100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Anatomie: spijsverteringsstelsel. $8.14   Add to cart

Summary

Samenvatting Anatomie: spijsverteringsstelsel.

 36 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

In deze samenvatting wordt het spijsverteringsstelsel volledig behandeld aan de hand van opdrachten, een brede les uitwerking en een volledige samenvatting van het anatomieboek Grégoire hoofdstuk 7.

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • Hoofdstuk 7
  • January 25, 2021
  • 31
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Spijsverteringsstelsel
Leren: hoofdstuk 7 spijsvertering, boek: anatomie

1. Werk doelstelling 1 t/m 3 uit.
1. De bestanddelen van de voeding en de functies van deze bestanddelen.
Bestandsdelen voeding: eiwitten (aminozuren), vetten, koolhydraten
(zetmeel & suikers), vitamines, mineralen, vezels en water.
Dit zijn brandstoffen, bouwstoffen en hulpstoffen ter ondersteuning van de
stofwisseling.
2. De onderdelen van het spijsverteringskanaal en de algemene bouw
daarvan.
Mond-keelholte-maag-dunne darm-dikke darm.
3. De bouw en functie van de mondholte, keelholte en tong.
Mondholte: functie = begin vertering & fijnmalen voedsel door het met speeksel
te vermengen. Bouw = slijmvlies met niet-verhoornend plaveiselepitheel.
Keelholte: Transportfunctie. Bouw: ook niet-verhoornend meerlagig plaveiselepitheel.
Tong: functie = praten, kauwen, slikken etc. Bouw: slijmvlies dat ook bestaat uit niet-
verhoornend plaveiselepitheel.

2. Beschrijf het slikproces (B 288 en G. 165)
Sluiten mond  voedsel in mond  punt tong tegen palatum durum  gehele tong tegen
palatum durum  os hyoideum omhoog  voedsel naar pharynx geduwd  nasopharynx
afgesloten door palatum molle  epiglottis naar beneden + glottis omhoog  afsluiting
trachea  samentrekking wanden pharynx  voedsel omlaag  oesophagus: peristaltiek

3. Beschrijf het kaakgewricht met zijn functies. Beschrijf tevens de functie en
ligging van de volgende kauwspieren (Sesam deel 1 blz. 324, G. blz. 164):
- M. masseter = opheffen van mandibulla = sluiten van de mond.
- M. temporalis = sterkte spier voor het opheffen van mandibulla = sluiten van de mond
(onderkaak stevig tegen de bovenkant aanklemmen)
- M. pterygoideus lateralis = trekt deze naar voren = openen van de mond & voor- en naar de
zijkant.
- M. pterygoideus medialis = opheffen van de mandibulla = sluiten van de mond & deels
zijwaartse bewegingen.
(Ligging: zie kaakgewricht & gebit)

4. Bij een 62-jarige patiënt wordt een oesophagusresectie uitgevoerd.
a. Geef de ligging van de oesophagus aan in het gebied van de hals en de thorax.
Het ligt achter de trachea. Het heeft een uitgebreid netwerk van lymfevaten &
lymfeklieren rondom dat zich uitstrekt van de hals tot aan de maag.
b. Geef daarbij aan welke organen aan de oesophagus grenzen. (G. blz.157) Hart,
trachea, grote lichaamsader- en slagader (aorta/vena cava) en de longen.
c. Hoe ligt de aorta descendens ten opzichte van de oesophagus?
Voor de aorta descendens & achter de vena cava

,Ter de hoogte van welke wervel begint de oesophagus? Het begint aan de
bovenkant in de farynx/keelholte, gaat door het diafragma en eindigt bij de
maag. Wervel?
Noteer de lengte van dit orgaan. Ongeveer 25-30 centimeter lang.
d. De oesophagus passeert het diafragma. Bestaat het diafragma op de
passageplaats uit peesweefsel of spierweefsel? Spierweefsel




e. Beschrijf de bouw van de wand van de oesophagus. Mucosa  hierom heen laag
submucosa  vervolgens 2 spierlagen met lengte/kringspieren  hierom nog de serosa.
- Mucosa = meerlagig plaveiselepitheel.
- Submucosa bevat geen kliercellen.
f. De oesophagus bevat sfincters (vernauwingen). Beschrijf deze vernauwingen.
- bovenin de slokdarm = pharyngo esophageale sphincter  ligt achter het strottenhoofd in
een vernauwd gedeelte.
- onderste klep = gastro oesophageale sphincter = de uitmonding van de slokdarm in de
maag.
g. Wat is de functie van de oesophagus? Het doorstromen van het voedsel
richting de maag.
h. Hoe voert dit orgaan zijn functie zo goed mogelijk uit? M.n. door de
peristaltiek. Slijm versoepelt dit. De zwaartekracht speelt ook een kleine rol.

5. Bij een 70-jarige man wordt vanwege een maagcarcinoom een maagresectie
uitgevoerd. a. Beschrijf de ligging van de maag. Het is een hol orgaan en ligt
linksboven in de buikholte tegen de onderkant van het diafragma aan. Het wordt deels
bekleed met de linker leverkwab.
Geef tevens aan welke organen aan de maag grenzen. De maag grenst aan de
lever, milt, alvleesklier, middenrif en voor een gedeelte aan de dikke darm.
Noteer de ligging van de maag ten opzichte van het peritoneum. (G. blz. 175-
176) Intraperitoneaal (volledig onder het peritoneum)
- intraperitoneaal, retroperitoneaal, subperitoneaal.
b. Wat is de bursa omentalis? Een zak dat wordt gevormd door het omentum
majus.

