100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Thema 2 Waarneming en gedrag VWO 5a $4.53   Add to cart

Summary

Samenvatting Thema 2 Waarneming en gedrag VWO 5a

1 review
 24 views  2 purchases
  • Course
  • Level

Dit is een samenvatting over hoofdstuk 2 van het boek biologie voor jou 5a VWO. Het gaat over waarneming en gedrag.

Preview 2 out of 7  pages

  • January 26, 2021
  • 7
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5

1  review

review-writer-avatar

By: tessa_liefting • 3 year ago

avatar-seller
Biologie VWO 5 thema 2 Waarneming en gedrag
Basisstof 1 het zintuigstelsel
Interne en externe prikkels
- Externe prikkels: prikkels uit het externe milieu (zintuigen ontvangen)
- Interne prikkels: prikkels uit het inwendige milieu ontvangen (bijv. osmoreceptoren, pH-
receptoren bij homeostatische regelmechanismen).
- Osmoreceptoren: (in hypothalamus) bepalen de osmotische waarde van het bloedplasma en
beïnvloeden daarmee de urineproductie.
- Propioceptoren: zintuigen die een verandering van de spanning van een spier of een
verandering in de stand van een lichaamsdeel registreren (spierspoeltjes in spieren,
peesspoeltjes en evenwichtszintuigen in oren).

Verschillende groepen receptoren (afhankelijke type prikkel):
- Mechanische receptoren: reageren op vormen van mechanische energie (aanraking, druk,
beweging, geluid). Ontstaat impuls wanneer het celmembraan buigt of uitrekt.
- Gehoorreceptoren en evenwichtsreceptoren: mechanische receptoren met zeer fijne
haartjes. Impuls: Als de vloeistof waarin zij zich bevinden beweegt, buigen de haartjes en
vervormt het celmembraan.
- Tastreceptoren en drukreceptoren: mechanische receptoren. Impuls: als het celmembraan
wordt vervormd door lichte aanraking of druk. Liggen vlak onder opperhuid (tastrec.), dieper
in huid is drukreceptor.
- Chemische receptoren: kunnen bepaalde moleculen uit omgeving binden. Impuls:
smaakreceptoren binden opgeloste moleculen en reukceptoren binden moleculen uit de
lucht.
- Temperatuurreceptoren: in de huid reageren op warmte en kou. Impuls: temperatuur
boven of onder normwaarde.
- Pijnreceptoren: in hele lichaam, uiteinden van bepaalde neuronen. Impuls: extreme druk,
extreme temperaturen of door stoffen die vrijkomen bij beschadiging of ontsteking van
weefsel.
- Lichtreceptoren (fotoreceptoren): Impuls: zichtbaar licht.

Het ontstaan van impuls in zintuigcellen
- Zintuigcellen: gespecialiseerde neuronen of uitlopers van neuronen.
- Impulsen ontstaan als prikkel sterker is dan drempelwaarde (prikkeldrempel).
- Naarmate de prikkel sterker is, is de impulsfrequentie in aangesloten sensorische neuron
hoger.
- Prikkel enige tijd bezig  prikkeldrempel hoger, impulsfrequentie neemt af.
- Adaptie: de aanpassing van gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende
prikkelsterkte/ verlaging prikkeldrempel (wennen na een tijdje).  voorkomt centrale
zenuwstelsel overbelast raakt en genoeg informatie krijgt.
- Adequate prikkel: licht (drempel lichtreceptoren laag).


Basisstof 2 het oog
De bouw van de ogen
- Harde oogvlies: witte gedeelte van het oog.  stevig vlies wat binnenste van het oog
bescherming geeft.
- Hoornvlies: doorzichtig, licht kan oog binnenvallen.
- Iris/regenboogvlies: het gekleurde gedeelte van een oog.  regelt hoeveelheid licht die via
pupil het oog binnenvalt, pupil groter of kleiner maken.
- Pigmenten: kleur van iris hierdoor veroorzaakt.

, - Pupil: opening in iris.
- Traanklieren: onder huid boven de ogen  produceren traanvocht dat door de oogleden
over het oog wordt verspreid.  tegen uitdroging + reiniging ogen. In ooghoeken 2 kleine
openingen  traanvocht terecht in traanbuizen en dan naar neusholte.
- Oogspieren draaien ogen in gewenste richting.
- Glasachtig lichaam: geleiachtige massa.
- Vaatvlies: veel bloedvaten  voeding oog.
- Voorste oogkamer en achterste oogkamer: gevuld met vocht.
- Het straalvormig lichaam en de ooglens zorgen ervoor dat op het netvlies een scherp beeld
ontstaat van waar je naar kijkt.
- Netvlies: (in plaats door glasachtig lichaam) liggen de receptoren. Geprikkeld door licht.
- Gele vlek: met de lichtreceptoren kan je het scherpst zien.
- Blinde vlek: plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat. Ook doorgang voor
bloedvaten.

Beeldvorming
- Beeld op netvlies omgekeerd. Impulsen (lichtreceptoren) zorgen voor recht beeld.

Accommoderen
- Je kan niet tegelijk iets van veraf en dichtbij zien.
- Bij mensen kan de afstand tussen de ooglens en het netvlies niet veranderen.  ooglens
vorm verandert bij verschillende afstanden.
- Bij dieren door spieren naar voren/achter bewegen (scherp zien).
- Accommoderen: boller en platter worden van de lens, hierdoor ontstaat scherp beeld op
netvlies.
- Accommodatiespieren: de kringspieren in de straalvormige lichamen.
- Als reactie op een onscherp beeld op het netvlies verandert door de accommodatiereflex de
spanning in de kringspieren.

Lichtbreking door positieve en negatieve lenzen
- 2 soorten lenzen:
1. Bolle of positieve lenzen: in het midden dikker dan de randen en buigen lichtstralen
naar elkaar toe (convergeren).
Brandpunt (F) (achter de lens): komen lichtstralen die evenwijdig aan elkaar op een
bolle lens vallen.
Hoe boller de lens, hoe kleiner de brandpuntafstand (f, afstand tussen as lens en
brandpunt F).
2. Holle of negatieve lenzen: midden dunner dan aan randen en spreiden (divergeren)
lichtstralen. Brandpunt voor de lens. f heeft negatieve waarde.
- Voorwerpafstand (v): afstand vanaf het voorwerp tot aan de lens-as.
- Lichtstralen moeten in 1 punt samenkomen, leveren beeld op van voorwerp.
- Beeldafstand (b): afstand tussen lens en scherm, beeld scherp krijgen  afstand vergroten
of lens vervangen.

Oogafwijkingen
- Bijziend: oogbol te lang of worden lichtstralen door hoornvlies en/of de lens te sterk
afgebogen, voorwerpen van veraf niet scherp  corrigeren met holle lenzen.
- Verziend: oogbol te kort of worden lichtstralen door het hoornvlies en/of de lens niet
voldoende afgebogen, voorwerpen dichtbij niet scherp  corrigeren met bolle lenzen.

De pupilreflex

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RosalieSchoenmakers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.53. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.53  2x  sold
  • (1)
  Add to cart