Samenvatting Artikelen Organisatietheorie met bijbehorende perspectieven
91 views 1 purchase
Course
Organisatietheorie (MANBCU31220202V)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Book
Organization Theory
Een schema met de belangrijkste theorieën en bijbehorende perspectieven. Een schema met alle twaalf de artikelen en de bijbehorende perspectieven. Een uitgebreide uitleg van de belangrijkste theorieën van het vak. Deze uitleg heb ik niet helemaal bedacht maar ook uit stukjes tekst op het internet...
SOP=Standing Operating Procedures
Organisatie Belangrijke Bijbehorend Waarom het extra
-theorieën begrippen artikel artikel?
1. (Structurele) (2) 5 structuren + 2. Mintzberg (7) om succesvol te zijn
contingentietheorie contingentiefactoren (1980) moet de structuur passen
(Modernistisch) (9) voorbeelden 9. Provan & bij de omgeving
Objectief waarom contingentietheorie Kenis (2007) (technologie)
past welke vorm 7. Turja et al (9) gaat om welke p.59
het beste bij een Contingentiefactore (2019) factoren maken iets het
organisatie. n effectiefst (vertrouwen,
Design parameters aantal organisaties, goal
consensus, need for...)
2. Cultuurtheorie Isolates p. 13 3. Thompson en Wat zegt group-grid theory
(grid-group theory) Hierarchy Wildavsky over goed organiseren?
(Symbolisch) Individualism (1986) Elke vorm
Hoe ze de wereld Egalitarianism (hierarchies/fatalistisch/etc
interpreteren is ) beïnvloed de manier van
afhankelijk van hoe Bounded rationality organiseren. Elke vorm
ze dingen naar hun Pluralism heeft andere verklaringen
groep interpreteren voor gebeurtenissen of
hoe dingen gebeuren?
3. Enactment Sensemaking p. 20 4. Weick (1993)
theory (7. Turja et al)
(Weick’s sociale
psychologische (Niet organisatie (Structuur heeft invloed op
perspectief) (structuur), maar hoe de technologie wordt
(Symbolisch H.92) organiseren begrepen en hoe die wordt
Gaat om de (agency)) ervaren/welke risico’s en
gedachtegang van mogelijkheden daarvoor
hoe mensen worden gezien. p. 48)
dingen zien.
Perspectief van het
individu.
4. Neo- Legitimiteit 6. DiMaggio en H
institutionele Powell (1983)
theorie
(Symbolisch H.89)
5. Make or buy Geen Nvt
Transactiekosten- Bounded rationality
theorie Opportunism
6. Resource Hulpbronnen Geen Nvt
dependency theory Netwerken
(Modernistisch) Legitimiteit
Lobbyen
7. Populatie Structural Inertia Geen Nvt
ecologie theorie Niche
1. Structural contingency theory:
Contingency Theory is het effect dat de organisatiestructuur/design heeft op de
organisatorische effectiviteit die afhankelijk is van verschillende contingency factors, waarvan de
belangrijkste technologie en omgevingsfactoren zijn. Deze contingentiefactoren zijn kenmerken
van de organisatie die de invloed van de omgeving (context) op de organisatie inzichtelijk maken
De contingency benadering is de geschiktheid/effectiviteit van een oplossing afhankelijk, of
gekoppeld aan bepaalde exogene (buiten de controle van de mensen die vertrouwen op de
effectiviteit van de oplossing) gebeurtenissen of omstandigheden. Voor organisaties betekent dit
dat de effectiviteit van een bepaald organisatieontwerp of een bepaalde strategie afhankelijk is
van contextuele factoren. (SMV TentamenTraining)
De contingentietheorie stelde dat verschillende aspecten van een organisatie bij elkaar moeten
passen (congruentie) en van invloed zijn op elkaar (contingent zijn) om succesvol te zijn als
organisatie.
Elke organisatie vraagt aanpassingen aan de omgeving.
De contingentietheorie gaat er vanuit dat de best passende organisatiestructuur afhangt
van de situatie waarin een organisatie opereert: het gaat om de fit tussen structuur en de
contingenties (zie Figuur 2.1). Centraal in deze theorie staat het begrip fit. Deze fit moet
resulteren in een zo goed mogelijke score van een organisatie op een aantal
effectiviteitparameters. Belangrijke contingentiefactoren om de passendheid te bepalen zijn
kenmerken van het takenpakket, kenmerken van de (taak)omgevingen, technologie, ouderdom
en grootte van de organisatie. Deze contingentiefactoren zijn kenmerken van de organisatie die
de
invloed van de omgeving (context) op de organisatie inzichtelijk maken (Donaldson,
1996). Deze benadering geeft dus de mogelijkheid om naar de inhoud van de toeeigening te
kijken.
