100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Praktisch fiscaalrecht $11.27
Add to cart

Summary

Samenvatting Praktisch fiscaalrecht

 38 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Toets behaald met een 8.8

Preview 4 out of 54  pages

  • Yes
  • January 27, 2021
  • 54
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Praktisch Fiscaalrecht

Hoofdstuk 1 ‘Belastingrecht in Nederland

1.1 Waarom belastingen

 De overheid zorgt voor voorzieningen waar Nederland gebruik van maakt. Met de
overheidsinkomsten kan de overheid voor deze voorzieningen zorgen.

 Met belastingheffing kan de overheid bepaald gedrag stimuleren of ontmoedigen.
(Extra belasting op alcohol en tabak).

Profijtbeginsel  Openbare voorzieningen worden zoveel mogelijk betaald door de mensen
die er profijt van maken.

Voorbeeld:
 Automobilisten betalen wegenbelasting en niet-automobilisten niet. Zij maken er
immers geen profijt van.

Draagkrachtbeginsel  De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.

Voorbeeld:
 Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting er betaald moet worden.

Vervuiler betaalt  heffingen op bepaald milieuactiviteiten.

1.2 Soorten belastingen

Welke soorten belastingen zijn er?

Inkomstenbelasting (IB)  Deze belasting wordt betaald over het inkomen vaan een
natuurlijk persoon. Deze inkomstenbelasting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen,
zoals loon of winst uit een onderneming en het vermogen.

Vennootschapsbelasting (VPB)  Deze belasting wordt betaald over de winst van een
rechtspersoon.

Loonbelasting (LB)  Loonbelasting wordt berekend over het loon van een werknemer.
Meestal brengt de werkgever de loonbelasting al in mindering op het brutoloon en deze aan
de Belastingdienst betaalt.

Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dit houdt in dat op de te betalen
inkomstenbelasting de betaalde loonbelasting in mindering mag worden gebracht. De
inkomstenbelasting over looninkomen is vrijwel gelijk aan loonbelasting. Heeft een natuurlijk
persoon alleen looninkomsten, dan zal deze persoon meestal geen inkomstenbelasting meer
hoeven te betalen.

Omzetbelasting (OB)  Omzetbelasting of btw wordt in rekening gebracht door
ondernemers. Omzetbelasting wordt geheven over de levering van goederen en diensten
door ondernemers. Kopen we iets in de winkel (van een ondernemer dus) dan betalen wij
omzetbelasting aan die ondernemer. De ondernemer betaalt deze omzetbelasting aan de
Belastingdienst.

,Dividendbelasting (Div)  Dividendbelasting betalen we over de winstuitkering op
aandelen, ofwel over dividend. Ook dividendbelasting is een voorheffing op de
inkomstenbelasting.

Erfbelasting (SW)  Erfbelasting wordt betaald over een erfenis.

Schenkbelasting (SW)  Schenkbelasting betaal je over schenkingen.

Kansspelbelasting  Kansspelbelasting betaal je over gewonnen prijzen (geld).

Overdrachtsbelasting (OVB)  Overdrachtsbelasting betalen we bij de verkrijging van
onroerend goed.

Motorrijtuigenbelasting  Belasting die wordt betaald bij het hebben van een auto of
motorrijwiel.

Belasting van personenauto’s (BPM)  BPM betalen we bij registratie van een auto of
motorrijwiel.

Accijnzen  Accijns worden geheven op bijvoorbeeld alcohol ne tabaksproducten.

Milieuheffingen/belastingen op milieugrondslag  Belasting op leidingwater,
kolenbelasting en energiebelasting zijn milieuheffingen.

Provinciale belastingen en gemeentelijke belastingen:
Rijksbelastingen  bijvoorbeeld loon- en inkomstenbelasting, omzetbelasting en
vennootschapsbelasting.

Gemeentelijke belasting  bijvoorbeeld onroerendezaakbelasting en hondenbelasting
Provinciale belasting  bijvoorbeeld milieuheffingen
Waterschap  verontreinigingsheffingen

1.3 Vindplaatsen

Belastingwetgeving

Materiële belastingwetgeving  Waarover en hoeveel belasting je moet betalen.

Voorbeeld:
 Wet op de inkomstenbelasting;
 Wet omzetbelasting;
 Wet loonbelasting;
 Wet vennootschapsbelasting.

De vraag die centraal staat is hoe de te betalen belastingen over een bepaald tijdvak
(bijvoorbeeld een jaar of een maand) moet worden bepaald.

