hetzelfde
betekenen. De antwoordmogelijkheden moeten one-dimensionaal en monotonic (=op
volgorde) zijn.
2. Meer antwoordmogelijkheden verbeteren de validiteit
3. Stel meerdere vragen met verschillende vraagvormen die dezelfde toestand meten;
combineer de antwoorden in een schaal.
Fouten bij vragen stellen:
● Double barreled question: je vraagt twee dingen in een vraag
● Een leidende vraag
● Biased question
● Te moeilijke vraag, de respondent begrijpt het niet
○ Oplossing: definities aan de respondenten geven. Respondenten de benodigde
informatie geven.
● De respondent heeft niet de benodigde informatie om de vraag te kunnen beantwoorden/
gebrek aan kennis
○ Oplossing:
■ Gebruik procedures waarmee de respondent andere leden van het
huishouden kan raadplegen
■ Vraag de respondent alleen om informatie over zichzelf te verstrekken
■ Verander de vraag om informatie te vragen die minder gedetailleerd is
■ Help de respondent het antwoord te schatten
● De antwoordcategorieën sluiten niet aan op de vraag
● Respondenten kunnen het zich niet herinneren
○ Oplossing: maar gebruik van evenementenkalenders
● De respondent wil geen antwoord geven
○ Oplossing: geef als onderzoeker aan wat respondenten kunnen rapporteren en hoe
● Sociale wenselijkheid
Waar moet je op letten bij het formuleren van vragen:
1. Taalgebruik die de respondent begrijpt
2. Manier van vragen
3. Afgestemd op niveau. Weten de respondenten genoeg om de vraag te kunnen
beantwoorden. Gebruik geen moeilijke jargon.
4. Stel de vragen op een makkelijke manier. Vraag niet teveel van het geheugen van de
respondenten.
2
, 5. Bijna alle ‘waarom’ vragen veroorzaken problemen, de vraag moet daarom gespecificeerd
worden.
Het doel van een goede meting is de vraag-betrouwbaarheid vergroten. Een goede vraag heeft de
volgende eigenschappen:
❖ Het deel dat de onderzoeker moet zeggen is volledig gescript
❖ De vraag is voor elke respondent hetzelfde te interpreteren
❖ De soorten antwoorden die een passend antwoord op de vraag kunnen geven, worden op
dezelfde manier aan elke respondent meegedeeld.
❖ Alle vragen moeten voluit geschreven zijn. Interviewers mogen geen optie krijgen over welke
vragen ze moeten lezen of hoe ze moeten worden gelezen.
Wat voor vragen ga je stellen?
1. Vragen zonder antwoordmogelijkheden → open vragen
a. Te gebruiken wanneer aantal antwoordmogelijkheden te groot is of wanneer de
onderzoeker niet weet welke antwoorden de respondent zal geven.
i. Voordeel:
1. Geen risico beïnvloeding respondent = geen bias. Verhoogt validiteit
2. Je kan nieuwe/ onverwachte antwoorden krijgen.
3. Als de lijst van antwoorden lang is, is een open vraag prettiger voor
de respondent
ii. Nadeel:
1. Antwoorden invoeren/ coderen veel werk.
2. Kost veel tijd voor de respondent en interviewer
3. Antwoorden verduidelijken de vraag niet - meer moeite voor de
respondent
4. Interviewer variatie in het interpreteren van de antwoorden.
2. Vraag en antwoordmogelijkheden gegeven → gesloten vragen (over het algemeen beter
dan open vragen)
i. Voordeel:
1. Makkelijker in vullen voor de respondent
2. Makkelijker voor data-invoer en direct beschikbaar
3. De antwoorden van de respondent zijn betrouwbaarder
4. De onderzoeker kan de meting betrouwbaarder uitvoeren
5. Door respondenten een gedwongen aantal antwoordmogelijkheden
te geven, is de kans groter dat de gegeven antwoorden analytisch
interessant zijn.
ii. Nadeel:
1. Mogelijke beïnvloeding door antwoordopties
Response Vertekening → er gebeurt iets met jou waardoor jij een ander respons geeft dan je
werkelijke respons. Waarom zou je dat doen?
● Sociale wenselijkheid
○ Respondent antwoord niet oprecht (geen valide antwoord)
○ Vooral bij gevoelige onderwerpen
○ Verwachtingen van maatschappij, subgroup
○ Sterker bij gebruik interviewer
Oplossing
❏ Maak de vraag minder belanden. Bijvoorbeeld door de vraag op zo’n manier te stellen waarin
blijkt dat meerdere mensen het tegenovergestelde vinden
❏ Garandeer anonimiteit
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noorhagenbeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.08. You're not tied to anything after your purchase.