College aantekeningen + samenvatting cursus van de jaren 2019/2020 en 2020/2021. Bevat aantekeningen en leerstof van alle colleges en is dus helemaal compleet
LES 2
Hoofdstuk 2 ; micro-evolutie
Mendeliaanse genetica = kijken naar 1 of enkele loci
Kwantitatieve genetica = kijken naar meer loci
Adaptatie = kenmerken die geëvolueerd zijn om te overleven.
springen met een kracht van 500G (snelste achtbaan = 6G), ze
Issus =
hebben een soort tandwiel in hun heupen zodat hun benen exact gelijktijdig springen.
1. Bronnen van fenotypische variatie
- verschillen in genotype (DNA-sequentie)
- Verschillen in omgeving
- Verschillen in genexpressie (epigenetica)
↳ je kunt stukken DNA aan/uitzetten door o.a. methyleren.
- Maternale en paternale effect
↳ Kenmerken van moeder bepalen deels het fenotype van nakomelingen.
2. De relatie tussen genotype en fenotype
❖ Monogenische beïnvloeding
↳ 1 of 2 genen die een hele grote rol spelen.
Sanitaire bij = bijen die zieke larven kunnen opsporen, de eieren kunnen openbreken en de larven
kunnen verwijderen om uitspreiding te voorkomen.
Voorbeelden monogenische beïnvloeding :
Sikkelcelanemie = Rode bloedcellen trekken helemaal samen en hopen
op in bloedvaten.
mucoviscidose = Cl-pompen functioneren niet goed
(homozygoot en recessief)
❖ Genotype én omgeving
Reactienorm (van genotype) = range van fenotypen die tot expressie
kunnen komen in verschillende omgevingen.
Is het genetisch bepaalt of door omgeving?
Wild : verschillen bepaald door omgeving, temperatuur kan bijv verschillen.
Bij specifiek 16 graden : Genetisch bepaald want ze hebben precies
dezelfde omgeving
❖ Polygenische beïnvloeding
Vb. AABBCCDD = 16 minuten
1
,Dominante effecten = geeft aan dat de expressie van het gen afhangt van de allelcombinatie in
datzelfde gen. Twee recessieve allelen resulteren in een andere expressie dan één recessief en één
dominant allel.
Epistasis-effecten = ene locus kan de expressie van een ander locus beïnvloeden.
3. Opsporen van genetische variatie
❖ “Common garden experiment”
een experiment om het effect van de omgeving te testen door twee soorten uit hun oorspronkelijke
omgeving naar een gemeenschappelijke omgeving te verplaatsen
In de F2-generatie zijn nog duidelijk verschillen in de latentietijd, dus moet dit komen door verschillen
in genotype.
❖ Kruisingsexperimenten
individuen met verschillende uiterlijke kenmerken, maar nakomelingen krijgen met kenmerken van
beide → Intermediair
De canarische vogels hoeven veel minder ver te vliegen naar zuid-afrika en vertonen ook minder
lang onrustig gedrag dan de vogels uit duitsland. De hybriden, toonden gedrag dat tussen de 2
soorten in zit.
2
, LES 3
❖ Studie van mutante individuen
Fruitvliegjes :
Stuck = slagen er niet in om na 20 minuten een einde te maken aan de copulatie
Coïtus interruptus = breekt de copulatie voortijdig af
Bang-sensitive = verstijft compleet wanneer hij een plotse schok ervaart.
annetjes weten niet hoe ze moeten reageren op afwijzend gedrag van vrouwtjes.
Dunce = dunce m
Ze reageren niet op de stoffen die vrouwtjes aanmaken en willen steeds hetzelfde vrouwtje paren
Don giovanni = vrouwtjes vergeten aversie stoffen te maken, waardoor mannetjes niet weten dat
ze al gepaard hebben.
Amnesiac = zeer kort termijn geheugen
❖ Artificiële selectie
Vb 1. Ratten in het doolhof, hij telde het aantal fouten dat ratten maakten tot de uit
het doolhof kwamen. Hieruit volgde een normaal verdeling.
Hij elimineerde de middelmatige ratten en kweekte alleen de meest domme en de
meest slimme en liet ze weer het doolhof lopen. Dit herhaalde hij een paar keer.
Bij F7 zag je heel erg duidelijk een groep domme ratten en een groep slimme
ratten → Laat zien dat slimheid bij ratten overerfbaar is.
*Blauw = Slimme ratten
*Rood = domme ratten
Waarom verwacht je dit niet ?
Het is een bijzondere situatie wanneer er in een populatie genetische 2 eigenschappen zijn, maar
de populatie toch in evenwicht is. (krekels ; Stille mannetjes en luidruchtige mannetjes)
Een mens kan geluidsgolven waarnemen en de richting bepalen omdat onze oren redelijk ver uit
elkaar zitten, geluid komt eerst in het recht/linker oor aan dan in de andere en zo kun je waarnemen
waar geluid vandaan komt.
❖ Studie van verwante individuen
Vb. Darwin vink ; Snavelhoogte wordt bepaald door hoe hard zaden zijn.
Uit de grafiek ; ouders met hoge snavel krijgen kinderen met hoge snavel
Regressie analyse :
b 1
h2 = ; h2 = heritabiliteit, b = richtingscoëfficiënt, r = genetische verwantschap ∑( )^L
r 2
s(b)2
t =
s(p)2
t = intra-klas correlatie-coëfficiënt
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yarameijs2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.