(Daar waar het in de structurele contingentietheorie gaat over de ontstane ‘fit’: dus een
uitkomst van een proces, gaat het bij de appropriation theorie over ‘fitting’: de
totstandkoming van de fit.
In de meer interpretatieve (en interactionistische en sociaal-constructivistische)
benadering zijn sociale samenhangen (waaronder groepen en teams) constructief bezig
met een proces van betekenis- en zingeving aan hun ‘omgeving’, en dat gebeurt in
processen over de tijd heen. In de interpretatieve benadering beïnvloeden techniek en
organisatie elkaar wederzijds.)
Voor mijn duidelijkheid de organisatievorm (coördinatiemechanisme) wordt bepaald door de
design parameters zoals grootte en training die veranderd kunnen worden binnen de organisatie
en de effectiviteit van deze organisatievorm (coördinatiemechanismen) wordt bepaald door de
contingentiefactoren zoals environment complexity low maar in werkelijkheid is deze hoog dus
kunnen deze contingentiefactoren niet door de organisatie verandert worden.
,Zie bladzijden 33 + 34 van Hatch voor Engelse uitleg en een afbeelding.
2. Cultuurtheorie, Group-Grid Theory:
Aaron Wildavsky heeft in zijn werk uit de jaren tachtig willen laten zien dat bepaalde culturen
bepaalde preferenties met zich brengen. Hij werkte dit uit voor een aantal classificaties, zoals
rechtvaardigheid (wanneer wordt iets als onrechtvaardig beoordeeld?), enz
De cultuurtheorie van het driemanschap Thompson, Ellis & Wildavsky is gebaseerd op de
dimensies ‘groep’ en ‘grip’, die zijn ontleend aan werk van Mary Douglas, aan wie het boek is
opgedragen. Groep en raster betrekking op de betrokkenheid van een individu bij het sociale
leven. ‘Groep’ staat voor de mate waarin een individu is opgenomen in begrensde eenheden. Hoe
sterker de betrokkenheid, hoe meer de individuele keuze onderhevig is aan normen of besluiten
van de eenheid. ‘Grip’ heeft betrekking op de mate waarin het individueel leven beperkt wordt
door van buitenaf opgelegde regels of normen. Hoe uitgebreider de voorschriften zijn en hoe
meer bindend, des te kleiner de keuzevrijheid voor het individu is.
Deze combinatie leidt tot in dit boek tot vijf(!) patronen van sociale relaties (cultuurtypen):
hiërarchisch, egalitair, individualistisch, en fatalistisch, en een restcategorie (kluizenaars). De
auteurs menen dat burgers hun cultuur, dat wil zeggen hun denken, kijken, normeren en doen,
in gelijk proberen te maken met het patroon in sociale zin. Cultuurpatronen zullen worden
gekenmerkt door een bounded rationality.
Wildavsky betrekt de stelling dat culturen altijd pluralistisch zijn. Ze zijn een mengvorm van de
genoemde cultuurpatronen. Ook individuele mensen kennen een mengvorm, een ‘multiple self’.
Het wereldbeeld van mensen is variabel. Het wordt beïnvloed door de omstandigheden waarin
we verkeren.
De functie van de cultuurtheorie is dat het een culturele bias is die een bepaalde
ordening(manier hoe het gaat) legitimeert, goedkeurt. Milieuvraagstukken beschouwen ze vanuit
dit perspectief van cultural bias. Zo zullen egalitaristen vooral de ernstige gevolgen van het
kapitalisme voor het milieu verwoorden. Ze zullen de markt aanwijzen als veroorzaker. De
oplossing wordt derhalve gezocht in terugdringing van marktelementen. enzovoorts.
Ieder een eigen kijk op wat goed is en niet goed is, maar zien op andere plekken en wijzen
oplossingen.
We formuleren ze nu wat vrijer.
• ‘Bewoners’ van het hiërarchisch kwadrant of regime kenmerken zich door een sterke mate van
groepsbinding en een hoog raster grid (veel voorschriften). In de hiërarchie wordt een groepslid
geconfronteerd met regels van de hiërarchie. ‘De baas bepaalt’.
Probleem bij andere gevallen: geen goede regels of ligt aan de superieuren
• Het egalitaire (secte: gezamenlijk als groep functioneren, waarbij als er een leider is alsnog
iedereen gelijk blijft) kwadrant of regime kent een sterke groepsbinding maar de
regel determinatie is beperkt. Regels van buiten de groep worden niet geaccepteerd.