,Waar ligt de bursa omentalis? (G. blz.176) Onder de maag?
c. Uit welke onderdelen bestaat de maag?
- Cardia = deels met de slokdarm verbonden.
- Fundus = deel van de maag dat boven de cardia uitsteekt. Dit deel kan gevuld zijn met gas.
- Corpus/body = tussen de fundus & bocht van de maag. Grootste deel.

- Pyloric antrum = de maaguitgang. Het laatste deel van de maag en sluit aan op het
duodenum.
- Pylorus = poort/maaguitgangspier = vernauwde uiteinde van de maag waar de sluitspier
zich bevindt: musculus sphincter pylori = portierspier. Houd de passage van de maag naar
het duodenum dicht, om het voedsel langer in de maag te houden.
d. Beschrijf de bouw van de maagwand van binnen naar buiten. Zelfde als de rest
van de spijsverteringsorganen, behalve hebben ze 3 spierlagen in een
verschillende richting  dus ook nog schuine spiervezels!
e. Waar liggen de maagsapklieren? In de plooien van de mucosa (crypte).
Welke kliercellen liggen hier en wat produceren deze klieren?
- epitheelcellen (niet echt een onderdeel van de crypte)
- halscellen = slijmcellen  productie slijm.
- pariëtale cellen = maagwandcellen  productie zoutzuur & intrinsieke factor
- hoofdcellen  scheiden pepsinogeen (inactieve vorm van pepsine) uit.
- endocriene cellen  liggen niet in de crypte, maar in de buurt van de pylorus.
Productie gastrine.
f. Geef de samenstelling van het maagsap en noteer van elk onderdeel de
functie.
- maagzuur  activatie pepsine  proteïne te denatureren & bacteriën
doden.
- pepsine  eiwitten afbreken tot aminozuren
- intrinsieke factor  eiwit dat in het ileum actief wordt om daar vit. B12
te absorberen.
g. Wat is de functie van de maag? Beschrijf het verteringsproces tot en met de
maag.
- Tijdelijke opslag van voedsel
- Afscheiden van maagsap (chemisch)
- Kneden van voedsel door maagwandspieren (mechanische) 
 Vorming chymus
- Voortbewegen van voedsel naar de dunne darm
h. In het anatomieboek wordt op blz.159 gesteld dat zelfs maar denken aan
voedsel tot verhoogde maagsapafscheiding leidt. Welke zenuw stuurt dit proces
aan? N. Vagus.
i. De maag produceert ook het hormoon gastrine. Waar wordt dit hormoon
gevormd? In de endocriene cellen van de maag. Maar het kan ook in het
duodenum geproduceerd worden onder invloed van de N. Vagus.
Welk orgaan wordt door dit hormoon beïnvloed? Maag.
Langs welke weg bereikt gastrine het bedoelde orgaan? Hematogeen.
Wat is de functie van dit hormoon? Het zet de kliercellen aan tot productie van
maagsap.
j. Welk vat/vaten voorziet/voorzien de maag van bloed? Beschrijf hierbij de
bloedvoorziening vanaf de aorta abdominalis. Beschrijf tevens de veneuze
afvoer.
Aorta abdominalis  truncus coeliakie
1. arteria gastrica sinistra = linker maagslagader.
2. arteria hepatica communis  arteria gastrica dextra
3. arteria hepatica communis  arteria gastrica duodenalis  arteria gastro-
omentalis dextra (buitenbocht)

, 4. arteria splenica  arteria gastro-omentalis sinistra (buitenbocht)
Veneus: vene hebben dezelfde benamingen  poortader  vena cava.

6. De chymus komt na verloop tijd aan in het duodenum.
a. Beschrijf de ligging van het duodenum ten opzichte van de omringende
organen en ten opzichte van het peritoneum. Zit aan de maag vast. Ligging:
retroperitoneaal.
b. Beschrijf de bouw van de wand van het duodenum van binnen naar buiten.
Mucosa is hier in belangrijk deel voor de opname. Het bevat veel villi =
darmvlokken.
c. Gaat deze chymus in gedeelten of in zijn totaliteit meteen door naar het
duodenum? Licht je antwoord toe. In gedeelte, zodat allles goed verteerd kan
worden?
Via welk mechanisme gaat de pylorus even open en daarna weer dicht? Dit is het
pyolorus ritme. Gaat ongeveer om de minuut open. Het zure chymus zorgt voor
een reflex op de wand van het duodenum waardoor de pylorus dichtgaat. Door
buffers aan het chymus toe te voegen wordt de chymus neutraler, waardoor de
spanning op de pyolorus opgeheven wordt.
Na hoeveel tijd ongeveer is de maag weer leeg? Dit ligt aan het soort voedsel.
Vloeibaar verlaat de maag sneller dan vast voedsel. Een normale maaltijd heeft
na ongeveer 3 uur de maag verlaten. Hoe vetter, hoe langer het duurt!
d. Geef aan waar de Brunnerse klieren liggen en beargumenteer waarom ze juist
op deze plaats voorkomen. Dit zijn belangrijke cellen in het duodenum. Het
produceert het natriumbicarbonaat buffer & slijm. Hierdoor wordt de
duodenumwand niet beschadigd door het zure chymus, omdat het snel
geneutraliseerd kan worden.

7. In het duodenum monden de galbuis en de pancreasbuis uit.
a. Geef de uitmondingsplaats aan. In dee binnenbocht van het duodenum ligt de kop
van de pancreas. Op die hoogte ligt in de darmwand de papil van Vater, een soort bultje met
gemeenschappelijke uitmondig van de ductus pancreaticus (alvleesklierbuis) en de ductus
choledochus (galbuis).
Noteer de medische naam van de sluitspier ter plaatse. Om de papil van Vater
ligt de sfincter van Oddi, die relaxeert wanneer er voedsel in de duodenum is.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelarts. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.14  2x  sold
  • (0)
  Add to cart