Samenvatting 'Publiekrecht' (Hoofdstuk: 1,2,3 uit "omgevingsrecht/publiekrecht")
45 views 1 purchase
Course
Publiekrecht
Institution
Fontys Hogeschool (Fontys)
Book
Omgevingsrecht / Publiekrecht. Editie 2019-2020
Samenvatting van Publiekrecht uit het boek ISBN 4860 hoofdstuk 1,2,3. Hierin komt onder andere aan bod: machtenscheiding, waterschappen, kabinet, parlement, grondwet, algemene maatregelen van bestuur, algemene wet bestuursrecht, algemeen verbindende voorschriften, besluiten van algemene strekking, ...
Publiekrecht > geheel van rechtsregels die de organisatie van de staat regelen,
verhouding tussen overheid en burgers en de verhouding tussen overheidsorganen
onderling.
- Staatsrecht > heeft betrekking op de organen van de staat, de instelling ervan,
hun bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en die tot de burgers. De
bevoegdheden van de overheid en mensen die bij de overheid werken, moeten
goed zijn vastgelegd en beschreven.
- Bestuursrecht/administratief recht > geheel van rechtsregels omtrent de
organisatie, bevoegdheden en de werking van de uitvoerende macht.
- Strafrecht > in het wetboek van strafrecht zijn een aantal gedragingen
beschreven die verboden zijn, wie zich daaraan schuldig maakt kan via een
strafproces worden veroordeeld tot een geldboete, hechtenis of gevangenisstraf.
Privaatrecht/civiel recht/burgerlijk recht > verhouding tussen burgers en
rechtspersonen onderling.
- Personen- en familierecht
- Vermogensrecht
- Ondernemingsrecht
Dwingend recht > wettelijke regeling waarvan partijen niet mogen afwijken, ook niet
als ze dat beide willen, als sanctie wordt de afspraak nietig verklaard (juridisch is het een
niet bestaande afspraak). Bijna al het publiekrecht is dwingend recht.
Aanvullend/regelend recht > regels van dwingend recht gelden, tenzij partijen zelf
andere afspraken hebben opgesteld Bijv. erfrecht: als iemand geen testament heeft
gemaakt, dan bepaalt de wet hoe de erfenis moet worden verdeeld. Aanvullend/regelend
recht is voornamelijk te vinden in het privaatrecht.
Materieel recht > inhoud van rechtsregels bijv. stoppen voor rood licht.
Formeel recht > handhaven van de regels van materieel recht Bijv. je krijgt een
bekeuring als je door rood rijdt.
Objectief recht > alle geldende (geschreven en ongeschreven) regels bij elkaar Bijv.
recht op loon als je werkt.
Subjectief recht > recht dat een persoon (of rechtspersoon) kan ontlenen aan het
objectief recht Bijv. recht op je salaris.
Geweldsmonopolie > de overheid is de enige partij die geweld mag gebruiken.
Interpretatiemethoden en redeneervormen > methoden waarvan gebruik wordt
gemaakt voor de uitleg van regels in concrete gevallen.
- Grammaticale methode > hierbij wordt er gekeken naar wat er in de wettelijke
regels staat. Bij een conflict is voor de standpunten van beide partijen vaak iets te
zeggen en geeft de wet geen eenduidig antwoord, het is dan aan de rechter om de
feiten op een rij te krijgen en een uitspraak te formuleren die zoveel mogelijk
recht doet aan beide partijen.
- Wetsinterpretatie > als een wettelijke regeling niet eenduidig is moet de rechter
achterhalen wat de bedoeling van de wet is, maar soms doen er zich vragen voor
waar de wettelijke regelgeving geen antwoord op geeft. Wanneer dit voorkomt is
het aan de rechter om de wet zelf te interpreteren.
- Jurisprudentie > de rechter heeft een grote vrijheid bij het interpreteren van
wettelijke regels, maar dit kan leiden tot rechtsongelijkheid. Een rechter kan dan
door middel van jurisprudentie bekijken wat een andere rechter in een zelfde of
vergelijkbare situatie heeft beslist.
Staat > groep mensen op een afgebakend grondgebied met een vorm van centraal
gezag dat de bevoegdheid heeft om regels op te stellen en af te dwingen dat die regels
worden nageleefd.
,Organieke wetten/besluiten (1:3 Awb) > hebben betrekking op de organen en de
organisatie van de staat en zijn onderdelen.
Rechtsstaat > land met grondrechten, legaliteitsbeginsel (specialiteitsbeginsel), trias
politica. Alle bevoegdheden van de overheid en hoe de overheid functioneert moeten
formeel worden vastgelegd, zoals bijvoorbeeld de wijze waarop burgemeesters worden
benoemd, hoeveel gemeenteraadsleden er in een gemeente zijn, wat ministers wel of
niet mogen beslissen of hoe iemand een politieke partij kan oprichten.
Orgaan > organisatie waar mensen (meestal als ambtenaar) werkzaam zijn, zoals de
gemeente, politie, waterschap of rechtbank.
Bestuursorgaan (1:1 Awb) > organisatie of rechtspersoon die de bevoegdheid heeft om
besluiten te nemen bijvoorbeeld de afgifte van vergunningen, oplegging van een
verkeersboete, vaststellen van een wet of algemene maatregel van bestuur of het
onteigenen van een stuk grond.
Overheid > alle organen samen.
Zelfstandige bestuursorganen (ZBO) > particuliere organisaties die overheidstaken
uitvoeren, maar géén deel uitmaken van de overheid.
