13.1 De Koude Oorlog is de vijandigheid tussen de VS en de Sovjet-Unie na WO II. Nadat het
fascisme verslagen was, begonnen de twee machtsblokken argwaan tegen elkaar te koesteren, wat
zorgde voor permanente oorlogsdreiging. De blokvorming in Europa zorgde ervoor dat westelijk
Europa democratisch en kapitalistisch werd, en oostelijk Europa communistisch met eenpartijstaten.
Duitsland werd opgedeeld onder de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Sovjet-Unie, en Berlijn ook.
De delen van de westelijke geallieerden werden democratisch en hadden economische voorspoed,
maar de economie in het Sovjet-gedeelte stagneerde. Toen in 1948 de westelijke geallieerden één
munt invoerden, sloot Stalin West-Berlijn af van de buitenwereld. Daarna werd in het westen van
Duitsland de BRD opgericht en in het oosten van Duitsland de DDR. De blokvorming resulteerde in de
oprichting van de NAVO, waarbij Europese en Noord-Amerikaanse staten elkaar zouden helpen in
geval van een aanval. In 1955 kwam Chroesjtsjov met het Warschaupact, de tegenhanger van de
NAVO. Na de blokvorming begon de tweede fase (1949): de wapenwedloop. Zowel de Sovjet-Unie
als de VS bouwden kernwapens, waarmee ze wilden verzekeren dat de tegenpartij niet als eerste aan
zou vallen: wederzijdse afschrikking. In 1962 bleek dat de Sovjet-Unie kernwapens op Cuba had
geïnstalleerd. Door een afspraak tussen Kennedy en Chroesjtsjov werd een atoomoorlog voorkomen.
Gevolgen van de Koude Oorlog waren:
- Het ontstaan van het ‘ijzeren gordijn’; van 1961 tot 1989 werd de Berlijnse Muur gebouwd;
- Containmentpolitiek: beide machten steunden overheden die hun politiek overnamen. Bij
het ontstaan van Israël (1948) wilde de VS Israël en de Arabische landen steunen, en de
Sovjet-Unie steunde de Arabische landen;
- De VS en Sovjet-Unie wilden elk hun invloed laten gelden in de net gedekoloniseerde
Afrikaanse staten;
China werd in 1949 communistisch onder Mao Zedong en Noord-Korea viel in 1950 Zuid-Korea
binnen. De VS steunde Zuid-Korea en drong Noord-Korea terug. De VS was ook bang voor de
dominotheorie, wat inhield dat de rest van Azië communistisch zou worden als Vietnam viel. Daarom
steunde de VS Zuid-Vietnam in de strijd tegen Vietcong, maar verloor. Als gevolg van de televisie
werd de nederlaag van de VS uitgezonden en ontstond er verzet tegen de rol van de VS in Vietnam.
De nederlaag was vooral te wijden aan de guerillatechniek van de Vietcong.
13.2 Na de oorlog zag de VS Europa’s misère als kans voor het communisme. Daarom boden zij in
het Marshallplan totaal 12 miljard dollar voor opbouw van West-Europese landen. In heel Europa
groeide de economie en West-Europa werd al snel een consumptiemaatschappij. Voor de
wederopbouw was de landelijke politiek ook van belang. Aanvankelijk waren de lonen laag en de
overheidsbestedingen hoog. Daarna begon de overheid in een verzorgingsstaat te investeren. De
economie veranderde ook: de overheid werd een belangrijke werkgever en de dienstverlenende
sector groeide hard. Doordat Arabische landen in 1973 en in 1979 de olieprijzen lieten stijgen,
voelden Westerse bedrijven zich gedwongen te automatiseren en arbeidsintensieve productie naar
lagelonenlanden te verplaatsen.
De verschillen tussen klassen nam na de oorlog af: veel meer mensen konden op vakantie en ook
arbeiderskinderen konden naar hoger onderwijs. Ook ontstond er een generatiekloof en ontstond
een jeugdcultuur. Jongeren kregen geld te besteden en werden een doelgroep voor bedrijven.
