3.1 Typering van het behaviorisme
Vijf basisuitgangspunten:
1. Behavioristen stellen objectiviteit centraal. Dat betekent volgens hem dat
psychologen zich alleen maar mogen richten op het waarneembare gedrag van
mensen en dieren. Gedachten en dromen, en daarover reflecteren - een bron van
kennis binnen de psychoanalyse - kunnen in de psychologie niet bestudeerd worden
omdat ze per definitie subjectief, dat wil zeggen niet door andere waarneembaar zijn,
zo stellen behavioristen.
2. Het behaviorisme stelt leerprocessen centraal bij het verklaren van gedrag. Daarbij
gaat het niet om het vergaren van kennis, maar om aangeleerd gedrag. Factoren
buiten een organisme of individu worden gebruikt om het ontstaan van gedrag te
verklaren. Factoren binnen in individu, zoals motivatie en geheugen, worden niet
onderzocht.
3. Evolutionair gezien bestaat er volgens behavioristen Een continuïteit tussen het
gedrag van dieren en mensen. Binnen het behaviorisme wordt gebruik gemaakt van
de resultaten uit dierexperimenten.
4. Tabula rasa; gedrag van een persoon wordt in de loop van de jaren geleerd. Er is
weinig aandacht voor de erfelijk bepaalde aansturing van gedrag.
5. Om gedrag te bestuderen, mag het opgeknipt worden in kleine delen. Om complex
gedrag begrijpelijk te maken, moet er reductie toegepast worden. Dit wil zeggen dat
het ontstaan van het gedrag zo simpel als mogelijk verklaard wordt.
Gedrag wordt door Watson opgevat als een reactie van een organisme op een bepaalde
prikkeling of signaal van buitenaf. Volgens Watson wordt al het gedrag geleerd volgens
simpele S-R-koppelingen. Hij gaat uit van het leerprincipe van de klassieke conditionering,
dat ook door de fysioloog Ivan Pavlov was ontdekt.
Het neobehaviorsme: gedrag is afhankelijk van de stimulus uit de omgeving en de condities
in het organisme
➔ Introduceren van het begrip; interveniërende variabele: hierbij kan gedacht worden
aan angst of motivatie, maar ook aan lichamelijke vermoeidheid.
Met de opkomst van het neobehaviorisme wordt ook aandacht besteed aan een andere
leerprincipe: het operant conditioneren. Skinner benadrukt dat het gevolg op of de
consequenties van het gedrag bepaald of gedrag inferentie zal toe- of afnemen.
Model leren: door het gedrag na te doen of naar het gedrag te kijken, leren.
Het mensbeeld in het behaviorisme
● Periferalisme: een persoon geeft niet zelf richting aan zou leven, maar het gedrag
van mensen wordt bepaald door omgevingsinvloeden.p
, ● Mensen komen blanco op de wereld. Na de geboorte wordt iemand ‘ingekleurd’ door
de omgevingsinvloeden.
● Geen wezenlijk verschil tussen mensen en dieren. Bij beiden wordt het gedrag
bepaald door leerprocessen.
● Gedrag wordt bepaald door het ‘hier en nu’. Gedrag wordt in stand gehouden omdat
het ‘nu’ prettige ervaringen oplevert en niet zozeer omdat het vroeger geleerd is.
● Geen onderscheid tussen het functioneren van kinderen en volwassenen.
● Klassieke behavioristen nemen het standpunt in dat cognitie niet objectief te
bestuderen is. Daarom past de geest niet in het behavioristische mensbeeld. Dat wat
plaatsvindt tussen stimulus en respons werd de Black Box genoemd en daar kunnen
we niet in kijken.
De dominante benadering binnen het behaviorisme is de mechanistische visie. Er wordt
uitgegaan van de vooronderstelling dat gedrag is te ontleden in deeltjes die bestaan uit S-R-
verbindingen (Watson) of R-C-verbindingen (Skinner).
3.2 Leerprocessen
Cognitief of symbolisch leren Bij mensen en intelligente zoogdieren zoals
mensapen en wellicht walvisachtigen.
Associatieleren: Bij complexere organismen, zoals
klassiek & operant conditioneren zoogdieren.
Gewenningsleren: In principe bij alle levende organismen.
habituatie & sensatie
➔ Hoe lager een organisme op de evolutionaire ladder staat, hoe simpeler het gedrag
en de leerprocessen zijn die dit gedrag beïnvloeden.
➔ Hoe hoger een organisme op de evolutionaire ladder staat, hoe complexer het
gedrag en de daarbij horende leerprocessen zijn.
Habituatie
Habituatie= Prikkels die de selectie doorkomen worden, na verloop van tijd, als ‘niet meer
belangrijk’ door het organisme terzijde geschoven.
—> voorwaarde: de prikkel verandert niet.
Een les voor de hulpverlening: storende prikkels moeten zo gering mogelijk zijn tijdens een
gesprek of oefening.
Sensitisatie (tegenovergestelde van habituatie)= het komt bij angst voor en slaat op het
verschijnsel dat er lichte variant van de oorspronkelijke prikkel dezelfde angst uitlokt.
Klassiek conditioneren
Als de ongeconditioneerde stimulus gelijktijdig plaatsvindt met een andere stimulus, dan kan
deze van oorsprong neutrale stimulus dezelfde respons oproepen
Associatie: Het organisme leert om twee stimuli met elkaar te verbinden.
Onbewust leren en geringe invloed van kennis: af en toe verloopt klassieke conditioneren
onbewust. Als iemand zich achteraf wel bewust wordt van het leerproces, dan is de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller britoudenampsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.