10voorbiologie H. 12, 19, 20, 21 + onderdeel nieren
H. 12
Condensatiereactie: als moleculen binden en een watermolecuul vrijkomt.
Hydrolysereactie: als een molecuul afsplitst waar water bij nodig is.
Assimilatie
Voortgezette assimilatie: als er van glucose ander organische stoffen worden gemaakt.
Het koppelen van ADP en P tot ATP kost energie, en dit los te maken levert energie.
Een molecuul dat als waterstofacceptor fungeert ontvangt bij stofwisselingsprocessen een H-atoom
en vaak ook elektronen. Dit is onder andere NAD (->NADH 2) of NADP+ (-> NADPH2).
ATP-synthase en NADH-dehydrogenase zijn moleculen in het membraan van mitochondria. Het
eerste laat H+-ionen door, waardoor P+ADP tot ATP kunnen vormen. NADH-dehydrogenase splitst
juist H+-ionen van NADH2 af (-> NAD) waardoor een H+-ion vrijkomt. De protonen (H-atomen) zorgen
dus voor de aanmaak van ATP.
Fotosynthese bestaat uit twee stappen:
- Lichtreactie: een foton splitst water zodat een elektron vrijkomt en energie ontvangt. Dit
gebeurt twee keer. Daarna komt het elektron samen bij de twee H-ionen en die binden aan
NADP+ (-> NADPH2). De energie van het elektron is omgezet in ATP en het O-atoom van het
water verlaat de bladgroenkorrel als zuurstof (BINAS 69B);
- Donkerreactie: als alle NADP en ADP omgezet is in NADPH 2 en ATP. Met behulp van CO 2 in de
lucht en de waterstof van NADPH 2 wordt glucose gemaakt. Daardoor komen NADPH 2 en ATP
weer terug.
Naast fotosynthese is er ook chemosynthese: anorganische stoffen worden omgezet in andere
anorganische stoffen en hierbij ontstaat ATP. Hiermee wordt CO 2 en H2O omgezet in glucose.
Gebeurt alleen in zuurstofrijke omgeving.
Aminozuren worden opgebouwd uit glucose en NO 3.
Dissimilatie: bij dissimilatie zijn waterstofacceptoren nodig, waarvan de belangrijkste NAD is. Er zijn
drie stappen:
- Glycolyse: geen zuurstof nodig. Uit één glucose-molecuul ontstaat: 2 pyrodruivenzuur, 2 ATP
en 2 NADH2 ontstaan;
- Citroenzuur-/krebscyclus: eerste breken enzymen het pyrodruivenzuur af, waarbij 1 ATP
wordt gevormd. Pyrodruivenzuur wordt geknipt in azijnzuur en 1 CO2: decarboxylatie. Hierna
gaat het azijnzuur de citroenzuurcyclus in. Waterstof wordt overgedragen of de acceptoren.
Dit ontstaat: 6 NADH2, 2 FADH2 en 2 ATP;
- Oxidatieve fosforylering/ademhalingsketen: de waterstof van NADH 2 en FADH2 wordt
overgedragen op zuurstof->water. Hier komt veel energie bij vrij: 34 ATP. De NAD bindt aan
het H-atoom en draagt elektronen over aan een elektronentransportketen waardoor ATP
wordt gevormd.
Dissimilatie gebeurt ook bij aminozuren, vetten (->vetzuren en glycerol) en koolhydraten (-
>monosachariden).
Bij aerobe dissimilatie: RQ (respiratoir quotient) : aantal CO2-moleculen gedeeld door aantal O2-
moleculen. Hoe lager de waarde, hoe hoger de energetische waarde, bijvoorbeeld:
C6H12O6 + 6 O2 → 6 CO2+ 6 H2O. Dus RQ= 6 CO2/ 6 O2=1
Als eiwitten anaeroob dissimileren, heet dat rotting: hierbij ontstaan verbindingen die stinken. Bij
koolhydraten heet anaerobe dissimilatie gisting, twee soorten:
- Melkzuurgsting: glucose->melkzuur (organische stof die energie bevat), 2 ATP ontstaan;
- Alcoholgisting: glucose->alcohol+2 ATP.
Bij beiden gaat glucose de glycolyse in, daarbij is immers geen zuurstof nodig.
