Heldere beknopte samenvatting van het boek Portaal
51 views 5 purchases
Course
Taal - Portaal (OWE10)
Institution
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Book
Portaal
Samenvatting van Portaal:
- Hoofdstuk 1, paragraaf 1 tot en met 4
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 5, bladzijden 178- 193
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 10
Dit was uiteraard de stof voor mijn tentamen. Ik heb er een beknopte heldere samenvatting van gemaakt. Ik heb...
Kennis toets over de volgende literatuur van Portaal:
- Hoofdstuk 1, paragraaf 1 tot en met 4
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 5, bladzijden 178- 193
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 10
HOOFDSTUK 1 - Taalonderwijs
Paragraaf 1
Volgens Gert Biesta (2012) zijn er 3 kernfuncties van onderwijs:
1. Kwalificatie: Het eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen voor het leven in onze
maatschappij. Bij taal gaat het om de basale kennis van taal en het beheersen van de
volgende taalvaardigheden: Spreken, schrijven, lezen en luisteren. Deze vaardigheden zijn
eerst heel breed en basaal. Wanneer kinderen ouder worden hebben zij specifiekere
vaardigheden nodig. VB: loodgieter moet kennis hebben van vaktermen en psycholoog moet
goed kunnen luisteren en spreken.
2. Socialisatie: Het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met eigen
tradities, gewoonten, regels en praktijken. Is het proces waarbij bewust en onbewust
cultuurkenmerken van een groep overneemt.
3. Subjectivering: de vorming van een persoon. De mens is geen object maar een subject. Het
gaat over individualiteit en subjectiviteit. Subjectivering gaat over hoe jij handelt ten opzichte
van je eigen omgeving . Hierbij gaat het over de vraag: is wat ik doe wenselijk voor mijn
omgeving?
Taal onderwijs staat duidelijk in dienst van deze functies van het onderwijs. Je leert spreken,
schrijven, lezen en luisteren. Doordat je dit leert kun je lid van de gemeenschap worden want je
spreekt nu dezelfde taal. En door taal kun je jezelf leren uitdrukken en leer je jezelf kennen.
Paragraaf 2
Impliciete opvattingen: Er wordt een strakke methode gebruikt om taal aan te leren hierdoor blijven
de opvattingen impliciet. De docent denkt niet echt na waarom deze leermethode is gebruikt.
Expliciete opvattingen: Er wordt uitvoerig gesproken over hoe er het beste taalonderwijs gegeven
kan worden en dit wordt bijvoorbeeld uitgeschreven in een schoolplan.
Constructivisme: De interactie tussen lerende en leeromgeving wordt centraal gesteld: leren is een
actief proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat in interactie met anderen. Het
constructivisme is in deze tijd erg populair.
21e-eeuwse vaardigheden in het onderwijs: creativiteit, kritisch denken,
probleemoplossingsvaardigheden, communiceren, samenwerken, digitale geletterdheid, sociale en
culturele vaardigheden en zelfregulatie.
,Er zijn 8 belangrijke visies op taalonderwijs:
1. Traditioneel taalonderwijs: taal wordt gezien als belangrijke drager van onze cultuur. De
nadruk ligt op schriftelijke vaardigheden. Grammatica is van belang. Ontleding van zinsdelen
en benoemen van woordsoorten is van belang. Bij schrijven wordt met name op spelling
gelet. Er is weinig ruimte voor spreken en luisteren. De leerkracht heeft een rol van het
overdragen van de lesstof.
Voordeel: Overzichtelijk
Nadeel: niet evenveel aandacht voor de verschillende domeinen binnen het taalonderwijs. Wat de
leerlingen leren wordt door hen zelf vaak niet als betekenisvol ervaren.
Visie wordt niet veel meer gebruikt.
2. Thematisch-cursorisch taalonderwijs: Leerlingen leren taal door taal te gebruiken. Leerkracht
is begeleider. Hij verzint verschillende taalthema’s en verzint hierbij taken voor de leerlingen.
Naast deze thema’s zijn er ook cursorische activiteiten: vak onderdelen worden geoefend die
niet aan de hand van een thema kunnen worden aangeleerd: technisch lezen, spelling en
grammatica.
Voordeel: Leerlingen zijn bezig met thema’s die zij wel als zinvol kunnen ervaren.
Nadelen: het thematisch werken kost veel tijd. Waardoor het moeilijk is om de balans tussen
thematisch en cursorisch te houden.
Visie wordt nog veel gebruikt.
3. Taal bij alle vakken: Doormiddel van taal kun je leren. De leerkracht is gericht op interactie in
de groep. Laat leerlingen bijvoorbeeld onderling praten over een kunstwerk of een
natuurkundig verschijnsel.
