Aantekeningen Methodologie
Labov – Principes van Linguïstische Methodologie (Peter Patrick) – week 1
Algemene principes
1. Principe van cumulativiteit: elke theorie moet voorgebouwen op een bestaande
theorie. Geldt voor elke wetenschap, vertrouw op je basis en vind niet steeds
hetzelfde uit.
2. Falsificatiebeginsel (Popper): verificatie (bewijzen) is minder belangrijk dan falsificatie
(tegenvoorbeeld) bij universele uitspraken (alle/geen).
‘Alle zwanen zijn wit’
100 zwanen onderzoeken: alle 100 wit, maar zijn ze dat dan allemaal? (verificatie)
Eén zwarte gevonden (falsificatie)
3. Vertrouw op je vakgebied en de solide basis hiervan, niet heruitvinden
4. Intuïtief oordelen is minder regelmatig dan empirisch observeerbaar gedrag
a. Wat zou je hypothetisch gezien doen // wat zou je feitelijk gezien doen
b. Gaat in tegen generatieve methodologie (omgekeerd)
5. Hoe rijker de data, hoe beter (geluid, context, transcriptie etc.)
6. Principe van Convergentie: gebruik van verschillende methodes om iets te falsificeren
is beter dan dezelfde methode opnieuw gebruiken
7. Uniformiteitsprincipe: de linguïstiek vandaag is hetzelfde als jaren geleden. Alles is
hetzelfde altijd en overal, tenzij er gegronde reden is om iets anders aan te nemen.
8. Principe van Verantwoording: alle data en verzamelingen van variabelen zijn relevant
is voor je theorie betrekken, niet de helft laten liggen
Principes van Linguïstische Stijl
9. Principe van Stijlverschuiving: er wordt niet altijd dezelfde stijl gehanteerd, wisselend
a. Bv. verschillend met wie je praat (moeder / vrienden / docent)
10. Principe van Formaliteit: verschil in taalgebruik wanneer je wordt geobserveerd
11. Het Volkstaalprincipe: wanneer je (bijna) geen aandacht besteedt aan je taalgebruik
is dat een regelmatige weergave van je taalsysteem
12. Principe van Attentie: taalgebruik kan worden geordend op basis van de hoeveelheid
aandacht dat besteedt wordt aan het taalgebruik (kletsen – scriptie schrijven)
13. Principe van Ondergeschikte Verandering: classificatie van taalgebruik op basis van
waardering en aanzien (dialecten – ABN)
Semantiek
- Semantische intuïties, tests, experimenten (entailment, ambiguïteit)
- Leunstoel: nadenken over betekenis
- Corpus: betekenissen in actie, zoeken naar gegevens in digitale bestanden, context
- Experiment: betekenissen in gebruik onderzoeken bij universele groepen
, Vb.: Conservativiteit bij kwantoren
DAB <-> DA(A∩B)
Een kwantorrelatie D tussen twee verzamelingen A en B is van toepassing dan en
slechts dan als hij van toepassing is op A en de doorsnede van A en B
Syntaxis: boomstructuren, combinatiemogelijkheden via intuïties, woordsoorten
- Vb.: Nominalisaties van ditransitieve werkwoorden (V-en + DO + IO)
Fonologie: gebaseerd op oordelen, hoorbare verschillen, uitspraak, articulatie
Historische taalkunde: veranderingen; hoe, snelheid, richting, omstandigheden. Methodes:
- Vergelijking en reconstructie van woordvormen (19e eeuw)
- Apparent time methode: onderzoek naar mensen met verschillende leeftijden
Empirische cyclus/spiraal: wanneer het toepassen van een wetenschappelijke methode niet
leidt tot bevestiging van de theorie, maar een gedeeltelijke weerlegging die juist nieuwe
vragen oproept (ronddraaien in cirkels, maar steeds op een hoger niveau)
Positief ‘anymore’ = hedendaags (sub-standaard Engels)
Conservativiteit = eigenschap relatie van 2 verzamelingen vastgesteld o.b.v. de 1 e +
doorsnede van 2e (alleen kijken naar de doelgroep en niet naar uitzonderingen)
Uitzondering ‘alleen’ (geen kwantoruitdrukking)
Corpustaalkunde – week 2
- Corpus = verzameling (elektronische) teksten
- Corpustaalkunde = onderzoeken met als materiaal teksten
- Grammaticaliteit, context, correlaties, linguïstische generalisaties, frequenties
Nadelen
- Corpora zijn nooit meer dan een eindig sample uit een oneindige verzameling van
mogelijke uitingen
- Mogelijkheid van fouten
o Annotaties (false positives)
o Tekstverwerkingsfouten/scanfouten
o Zoekfouten (over-/ondergeneratie)
- Het feit dat een vorm voorkomt in het corpus is geen garantie voor de
grammaticaliteit ervan
- Inductief: na een aantal observaties zoek je een generalisatie
- Negatieve gegevens niet centraal
o Zin kan best grammaticaal zijn, ondanks hij niet in het corpus staat
Labov – Principes van Linguïstische Methodologie (Peter Patrick) – week 1
Algemene principes
1. Principe van cumulativiteit: elke theorie moet voorgebouwen op een bestaande
theorie. Geldt voor elke wetenschap, vertrouw op je basis en vind niet steeds
hetzelfde uit.
