Levensfasen
Hoofdstuk 3: Van zes maanden tot twee jaar
3.1 De lichamelijke groei en de rijping van het centrale zenuwstelsel
Over het algemeen zijn meisjes zowel lichter als korter.
De verharding van de beenderen was al in gang gezet in de baarmoeder, maar duurt voort
tot in de puberteit. De beenderen van jonge kinderen zijn voor een groot deel niet verhard.
Daardoor zijn deze beenderen buigzaam, reactiever en meer ontvankelijk voor
misvormingen dan die van oudere kinderen en volwassenen. Wel zorgt deze buigzaamheid
ervoor dat ze minder snel breken.
Spieren zijn nog niet zo ontwikkeld bij baby’s. De spiergroepen bij het hoofd en de nek
ontwikkelen zich sneller dan de spiergroepen bij de armen en de benen.
Reflexen
Als de babyreflexen naar de genoemde maanden niet zijn verdwenen kan dat wijzen op een
hersenbeschadiging. Voor die verschillende reflexen geldt het volgende:
- De palmar reflex verdwijnt meestal met twee maanden.
- De asymmetrische tonische halsreflex verdwijnt met negen maanden.
- De Babinskyreflex verdwijnt tussen de één en twee jaar. Deze reflex ontstaat niet in
de uterus, maar in de eerste week na de geboorte; bij het wrijven over de voet zo
spreiden de tenen zich.
- De loopreflex verdwijnt met zes maanden.
Reflexen die blijven bestaan:
● De achillespeesreflex is het samentrekken van de kuitspieren bij een slag op de
achillespees.
● De pupilreflex is het samentrekken van de pupil bij je lichtinval.
Zintuigen
Jonge baby’s zien scheel. Dit komt omdat ze de beelden van de beide ogen nog niet goed
kunnen samenvoegen tot één beeld. Daar komt na een paar maanden verandering in.
3.2 De ontwikkeling van de motoriek
Grove motoriek
Voorbeelden: het ronddraaien van de buik op de rug en vice versa, het zitten, het staan en
het lopen.
Er zijn grote onderlinge (interindividuele) verschillen waar te nemen bij de ontwikkeling van
de grove motoriek.
Een heel belangrijke stap in de ontwikkeling is het rechtop lopen, zonder steun. Het
moeilijkste van het zelfstandig lopen is dat het kind moet leren dat het zijn lichaamskracht
zodanig gebruikt dat het met zijn hele gewicht op één been kan steunen.
, Fijne motoriek
Voorbeelden: pincetgreep, dus heb opponeren van de duim om iets vast te kunnen pakken.
Hierdoor oefent het kind de oog-handcoördinatie. Daarvoor is het belangrijk dat het kind met
twee ogen kijkt (binoculair) en dat de twee beelden over elkaar vallen, zodat er een
driedimensionaal beeld ontstaat.
Sensomotorische activiteiten= het kind leert hoe langer hoe meer gewaarwordingen van de
zintuigen te integreren met motorische vaardigheden.
➔ Het maakt uit of je een kind de gelegenheid geeft en aanmoedigt om deze ervaringen
op te doen.
3.3 Het leren
Stadia in het leren: Piaget
Volgens Piaget bevindt het jonge kind zich de eerste twee jaren in het cognitieve stadium
van de sensomotoriek. Het denken is in dit stadium verbonden met de handeling. Het
bestaat uit het krijgen van een inwendige voorstelling van een probleem en een passende
oplossing(trial-and-error). Die inwendige voorstelling uit zich dan in het gedrag. Zo wordt
denken in deze periode gezien als handelen dat je kunt meten: uitwendig observeerbaar
handelen.
Circulair secundaire reacties:
● Circulair wil zeggen herhalen.
● Secundair wil zeggen dat het effect eigenlijk niet bedoeld was, maar dat de baby dat
wel waarneemt en vervolgens oefent.
➔ Voorbeeld: tussen acht en 12 maanden ziet de baby een mobile hangen en schopt
hij de lakentjes weg om tegen de mobile aan te kunnen schoppen.
Circulair tertiaire reactie:
● Tertiaire wil zeggen dat is niet de handeling centraal staat is om een effect te krijgen,
maar het middel.
➔ Voorbeeld: tussen 12 en 18 maanden is de baby in staat hulpmiddelen te gebruiken,
zoals een vork, om een buiten zijn bereik liggen object te pakken.
Piaget geeft ook aan dat een baby van negen maanden beseft dat een voorwerp niet weg is
als het even bedekt is. De baby begrijpt objectpermanentie.
Naast reflexen door klassieke conditionering kennen baby’s willekeurig gedrag. Als iets wat
de baby zomaar doet een effect heeft dat hij leuk vind of interessant, gaat hij het effect zelf
opzoeken en bewust uitproberen.
Instrumenteel leren= het eigen gedrag is het instrument om de gebeurtenis te laten
plaatsvinden.
Operant conditioneren= Een leerproces waarbij respons in een bepaalde context gevolgd
wordt door een bekrachtiger.
➔ Ontstaan van complexe handelingen en een uitbreiding van kennis en inzicht.
Generalisatie of transfer= het geleerde van het ene op het andere vergelijkbare toepassen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller britoudenampsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.