Wat wel geaccepteerd wordt, zijn regels vanuit de eigen groep zelf. Regels van
buiten kunnen de groep zelfs hechter maken en verzet van de groep oproepen.
Probleem oplossen: niet iedereen heeft genoeg zeggenschap, je moet juist samen bepalen hoe
een probleem aan te pakken
• De ‘leden’ van een individualistisch kwadrant moeten niks hebben van voorschriften
en de groepsbinding is ook laag. Alleen het individu telt. Individuen willen hun
verhouding tot andere individuen dus niet opgelegd krijgen door groepsbinding of
,groepsvoorschriften. Wat van buiten toegelaten wordt, maken ze zelf uit.
Probleem oplossen: te veel druk wordt gelegd vanuit de structuur, je moet mensen hun eigen
ding laten doen.
• Fatalisten willen ook niks met een groep te maken hebben, maar ze laten hun leven
wel bepalen door voorschriften. De fatalist is het subject van het van buitenaf
opgelegde voorschrift. Het fatalisme is de leer die aanneemt dat de mens geen enkele invloed
heeft op zijn lot. Met andere woorden is het fatalisme het geloof dat elke handeling en elke daad
in het leven van de mens al bepaald is door het lot en dus al op voorhand vastligt.
Probleem: denken niet na over hoe iets op te lossen, maar is het noodlot.
Cultural Theory believes that everyone perceives and responds to danger in
different ways, and that everyone has different ideologies about how the world
should be. This leads to different kinds of social organisation that each have
different types of beliefs and values. These govern the way that they function
within the group and also how they interact with other groups. Each group
believes themselves to be the ‘best’, and is in constant competition with the other
groups. They need each other to define themselves against, they need each other.
Hierarchical: Believe in the value in the institution.
Egalitarian: Believe that everything is connected in complex ways.
Individualistic: Members of this group are self-thinking and competitive and don’t like
restrictions.
Fatalism: The passive group. They believe that nothing will change regardless of actions taken.
Thomson believes that the three active groups voices are all needed in order to maintain societal
balance and reduce the power of the voice of fatalism. These voices need to be encouraged
through shared discussion to reach ‘clumsy’ solutions that represent the whole of society rather
than just one group. Elkaar nodig om zich tegen elkaar af te zetten.
(Koppeling assumptie/values. Assumptie: mensen horen gelijkwaardig te zijn, of hun plekje in de
maatschappij te kennen/vervullen. Deze zie je niet. Values zie je wel eerder
Ook koppelen aan de enactment theorie, dus dat welke cultuur je hebt invloed heeft op je
sensemaking)
, 3. Enactment theory:
Enactment betekent dat organisaties hun omgeving vormgeven en daarmee hun eigen
werkelijkheid creëren op basis van de betekenis die zij aan de wereld geven (sensemaking). Een
voorbeeld (niet uit de wereld van organisaties) is dat bij de eerste lockdown mensen vreesden
voor schaarste {omdat mensen dus in hun hoofd de koppeling legden tussen lockdown,
thuisblijven, geen leveringen meer aan supermarkten, en verstoring van productieproces
(sensemaking)} en dus massaal gingen hamsteren (wc-papier) waardoor er ook daadwerkelijk
schaarste dreigde te ontstaan (enactment, en bovendien een voorbeeld van een self-fulfilling
prophecy!) (kruyen)
‘De dubbelzinnigheid wordt slechts opgemerkt wanneer mensen zich met de wereld
rondom hen bezighouden: haar vastpakken, ernaar kijken. Het gedrag waardoor mensen een deel
van hun omgeving als het ware "beetpakken" en daarmee beschikbaar maken voor nadere
inspectie, noemt Weick "enactment", een begrip dat moeilijk te vertalen is. "Enactment" is het
actieve proces waarin mensen zich op de wereld richten en daarmee ervaring creëren. Het is iets
anders dan reageren. (site)
Sensemaking creëert zinvolle omgevingen. Weick koppelt zijn begrip sensemaking hier aan het
begrip enactment: in sense-making gaat het niet alleen om het interpreteren van een omgeving
die al bestaat, maar om het creëren van een zinvolle omgeving. Het gaat dus niet alleen om het
kijken naar, maar evenzeer om het oproepen van de werkelijkheid.