2. Falsificatiebeginsel (Popper): verificatie (bewijzen) is minder belangrijk dan falsificatie
(tegenvoorbeeld) bij universele uitspraken (alle/geen).
‘Alle zwanen zijn wit’
100 zwanen onderzoeken: alle 100 wit, maar zijn ze dat dan allemaal? (verificatie)
Eén zwarte gevonden (falsificatie)
3. Vertrouw op je vakgebied en de solide basis hiervan, niet heruitvinden
4. Intuïtief oordelen is minder regelmatig dan empirisch observeerbaar gedrag
a. Wat zou je hypothetisch gezien doen // wat zou je feitelijk gezien doen
b. Gaat in tegen generatieve methodologie (omgekeerd)
5. Hoe rijker de data, hoe beter (geluid, context, transcriptie etc.)
6. Principe van Convergentie: gebruik van verschillende methodes om iets te falsificeren
is beter dan dezelfde methode opnieuw gebruiken
7. Uniformiteitsprincipe: de linguïstiek vandaag is hetzelfde als jaren geleden. Alles is
hetzelfde altijd en overal, tenzij er gegronde reden is om iets anders aan te nemen.
8. Principe van Verantwoording: alle data en verzamelingen van variabelen zijn relevant
is voor je theorie betrekken, niet de helft laten liggen
Principes van Linguïstische Stijl
9. Principe van Stijlverschuiving: er wordt niet altijd dezelfde stijl gehanteerd, wisselend
a. Bv. verschillend met wie je praat (moeder / vrienden / docent)
10. Principe van Formaliteit: verschil in taalgebruik wanneer je wordt geobserveerd
11. Het Volkstaalprincipe: wanneer je (bijna) geen aandacht besteedt aan je taalgebruik
is dat een regelmatige weergave van je taalsysteem
12. Principe van Attentie: taalgebruik kan worden geordend op basis van de hoeveelheid
aandacht dat besteedt wordt aan het taalgebruik (kletsen – scriptie schrijven)
13. Principe van Ondergeschikte Verandering: classificatie van taalgebruik op basis van
waardering en aanzien (dialecten – ABN)
Semantiek
- Semantische intuïties, tests, experimenten (entailment, ambiguïteit)
- Leunstoel: nadenken over betekenis
- Corpus: betekenissen in actie, zoeken naar gegevens in digitale bestanden, context
- Experiment: betekenissen in gebruik onderzoeken bij universele groepen
, Vb.: Conservativiteit bij kwantoren
DAB <-> DA(A∩B)
Een kwantorrelatie D tussen twee verzamelingen A en B is van toepassing dan en
slechts dan als hij van toepassing is op A en de doorsnede van A en B
Syntaxis: boomstructuren, combinatiemogelijkheden via intuïties, woordsoorten
- Vb.: Nominalisaties van ditransitieve werkwoorden (V-en + DO + IO)
Fonologie: gebaseerd op oordelen, hoorbare verschillen, uitspraak, articulatie
Historische taalkunde: veranderingen; hoe, snelheid, richting, omstandigheden. Methodes:
- Vergelijking en reconstructie van woordvormen (19e eeuw)
- Apparent time methode: onderzoek naar mensen met verschillende leeftijden
Empirische cyclus/spiraal: wanneer het toepassen van een wetenschappelijke methode niet
leidt tot bevestiging van de theorie, maar een gedeeltelijke weerlegging die juist nieuwe
vragen oproept (ronddraaien in cirkels, maar steeds op een hoger niveau)
Positief ‘anymore’ = hedendaags (sub-standaard Engels)
Conservativiteit = eigenschap relatie van 2 verzamelingen vastgesteld o.b.v. de 1 e +
doorsnede van 2e (alleen kijken naar de doelgroep en niet naar uitzonderingen)
Uitzondering ‘alleen’ (geen kwantoruitdrukking)
Corpustaalkunde – week 2
- Corpus = verzameling (elektronische) teksten
- Corpustaalkunde = onderzoeken met als materiaal teksten
- Grammaticaliteit, context, correlaties, linguïstische generalisaties, frequenties
Nadelen
- Corpora zijn nooit meer dan een eindig sample uit een oneindige verzameling van
mogelijke uitingen
- Mogelijkheid van fouten
o Annotaties (false positives)
o Tekstverwerkingsfouten/scanfouten
o Zoekfouten (over-/ondergeneratie)
- Het feit dat een vorm voorkomt in het corpus is geen garantie voor de
grammaticaliteit ervan
- Inductief: na een aantal observaties zoek je een generalisatie
- Negatieve gegevens niet centraal
o Zin kan best grammaticaal zijn, ondanks hij niet in het corpus staat