, H. 19
Twee soorten hormonen: steroïdhormonen (geslachts- en bijnierschorshormonen) en peptiden
(passeren celmembraan van doelwitcel niet). Het hormoon bindt aan de cel waardoor in de cel cAMP
wordt aangemaakt. Die beïnvloedt celactiviteit: signaalcascade.
Negatieve terugkoppeling: bijsturen van een proces naar een evenwichtswaarde.
Positieve terugkoppeling: streeft naar toe- of afname
Toets: Hypothalamus-hypofyse-systeem. De hypothalamus handhaaft de normwaarden van veel
processen. Twee soorten werkingen:
- Neurosecretie: hormoonafgifte (ADH en oxytocine). Worden in de hypothalamus gemaakt en
via de hypofyseachterkwab aan het bloed afgegeven.
o ADH: bij een te hoge osmotische waarde stimuleert ADH de nieren om minder water
af te scheiden waardoor meer in het bloed blijft (->hogere bloeddruk);
o Oxytocine: veroorzaakt samentrekking glad spierweefsel. Bij zwangerschap houdt
progesteron dit tegen. Zodra progesteron-gehalte daalt->weeën. Beïnvloedt ook
samentrekking melkklieren in de borsten: positieve terugkoppeling.
- Andere hormonen worden via zenuwuitlopers naar de hypofyse gebracht. Daar
stimuleren/remmen ze de afgifte van een hormoon aan het bloed.
De hypofysevoorkwab produceert (oiv de hypothalamus) ook hormonen:
- Groeihormoon: stimuleert stofwisselingsprocessen en daarmee groei;
- Schildklierstimulerendhormoon: negatieve terugkoppeling met schildklierhormoon;
- Idem met bijnierschorsstimulerend hormoon en bijnierschorshormonen;
- Follikelstimulerend hormoon: stimuleert ontwikkeling eicellen/zaadcellen;
- Luteïniserend hormoon: stimuleert eirijping en eisprong, daarna verdere ontwikkeling van
het gele lichaam dat progesteron en oestrogenen gaat produceren. LH stimuleert bij mannen
de aanmaak van testosteron. Al die hormonen werken samen in negatieve terugkoppeling;
- Prolactine: stimuleert ontwikkeling borsten en daarna melkproductie.
De schildklier (in de keel) produceert thyroxine: stimuleert celstofwisseling.
De alvleesklier is een spijsverteringsklier en produceert alvleessap. De eilandje van Langerhans liggen
in de alvleesklier en produceren insuline (glucose->glycogeen) en glucagon (glycogeen->glucose).
Bijnier bestaat uit:
- Bijniermerg: produceert adrenaline/noradrenaline: bevordert afgifte glucose, verhoogt
hartslag, verwijdt bloedvaten. Werkt synergistisch met glucagon;
- Bijnierschors: produceert oiv bijnierschorsstimulerend hormoon twee hormonen: aldosteron
en cortisol (synergistisch met glucagon, en remt vorming van antistoffen).
Menstruatiecyclus
FSH->follikelcellen in ovaria gaan oestrogenen produceren. Die vergemakkelijken zwangerschap:
- Stimuleren ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken;
- Laten pH-graad verlagen->minder infecties in vagina.
Progesteron remt productie van LH en FSH doordat het de hypothalamus en hypofyse remt.
Eisprong->LH stimuleert follikel om geel lichaam te worden->gaat oestrogenen en progesteron
produceren. Progesteron zorgt ervoor dat de zwangerschap intact blijft. Als er geen zwangerschap is,
daalt progesteron en stijgen LH en FSH.
Vier dagen (levensduur zaad) voor en twee dagen (levensduur eicel) na de ovulatie is er kans op
zwangerschap.
Dag 1-5: menstruatiefase: gele lichaam vergaat->progesteron daalt->verdikte slijmvlies in
baarmoeder sterft af en wordt afgestoten (pijnlijke krampen). De vrouw is nu totaal onvruchtbaar;
Dag 5-15: herstel (proliferatiefase): in de eierstokken ontwikkelen primaire follikels oiv FSH en LH.
Eerst alleen oiv FSH: een lage concentratie FSH stimuleert groei van een follikel. Follikel produceert
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jrva. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.