100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Grondslagen Van De Klinische Psychologie $6.51   Add to cart

Summary

Samenvatting Grondslagen Van De Klinische Psychologie

 69 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

In dit document zijn alle documenten die gelezen moesten worden samengevat. Het is een beknopte samenvatting met alle relevante informatie

Preview 3 out of 26  pages

  • January 25, 2021
  • 26
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Grondslagen Klinische Psychologie

Stof college 1: Over klinische psychologie en abnormaal gedrag

De 5 basisdisciplines van psychologie:
1. Functieleer
2. Ontwikkelingspsyschologie
3. Sociale psychologie
4. Persoonlijkheidspsychologie
5. Methodeleer

De 3 toegepaste disciplines binnen de psychologie:
1. Klinische (en gezondheid) psychologie
2. Arbeids- en organisatiepsychologie
3. Onderwijspsychologie

Klinische psychologen werken NIET alleen maar in een kliniek maar op allerlei gebieden.

Er zijn verschillende definities van klinische psychologie zoals bijv. deze van Reber:
“Het gebied van psychologie dat zich bezig houdt met afwijkend, slecht-aangepast en
abnormaal menselijk gedrag. Onder de grote paraplu van de KP vallen diagnose,
classificatie, behandeling, preventie en onderzoek.”
 De kern is altijd de psychische stoornissen. – gedrag dat afwijkt van de norm (ten
negatieve) en voor de persoon zelf of zijn omgeving als lastig wordt ervaren.
o Afwijkingen binnen het individuele persoon in gedrag, gevoel & gedachten.
o Afwijkingen in relaties met andere mensen – deze afwijkingen hebben vaak
invloed BINNEN het individu.

Abnormale gedragingen, gevoelens en gedachtes kunnen alleen worden verklaard tegen de
achtergrond van normale processen.  hierom is kennis van deze processen dus van
belang.

Seligman, Walker & Rosenhan hebben 7 factoren die bepalen we of gedrag abnormaal /
pathologisch vinden. Wanneer er sprake is van abnormaal gedrag, wil dat NIET perse
zeggen dat er sprake is van een psychische stoornis.
1. Persoonlijk lijden  dit een voorwaarde voor pathologie, maar alleen persoonlijk
lijden op zich is niet genoeg, dit maken we namelijk allemaal wel eens mee.
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag  wanneer gedrag de persoon gaat
belemmeren in zijn functioneren (en soms ook dat van anderen) en het aangaan van
relaties zou je kunnen spreken van abnormaliteit.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag  als er sprake is van gedrag waar geen
logica of zin in te ontdekken is, is de neiging groot om te spreken van abnormaal
gedrag.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies  mensen hebben graag het gevoel van
controle. Wanneer er geen controle over het gedrag is, kan er een gevoel van
bedreiging ontstaan bij de toeschouwer. Dit kan voorkomen in twee situaties:
a. Regels die het gedrag van iemand sturen zijn niet meer werkzaam  iemand
vliegt bijv. ineens zijn collega aan.
b. De toeschouwer kan de oorzaak van het gedrag wat hij waarneemt niet
achterhalen of hij kent het niet en dus is het al snel abnormaal. (terwijl als
iemand de reden weet, vinden we het misschien normaler).
5. Opvallend en onconventioneel gedrag  bij de beoordeling of we iets wel of niet
opvallend vinden nemen we vaak ons eigen gedrag als maatstaf. Ook speelt de
situatie een rol. Iemand met roze haar zal in Amsterdam niet opvallen, maar in

, Lunteren wel.  wanneer dit gedrag sociaal onwenselijk wordt, kan het worden
gezien als pathologie.
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt  observer
discomfort = iemand’s gedrag overschreidt de ongeschreven regels van een cultuur.
(sociale verwachtingen). – dit ongemakkelijke gevoel kan er voor zorgen dat je iets
als abnormaal aanschouwt.
7. Het overtreden van morele normen  mensen hebben opvattingen over hoe
iemand zich moreel zou moeten gedragen. Slechte gedragingen worden dan al snel
gezien als abnormaal.

Psychische stoornis = stoornis waarbij er sprake is van significant lijden en het beperken
van het (sociaal) functioneren door psychische verstoringen op cognitief, emotioneel of
gedragingsniveau.  het kan zich voordoen n.a.v. een stressor of verlies.
 Het is vaak een cluster van disfunctionele gedragingen.

Het DSM-5 model classificeert geen mensen, maar stoornissen.

Er zijn 3 uitsluitende omstandigheden geformuleerd:
 Uitsluiten van te verwachten en cultureel aanvaarde reacties  iemand die rouwt, zal
niet snel worden gezien als pathologisch.
 Uitsluiten van langdurig deviant gedrag dat voortvloeit uit een overtuiging  stel je
staat voor Greenpeace, zal je als milieugekkie niet als pathologisch worden gezien.
 Uitsluiten van gedragingen die samenhangen met een religieuze overtuiging.