Weick (1988) describes the term enactment as representing the notion that when people act they
bring structures and events into existence and set them in action. The process of enactment
involves two steps. First, preconceptions are used to set aside portions of the field of experience
for further attention, that is, perception is focused on predetermined stimuli. Second, people act
within the context of these portions of experience guided by preconceptions in such a way as to
reinforce these preconceptions. Hence, attention to certain stimuli will guide subsequent
action so that those stimuli are confirmed as important. The result of the process of
enactment is the enacted environment (Weick, 1988). This enacted environment comprises
"real" objects but the significance, meaning and content of these objects will vary. These objects
are not significant unless they are acted upon and incorporated into events, situations and
explanations. In this way the enacted environment is a direct result of the preconceptions held
by the social actor. An enacted environment is internalised by social actors as the way in which
actions have led to certain consequences; it is therefore analogous to the concept of schema and
is the source of expectations for future action (Weick, 1988) . An enacted environment is "a map
of if-then assertions in which actions are related outcomes" that in turn serve as expectations
for future action and focus perception in such a way that these preconceived relationships will
be supported.
Enactment theory maintains that when decision-makers respond to their perceptions, they
enact the environment they imagine and anticipate. p. 92 hatch vgm.
(enactment = vaststelling)
, 4. Neo-institutional Theory: Hatch p. 89
Nieuw institutionalisme of neo-institutionalisme is een benadering van de studie van instituties
die zich richt op de beperkende en faciliterende effecten van formele en informele regels op het
gedrag van individuen en groepen. Het gaat erom hoe ze het beste als legitiem worden
beschouwd, (daarvoor moet je soms mensen opnieuw ‘opvoeden’, denk aan mcdonalds)
- Omgeving is heel belangrijk. (die bepalen of je legitiem bent denk ik)
- Nadruk op de culturele en cognitieve basissen van organisatorisch gedrag. Modellen
creëren om dit gedrag te verklaren.
- Stabiliteit, volharding en orde van organisaties is nodig om legitimiteit te beschermen.
Een organisatie wordt als legitiem gezien als hij eruit ziet als andere organisaties.
(isomorfisme)
- Niet gericht op communities (zoals PE) maar op ook op niet-lokale omgevingen.
Neo-institutional theory benadrukt dat sociale, culturele en organisatorische structuren
(+isomorfisme) tegen verandering zijn. Deze kan alleen verbroken worden als de omgeving te
veel druk uitoefent.
Samenvatting artikel IRON CAGE:
De protestantse werkethiek en de geest van het kapitalisme, Weber stelt dat de rationele orde
een "ijzeren kooi" is geworden waarin de mensheid was opgesloten en die door de kracht en de
efficiëntie van de bureaucratie (rationalisme meer extreme vorm) volledig onomkeerbaar was.
Met die krachtige framing stellen DiMaggio en Powell dat we de metafoor kunnen herzien omdat
we, misschien voortbouwend op het werk van Meyer en Rowan (1977), kunnen zien dat de
bureaucratie blijft groeien en de organisaties steeds homogener worden, maar dat de processen
die dit aandrijven (in tegenstelling tot Weber's model), "organisaties meer vergelijkbaar maken
zonder ze noodzakelijkerwijs efficiënter te maken" (p. 147).
Isomorfisme is de drang naar gelijkenis en de auteurs stellen dat er twee soorten isomorfisme
zijn: competitief (dat ze associëren met het werk van Hannan en Freeman en populatie-
ecologen) en institutioneel. Hun paper richt zich op het institutionele isomorfisme.
De paper stelt dat er drie centrale mechanismen zijn voor institutionele isomorfe verandering:
● Coercive isomorfisme, dat in wezen de druk is van organisaties waar de organisatie in
kwestie mee verbonden is of van afhankelijk is. Dit kunnen overheidsmandaten zijn of
eisen die een leverancier stelt.
● Mimetische isomorfisme dat beschrijft in welke mate organisaties zich op elkaar
modelleren. Organisaties kunnen zich modelleren op organisaties waarvan zij denken dat
ze legitiemer of zelfs succesvoller zijn, of ze kunnen daartoe gedreven worden door
consultants of mensen die zich tussen organisaties verplaatsen.
● Normatieve isomorfie beschrijft de druk die door beroepen wordt uitgeoefend. Zo zullen
mensen met een vergelijkbare onderwijsachtergrond de neiging hebben om problemen
op een vergelijkbare manier te benaderen of zullen netwerken tussen bedrijven (zoals
artsengroep en ziekenhuis) normen importeren die organisaties ertoe aanzetten om
bepaalde processen en routines of vormen aan te nemen.
Elk van deze drie gebieden wordt expliciet uitgedrukt als 11 verschillende hypothesen op twee
analyseniveaus. Ten eerste wordt gekeken naar het effect van kenmerken van het
organisatieniveau op de isomorfisme druk. Zo zal bijvoorbeeld meer afhankelijkheid van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sposthumus6. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.