Samenvatting verbintenissenrecht
Inhoudsopgave
1. Rechtsfeiten........................................................................................................................ 1
1.1 Verbintenissenrecht.......................................................................................................1
1.2 Rechtsfeiten................................................................................................................... 2
1.3 Rechtens relevante handelingen....................................................................................2
1.4 Meerzijdige rechtshandelingen......................................................................................3
2. Rechtshandelingen en overeenkomsten.............................................................................3
2.1 Rechtshandelingen........................................................................................................3
2.2 Vertegenwoordiging.......................................................................................................6
2.3 Overeenkomsten........................................................................................................... 8
2.4 Rechtsgevolg van overeenkomsten...............................................................................9
3. Nietigheid en vernietigbaarheid.........................................................................................10
3.1 Nietigheid..................................................................................................................... 10
3.2 Vernietigbaarheid.........................................................................................................11
3.3 Actio Pauliana.............................................................................................................. 13
3.4 Wijzen van vernietiging................................................................................................13
3.5 Overige bepalingen vernietiging...................................................................................15
4. Verbintenissen..................................................................................................................15
4.1 Verbintenissen.............................................................................................................15
4.2 Pluraliteit van schuldenaar en schuldeisers.................................................................17
4.3 Natuurlijke verbintenissen............................................................................................17
4.4 Alternatieve en voorwaardelijke verbintenissen...........................................................18
4.5 Verbintenissen uit andere bron....................................................................................19
1. Rechtsfeiten
1.1 Verbintenissenrecht
In het verbintenissenrecht staat de rechtsrelatie tussen personen onderling centraal. Een
relatie tussen personen noemen we een verbintenis. Naast het verbintenissenrecht is er het
goederenrecht. Het goederenrecht is het rechtsgebied dat de rechtsrelatie tussen een
persoon en een goed beschrijft. Het verbintenissenrecht en het goederenrecht vormen
samen het vermogensrecht. Het vermogensrecht valt onder het privaatrecht. Het
privaatrecht, ook wel burgerlijk recht of civiel recht genoemd, houdt zich in beginsel bezig
met alle juridische relevante betrekkingen tussen burgers onderling.
1.1.1 Personen
De hoofdpersonen in het verbintenissenrecht zijn personen. Het recht kent de volgende
personen: natuurlijke personen en rechtspersonen. Een natuurlijk persoon is een mens, ook
wel een mens van vlees en bloed genoemd. Een rechtspersoon staat volgens de wet gelijk
aan een natuurlijk persoon. Een rechtspersoon is een bedrijf (bv of nv), een stichting of een
vereniging, maar ook de Nederlandse staat of een gemeente. Rechtsrelaties worden ook wel
rechtsverhoudingen genoemd.
1
,1.1.2 Verbintenissen
Een verbintenis is een rechtsrelatie tussen twee personen, waarbij de ene partij verplicht is
om een prestatie te leveren, terwijl de andere partij hier recht op heeft. Een prestatie houdt in
de meeste gevallen in: iets doen of iets geven. Diegene die moet presteren wordt ook wel de
schuldenaar genoemd; degene die recht heeft op de prestatie is de schuldeiser. Wanneer er
een rechtsrelatie tussen personen bestaat, dan vloeien hier verbintenissen uit voort.
1.2 Rechtsfeiten
In het dagelijks leven heb je te maken met allerlei gebeurtenissen, ook wel feiten genoemd.
Deze feiten kunnen worden onderscheiden in gewone feiten en rechtsfeiten.
1.2.1 Rechtsfeiten en gewone feiten
Een rechtsfeit is een feit dat een rechtsgevolg heeft. Met andere woorden: het heeft een
gevolg in het geldende recht. Gewone feiten hebben geen rechtsgevolg.
1.2.2 Rechtens relevante handelingen en blote rechtsfeiten
Rechtsfeiten kunnen zelf weer onderverdeeld worden in rechtens relevante handelingen en
blote rechtsfeiten. Blote rechtsfeiten zijn geen handelingen, maar hebben toch rechtsgevolg.
Dit soort rechtsfeiten vinden hoe dan ook plaats zonder dat er een feitelijke handeling aan te
pas komt. Een geboorte is een bloot rechtsfeit, waarvoor geen handeling nodig is. Ook het
overlijden van een persoon is een bloot rechtsfeit, hiervoor is geen handeling nodig en er is
wel een rechtsgevolg. Bij blote rechtsfeiten is er telkens een gevolg volgens het geldende
recht zonder dat iemand een handeling verricht. Een rechtens relevante handeling is een
handeling die relevantie heeft voor het recht. Met andere woorden: een handeling die een
rechtsgevolg heeft.
1.3 Rechtens relevante handelingen
Rechtens relevante handelingen kunnen verder worden opgesplitst in rechtshandelingen en
feitelijke handelingen.