Formele belastingwetgeving  Wijze waarop de belasting uiteindelijk bij de overheid moet
komen. Wat wij, als burger, kunnen en moeten doen, maar ook wat de overheid kan en moet
doen.

De formele wetgeving is met name geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en
Algemene wet inzake rijksbelasting (AWR).

,Uitvoeringsregeling en uitvoeringsbesluiten:

Uitvoeringsregeling of -beschikking:
 Worden gemaakt door de minister van Financiën;
 Behandeling in Eerste en Tweede Kamer niet nodig;
 Niet nodig ministerraad en Raad van State;

Uitvoeringsbesluit:
 Worden gemaakt door de minister van Financiën;
 Behandeling in Eerste en Tweede Kamer niet nodig;
 Wel nodig ministerraad en Raad van State;

In de diverse wetten zullen we verwijzingen tegenkomen naar de Algemene maatregel van
bestuur, hiermee wordt het uitvoeringsbesluit bedoeld.

Met een ministeriële regeling wordt een uitvoeringsregeling bedoeld.

Richtlijnen:
Richtlijnen zijn afspraken binnen de Europese Unie. Ieder land is verplicht deze afspraken in
zijn wetgeving te verwoorden.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur:
Het gaat hier in feite om gedragsregels, de overheid moet zich als behoorlijk bestuur
gedragen.

De belangrijkste beginselen (ongeschreven recht):
 Vertrouwensbeginsel  gaat uit van het vertrouwen dat de belastingplichtige mag
ontleden aan het gedrag van de overheid.

Voorbeeld:
 Wordt er toezegging gedaan door een medewerker van de Belastingdienst kan er niet
ineens worden afgeweken van deze toezegging.

 Gelijkheidsbeginsel  gaat uit van gelijke behandeling van alle belastingplichtige.

Voorbeeld:
 Als 50 ondernemers bij exact dezelfde investering een zogenoemde
investeringsaftrek wordt verleend aan 49 ondernemers en aan één ondernemer niet,
dan kan de ene ondernemer zich hierop beroepen.

Jurisprudentie:
Het gaat hier om uitspraken van rechters. Rechters oordelen als een belastingplichtige en de
Belastingdienst het niet eens zijn met elkaar.

Resolutie (besluit):
Soms moet er extra uitleg aan een wetsartikel worden gegeven, omdat deze niet helemaal
duidelijk is. Via een resolutie (besluit) geeft de staatssecretaris aan hoe bij een bepaalde
situatie het wetsartikel moet worden uitgelegd. De Belastingdienst moet deze resolutie
volgen.

Hetzelfde geldt voor vraag-en-antwoordbesluit. Mocht de belastingplichtige het niet eens
zijn met de uitleg van een resolutie of antwoord in een vraag-en-antwoordbesluit, dan zal dit
altijd tot een behandeling bij de rechter leiden.

, Hoofdstuk 2 ‘Formeel belastingrecht’

2.1 Materieel en formeel belastingrecht

Materieel belastingrecht:
 Wie is belastingplichtig;
 Waarover moet belasting worden betaald;
 Hoeveel belasting.

Formeel belastingrecht  wijze waarop de aanslagen worden vastgesteld.
 Hoe moet aangifte worden gedaan;
 Wanneer moet mijn aangifte worden gedaan;
 Wanneer moet worden betaald.

Belastingrecht is onderdeel van het Bestuursrecht:
 Eerst kijken in de Awb;
 Verder kijken in bijv. AWR

2.2 Woon- en vestigingsplaats, partner

Van belang is waar de belastingplichtige woont of is waar is gevestigd

Voorbeeld:
 IB  of in Nederland wonen/ dan wel in Nederland inkomen verdienen.
 VPB  In Nederland gevestigde lichamen.

Art. 4 lid 1 AWR  beoordeling vindt plaats naar omstandigheden.

2.3 Aangifte en aanslagen

2.3.1 Aangifte

Art. 6 AWR  inspecteur doet uitnodiging tot aangifte (bij degene die naar zijn mening
vermoedelijk belastingplichtig is).
 Is dan ook verplicht tot het doen vaan aangifte!

Wanneer is aangifte gedaan  Art. 7 en 8 AWR

Wanneer aangifte ingevuld en ondertekend terugsturen?

 Art. 9 en 10 AWR: inspecteur stelt een termijn van tenminste 1 maand
- bij IB in praktijk voor 1 mei
- bij LB en OB vaak per tijdvak (maandelijkse/ kwartaal)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kjeldnoorman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.27
  • (0)
Add to cart
Added