, Kortom: de jeugd ‘verwilderde’. Ook stonden jongeren voor minder hiërarchie, meer inspraak en
schopten ze tegen traditionele waarden en normen als gezag. In de jaren zestig en zeventig groeide
ook de aandacht voor milieu- en ecologische problemen, mede door een publicatie van de ‘Club van
Rome’. Vanaf 1970 ontstonden veel actiegroepen voor het milieu. Na de jaren zeventig volgde de
ontnuchtering en bleek de situatie niet zo hopeloos als de ‘Club van Rome’ had doen voorkomen.
13.3 In 1951 tekenden zes West-Europese landen het verdrag van de EGKS, een supranationaal
orgaan dat per land een maximum aan te produceren kolen en staal regelde. Ook vreesde Europa
voor de concurrentie op het gebied van landbouw. Daarom werd in 1957 de EEG opgericht, die
subsidie aan de boeren gaf. Tegelijk werden er importheffingen gevraagd op buitenlands voedsel.
Steeds landen sloten zich aan bij de EEG en zij trok ook steeds meer taken naar zich toe, waaronder
het democratiseren van niet-democratische landen. In 1993 veranderde de EEG in de EU (verdrag
van Maastricht). Het aantal leden groeide snel, vooral na de val van het communisme. Ook de EU
trok meer taken en macht naar zich toe. Met de invoering van de euro versmolten de nationale
economieën nog meer. Zo is de EU uitgegroeid tot een sterk economisch blok. De EU heeft een
Europees Parlement dat gekozen wordt en de wetgevende macht is, en een Europese Commissie,
die de uitvoerende macht is. Kritiekpunten op het democratisch gehalte zijn:
- De Europese Commissie wordt niet door het EP samengesteld;
- Voor veel besluiten is naast het EP ook toestemming van de Raad van de Europese Unie
nodig. Dit is een vergadering van ministers van elke lidstaat;
- De Europese Raad (vergadering van de staatshoofden van elk land) zetten de grote lijnen uit,
zonder dat het EP daar zeggenschap over heeft.
Euroscepsis is de term voor de weerstand bij burgers tegen ‘Brussel’. De EU zou te groot, log en duur
zijn. In 2005 was er een referendum over een Europese Grondwet, maar die werd weggestemd. In
2007 werd het verdrag van Lissabon getekend, dat de rol van het EP versterkte.
13.4 De dekolonisatie verliep in twee golven: 1945-1957 dekoloniseerden Zuid-Azië en het
Midden-Oosten en van 1954 tot 1964 dekoloniseerde een groot deel van Afrika. De Europese
kolonisatoren verwachtten deze snelle dekolonisatie niet; ze dachten dat de kolonies nodig waren
voor inkomsten voor de wederopbouw en ze gaven prestige. Vooral in Azië groeide het nationalisme
na de Tweede Wereldoorlog hard. Daarnaast waren de twee machtsblokken (VS en SU) tegen
kolonialisme en zochten zij bondgenoten onder de net onafhankelijk geworden staten. De
kolonisatoren (behalve Engeland) verzetten zich vaak nog lang tegen de dekolonisatie. Afrika kwam
na Azië omdat Afrikaanse soldaten zich afvroegen waarom ze landen zouden helpen bevrijden als ze
door diezelfde landen onderdrukt werden. Ook kwamen ze in contact met Aziatische soldaten die
nationalistische gevoelens overbrachten. Tenslotte waren onafhankelijkheidsstrijders als Gandhi een
voorbeeld voor Afrikanen.
Na de dekolonisatie werden Afrikaanse landen echter niet welvarend, en barstten ze uit in onderlinge
conflicten. De Europeanen hadden met grenzen trekken geen rekening gehouden met de stammen.
De kolonisatoren konden met hun overwicht en macht wel orden houden, maar de jonge regeringen
van de onafhankelijke staten niet. Ook was er in de nieuwe staten geen democratische traditie en
waren er nauwelijks geschoolde mensen die leiding konden geven. Deze staten hadden ook te weinig
kennis om een tot industriële samenleving te ontwikkelen. In ruil voor geld lieten de dictators
westerse bedrijven grondstoffen halen. Deze indirecte overheersing en uitbuiting heet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jrva. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.48. You're not tied to anything after your purchase.