Benoemd of gekozen > Nederland is een rechtstaat, dat betekend dat alle ambtenaren
hun functie op een controleerbare manier hebben verkregen door:
- Benoeming > ministers, rechters, afdelingshoofden bij de gemeente,
opsporingsambtenaren.
- Verkiezing > tweede kamer, leden van de gemeenteraad.
Legaliteitsbeginsel > de overheid mag alleen maar optreden wanneer de wet dat zegt.
De overheid mag slechts handelen als de wettelijke regels en rechtsbeginselen dit
toestaan.
Specialiteitsbeginsel > het openbaar bestuur mag in de gevallen waarvoor de wet is
vastgesteld alleen het specifieke belang behartigen waarvoor die wet is bedoeld.
Trias politica (machtenscheiding):
- Wetgevende macht (staten generaal en regering samen) > maken de hoogste
wetten van het land (wetten in formele zin) en hierin staan algemeen verbindende
voorschriften (AVV’s).
- Uitvoerende macht (regering, provincies en gemeenten) > past regels toe en
voert ze uit en wordt gecontroleerd door de Staten-Generaal.
- Rechterlijke macht (rechters) > doet uitspraak over juridische geschillen.
Monistische of dualistische opstelling > samenwerkingsvormen tussen regering en
het parlement. Vaak trekt het parlement bij een hoogoplopend conflict toch aan het
langste eind (gewoonterecht).
- Monistisch > regering heeft het meeste initiatief. Het parlement keurt
wetsvoorstellen zonder veel kritiek goed, en loopt de ministers niet te veel voor de
voeten met lastige vragen. Politieke partijen zullen zoveel mogelijk de eigen
ministers in bescherming nemen.
- Dualistisch > het parlement stelt zich volledig afhankelijk op en volgt de regering
kritisch, ook de eigen ministers worden daarbij niet gespaard.
Staten-Generaal/parlement > 1e (75 leden) en 2e kamer (150 leden), controleren de
regering. De taken en bevoegdheden kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:
- Medewetgevende taak > Staten-Generaal beoordelen wetten die ingediend zijn
door de regering en stemmen daarover. Daarnaast hebben leden van de tweede
kamer zelf ook het recht om wetsvoorstellen in te dienen, het recht van initiatief
(art 82 lid 1 Gw), leden van de eerste kamer hebben dit recht niet.
, - Controle op de regering > het recht van interpellatie geeft de eerste en tweede
kamer de mogelijkheid om met een minister te debatteren over een onderwerp
dat niet op de vergaderagenda van de kamer staat. Daarnaast heeft elk lid van de
eerste en tweede kamer het recht om mondeling of schriftelijk vragen aan een
minister of staatssecretaris te stellen. Ook zowel de eerste als tweede kamer heeft
het recht een motie aan te nemen.
- Budgetrecht > samenstel van parlementaire rechten op het gebied van
rijksbegroting. Begrotingswetsvoorstellen moeten door de eerste en tweede kamer
worden goedgekeurd.
Regering > koning en ministers.
Kabinet > ministers en staatssecretarissen.
Minister > iemand die deelneemt aan de regering en leiding geeft aan een ministerie.
Ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen (art 43 Gw). Ministers
zonder portefeuille zijn ministers die geen eigen ministerie onder zich hebben (art 44 lid 2
Gw).
Motie > uitspraak van de eerste of tweede kamer waarin een oordeel over een minister
of een wens met betrekking tot het beleid van een minister duidelijk kenbaar wordt
gemaakt. Zowel de eerste als tweede kamer kan een motie aannemen. De regering is
niet verplicht een motie uit te voeren. Een door de kamer aanvaarde motie heeft
duidelijke gevolgen, het aftreden van het kabinet of het aftreden van de desbetreffende
minister en/of staatssecretaris.
Amendement > voorstel tot verandering van een wet of regelement.
Raad van state (RvS) > adviesorgaan van de regering een de hoogste rechtsprekende
instantie die een uitspraak kan doen over een geschil tussen burger en overheid. De
koning is de voorzitter van de raad van state, de feitelijke leiding is in handen van de
vicepresident. De raad van state kent twee afdelingen:
- Advisering > brengt verplicht advies uit over alle voorstellen van wet en van
Algemene Maatregelen van Bestuur.
- Bestuursrechtspraak (ABRvS) > functioneert als hoger-beroepsinstantie van de
meeste uitspraken van de rechtbanken (althans sector bestuursrechtspraak).
Democratie > burger kan invloed uitoefenen op het functioneren van de overheid door:
- Actief kiesrecht > het recht om te stemmen (vanaf 18 jaar).
- Passief kiesrecht > het recht om jezelf verkiesbaar te stellen (vanaf 18 jaar).
Volksvertegenwoordiging > door de bevolking gekozen vertegenwoordigers.
- Op nationaal niveau > parlement
- Op provinciaal niveau > provinciale staten (PS)
- Op gemeentelijk niveau > gemeenteraad
Monarchie > regeringsvorm waarbij één persoon (staatshoofd) de macht heeft.
Constitutionele monarchie > monarchie waarin de macht van de koning beperkt is
door een grondwet. In Nederland is de macht van het staatshoofd (koning) beperkt, de
feitelijke macht ligt veel meer bij het parlement en het kabinet.
Decentralisatie > het overdragen van bevoegdheden aan lagere overheden (provincies,
gemeenten).
Grondwet > bevat bepalingen (grondrechten) die de macht van de overheid voor een
deel inperken, de grondwet kan alleen via moeilijke procedure worden gewijzigd. De
eerste grondwet stamt uit 1813 en was bedoeld om de macht van de koning te beperken.
Collisie > als grondrechten onderling botsen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vb12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.