Voordeel: Leerlingen leren taal in een situatie die voor hun betekenisvol. Strategieën die aangeleerd
worden bij begrijpend lezen zijn geen doel op zich maar een middel die bij andere vakken gebruikt
kunnen worden.
Nadeel: Sommige taalonderdelen worden niet voldoende aangeleerd. Zo kun je spelling beter op een
cursorische manier aanleren.
Deze visie is nog steeds erg populair in het basisonderwijs.
4. Communicatief taalonderwijs: Het staat centraal dat leerlingen goed mondeling en
schriftelijk leren communiceren. Correctheid van taalgebruik is veel minder van belang. De
leerkracht zorgt voor veel communicatieve rolspellen.
Voordeel: Leerlingen kunnen gemotiveerd raken door de gekozen situaties.
Nadeel: Niet alles kan via communicatie aangeleerd worden. Spelling moet je cursorisch leren.
5. Whole-languagebenadering: Taal moet niet opgedeeld worden in domeinen maar als
geheeld worden aangeboden. Kinderen leren taal door dit te gebruiken. Niet de lesstof maar
de gebruiker staat centraal.
6. Strategisch taalonderwijs: voor het uitvoeren van communicatieve vaardigheden moeten
leerlingen strategieën leren. Bv: hoe kun je de hoofdgedachte uit een tekst halen. Of hoe
schrijf je een brief.
Voordeel: Leerlingen krijgen beschikking over een middel dat hun kan helpen met taal.
Nadeel: Als een strategie te vaak gebruikt wordt kunnen leerlinge dit als saai gaan ervaren.
, 7. Taakgericht taalonderwijs: Leerlingen leren niet alleen taal om daarmee taken uit te kunnen
voeren maar leerlingen leren juist taal door taken uit te voeren. Er is een klooft tussen wat
de kinderen kunnen en wat de kinderen moeten kunnen om de taak uit te voeren op het
gebied van taal. De kinderen moeten gemotiveerd worden om deze kloof te dichten. Vb.:
folder maken of tentoonstelling organiseren.
Zelfde voor en nadelen als bij 3 en 4.
8. Interactief taalonderwijs: kent 3 pijlers:
- Betekenisvol leren: Kinderen leren het beste in contexten die zij als belangrijk beschouwen.
- Sociaal leren: leerlingen leren door samen te werken. Vooral samen streven naar een
gemeenschappelijk doel is een mooie samenwerkingsactiviteit om taal te leren.
- Strategisch leren: leerlingen hebben bepaalde strategieën nodig om taalproblemen op te
kunnen lossen.
Balans tussen instructie en open leersituaties is van belang. Deze visie bestaat uit meerdere visies
behalve uit het traditionele taalonderwijs en wordt erg veel gebruikt.
Paragraaf 3
Inhouden taal onderwijs:
- Vaardigheden: spreken, luisteren, schrijven en lezen.
- Woordenschat.
- Jeugdliteratuur.
- Taalbeschouwing. ( het niet alleen gebruiken maar ook het nadenken over taal)
Functies van de taal:
- Communicatieve functie bv: Hoe spreek je onbekende aan?
- Conceptualiserende functie bv: Welke synoniemen zijn er voor het woord leuk?
- Expressieve functie bv: Hoe kan ik de tekst spannender maken.
Als je aan het reflecteren bent op deze functies van de taal dan is er sprake van taalbeschouwing.
Kerndoelen: Dit zijn doelen opgesteld door de overheid. Scholen zijn verplicht om hun onderwijs zo
in te richten dat deze doelen worden aan geboden aan de leerlingen. Er zijn 12 kerndoelen (zie
pagina 37). Kerndoelen gaan over het aanbod dat de school moet realiseren en niet over het niveau
dat de leerlingen moeten hebben.
Tussendoelen: Helpen de scholen om een keuze te maken over hoe ze het taalonderwijs invullen.
Helpen om de kerndoelen te bereiken. Deze tussendoelen zijn ook door de overheid geformuleerd.
Referentie kader taal en rekenen:
Dit kader geeft aan welk niveau de leerlingen moeten bezitten na doorlopen basisschool. Er zijn 4
niveaus:
- 1F, fundamenteel niveau.
- 2F, mbo 1,2,3 en vmbo
- 3F, mbo 4 en havo
- 4F, voor VWO
Leerstoflijnen bij referentiekader taal: Dit zijn leerstoflijnen die de scholen kunnen gebruiken om de
benodigde niveaus 1F en streefniveau 2F/1S te kunnen halen. 1S is het streefniveau en is gelijk aan 2
F.
Doelen vanuit methode of zelf gekozen doelen: Meeste scholen maken gebruik van doelen die door
de methode zijn opgesteld. Deze methoden zijn ontwikkeld aan de hand van de leerstoflijnen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FreekPABO. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.