1.3.1 Rechtshandelingen en feitelijke handelingen
Feitelijke handelingen zijn handelingen die wel een rechtsgevolg hebben, maar daar niet op
zijn gericht. De handelende persoon had dus niet de bedoeling het rechtsgevolg tot stand te
brengen. Een rechtshandeling is ook een handeling, maar deze is gericht op een
rechtsgevolg. De handelende persoon wil dus een bepaald rechtsgevolg tot stand brengen.
Voor dit soort handelingen is een wilsuiting van de handelende persoon noodzakelijk. Met
wilsuiting wordt bedoeld dat de handelende persoon duidelijk laat blijken dat hij de bedoeling
heeft het rechtsgevolg tot stand te brengen.
Bij een rechtshandeling speelt de bedoeling, ook wel het oogmerk genoemd, van de
handelende persoon een doorslaggevende rol. Art. 3:33 BW zegt hierover: ‘Een
rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring
heeft geopenbaard.’ Uit dit artikel kun je de twee vereisten voor een rechtshandeling
afleiden:
- Een op een rechtsgevolg gerichte wil
- Die wil heeft zich door verklaring geopenbaard.
2
, 1.3.2 Eenzijdige rechtshandelingen en meerzijdige rechtshandelingen
Rechtshandelingen kunnen worden onderscheiden in eenzijdige rechtshandelingen en
meerzijdige rechtshandelingen. Bij eenzijdige rechtshandelingen wordt het rechtsgevolg tot
stand gebracht door een persoon, zonder dat de medewerking van een andere persoon
nodig is. Er is sprake van een wilsuiting van een persoon, gericht op een bepaald
rechtsgevolg. Voor een meerzijdige rechtshandeling is het noodzakelijk dat twee personen
een bepaald rechtsgevolg tot stand willen brengen. Hiervoor zijn de wilsuitingen van beide
partijen vereist. Deze wilsuiting moeten gericht zijn op hetzelfde rechtsgevolg.
1.3.3 Persoonsgerichte en niet-persoonsgerichte rechtshandelingen
Eenzijdige rechtshandelingen kunnen worden onderverdeeld in persoonsgerichte en
niet-persoonsgerichte eenzijdige rechtshandelingen. Persoonsgerichte rechtshandelingen
worden verricht door een van de partijen en zijn gericht tot de andere partij. Een
niet-persoonsgerichte rechtshandeling wordt ook wel een ongerichte rechtshandeling
genoemd. Dit is een handeling die door een partij wordt verricht, maar die niet tot een
specifieke persoon is gericht.
1.4 Meerzijdige rechtshandelingen
Meerzijdige rechtshandelingen kunnen worden onderscheiden in overeenkomsten en andere
meerzijdige rechtshandelingen. Volgens art. 6:213 lid 1 BW is een overeenkomst: ‘Een
meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een
verbintenis aangaan.’ Een overeenkomst moet dus aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Het moet een meerzijdige rechtshandeling zijn.
- Een of meer partijen gaan jegens een of meer andere partijen een verbintenis aan.
Overeenkomsten kunnen worden onderverdeeld in verbintenisscheppende overeenkomsten
en andere overeenkomsten. Bij een verbintenisscheppende overeenkomst ontstaan er een
of meerdere verbintenissen tussen partijen. Dit type overeenkomst wordt ook wel een
obligatoire overeenkomst genoemd. ‘Obligatoir’ betekent letterlijk verbintenisscheppend en is
afgeleid van ‘obligatio’ (verbintenis). Verbintenisscheppende overeenkomsten kunnen
worden opgesplitst in eenzijdige en meerzijdige overeenkomsten. Een eenzijdige
overeenkomst schept slechts voor een van de partijen een verplichting.
Bij een meerzijdige overeenkomst hebben beide partijen verplichtingen jegens elkaar. Dit
type overeenkomst wordt ook wel een wederkerige overeenkomst genoemd. Met wederkerig
wordt bedoeld dat de ene partij een verplichting nakomt ‘in ruil voor’ de verplichting van de
andere partij. In art. 6:261 lid 1 BW is het volgende bepaald: ‘Een overeenkomst is
wederkerig, indien elk van beide partijen een verbintenis op zich neemt ter verkrijging van de
prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover jegens haar verbindt.’ Met andere
woorden: er moet sprake zijn van een verbintenis voor beide partijen, waarbij de verplichting
van de ene partij tegenover de verplichting van de ander partij staat.
2. Rechtshandelingen en overeenkomsten
Een rechtshandeling is een handeling die gericht is op een rechtsgevolg. Een overeenkomst
is een meerzijdige rechtshandeling, want het is gericht op een rechtsgevolg, waarbij partijen
een of meerdere verbintenissen met elkaar aangaan.
2.1 Rechtshandelingen
2.1.1 Handelingsbekwaamheid
In art. 3:32 lid 1 BW is bepaald dat: ‘iedere natuurlijk persoon bekwaam is tot het verrichten
van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt.’ Een natuurlijk persoon is in
beginsel dus handelingsbekwaam en mag zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Het
artikel maakt een voorbehoud op deze regeling: in de wet kan zijn opgenomen dat iemand
niet handelingsbekwaam is, ook wel handelingsonbekwaam genoemd.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loispelders. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.