Er zijn verschillende modellen die onderscheidt proberen te maken tussen normaal vs.
abnormaal gedrag.
 Het statistisch model: het uitgangspunt is dat menselijke eigenschappen +/-
normaal verdeeld zijn. Abnormaal heeft dus uitsluitend een statistische betekenis
(extreem hoog of laag).
o Waar ligt dan precies die grens tussen normaal en abnormaal? Bij een IQ van
100 of 110. Daar moet men het met elkaar over eens worden.
 Is gebaseerd op de dimensionele benadering van psychopathologie.
 verschillende scores krijgen verschillende betekenissen.
o Een ander probleem is dat het model NIET aangeeft hoe ongewoon gedrag
moet zijn om het abnormaal te noemen.  sommige stoornissen zijn zo
uitzonderlijk dat ze niet normaal verdeeld zijn.
 dit maakt dat sommige stoornissen statistisch gezien veel abnormaler
zijn dan andere stoornissen.
o Het maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan
MET en ZONDER lijden.  extreem (of abnormaal) lang, hoeft helemaal niet
gekoppeld te zijn aan lijden. (wat wel een criteria is voor een stoornis).
 Het medisch ziektemodel: de oorzaken van stoornissen moeten worden gezocht in
onderliggende mechanismen & daar ook moeten worden behandeld. Dit kan zijn op:
o Somatogeen = de oorzaak ligt in een lichamelijke aandoening die invloed
uitoefent op de psyche.
o Psychogeen = de oorzaak ligt in een psychologisch mechanisme.
 Kritiek: vanuit antipsychiatrie & psychoeducational movement. Zij
zeggen dat er maar 2 partijen zijn. de therapeut en de patiënt. De
patiënt heeft weinig inbreng in het behandelplan en alles wordt
eigenlijk gedaan door de therapeut.
 De vraag is of er wel gesproken kan worden van genezing.  voor het
bepalen van een stoornis worden er vooral psychosociale en ethische
termen gebruikt terwijl er voor de behandeling medische termen
worden gebruikt, dat is behoorlijk tegenstrijdig.

,  Labeling therapie = het nadeel van een label omdat een patiënt dan
aan self-fulfilling prophecy kan gaan doen.  eens gek, altijd gek. – dit
zie je bij het onderzoek van Rosenhan die gezonde mensen laat
opnemen en laat doen alsof ze geesteziek zijn.
 Het leer- onderwijs model: stoornissen die geen organsiche oorzaak hebben zijn
mogelijk ontstaan door een verkeerd verlopen leerproces.
o Er zijn weer 2 partijen maar nu zijn dit leraar & leerling. Er wordt niet
gesproken van abnormaliteit maar van een persoonlijkprobleem en van een
leerdoel (niet een diagnose).  er kan sprake zijn van vaardigheidstekorten
(geen stoornissen). Vervolgens wordt er dan een aangepast
onderwijsprogramma (geen therapie) aangeboden om deze te korten bij te
werken.
 Voordelen volgens de makers van dit model t.o.v. het medisch model:
 Er is minder ruimte voor stigmatisering
 De leerling heeft zelf een veel actievere rol dan wanneer de
therapeut de therapie uitvoert.
 Het doet meer recht aan hoe de hulpverlening is en laat zien
dat mensen nog als aanspreekbaar worden gezien.  de
relatie is dus meer leraar leerling dan een therapeut die wel
even de problemen op lost.
 Kritiek: sommige mensen hebben als demarcatiecriterium dat
wanneer iemand nog aanspreekbaar / verantwoordelijk is, er niet
gesproken kan worden van een ziekte.  als er wel sprake is van
ziekte (dus door organische oorzaak of niet meer de
verantwoordelijkheid kunnen nemen), dan is er volgens dit model ook
recht op therpaie.

Stof college 2: Wetenschap: vermoedens & weerleggingen

Karl Popper struggled met het probleem dat hij onderscheidt wil maken tussen wetenschap &
pseudowetenschap.  hierbij heeft hij voor zichzelf heel duidelijk dat 1 van de verschillen is
dat wetenschap berust op een emprische methode (inductief) op basis van observatie of een
experiment, maar dit was niet voldoende.

Hij wilde hierbij dan ook duidelijk hebben wanneer iets een emprisiche methode is en
wanneer het alleen maar lijkt of het empirisch is (pseudo-empirische methode). Deze vragen
worden bij hem getriggerd door een aantal theorieën die in zijn tijd speelde”
 De theorie van betrekkelijkheid (relativiteit) van Einstein
 De theorie over geschiedenis van Marx
 De theorie over psycho-analyse van freud
 De theorie over individuele psychologie bij Alfred Adler

Op den duur begonnen de laatste 3 theorieën hem tegen te staan.  dit had niks te maken
met een probleem of het waar was of de het niet exact te meten was. Het probleem was dat
ook al deden ze alsof het wetenschap was, het meer weghad van een mythe (dus eerder
astrologie i.p.v. astronomie).

Mensen die deze theorie wel aanhingen waren onder de indruk in hoeverre deze theorieën
de dingen konden uitleggen. Op een of andere manier kon zo’n theorie bijna alles uitleggen
wat er in dat veld gebeurden & overal waar je dan keek, vond je wel bewijs om de theorie te
onderbouwen / te verifieren.
 De vraag die Popper zich dan stelt is: “wat als ze alles interpreteren in het licht van
de vorige ervaring? & wat bevestigt een nieuwe situatie dan?”

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vdb99. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76747 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.51  2x  sold
  • (0)
  Add to cart