Hoofdstuk 9 – De economische sprong van Europa
9.1 Industriële Revolutie: agrarisch-urbane naar industriële samenleving. Veroorzaakte economische
groei en begon in Engeland in de textielindustrie. Veel mensen woonden op het platteland maar
werkten in steden om bij te verdienen. Oorzaken voor de economische groei in tweede helft 18e
eeuw:
- Grotere opbrengst landbouw door nieuwe wetenschappelijke kennis en werktuigen;
- Meer voedsel-> groeiende bevolking-> grotere vraag naar kleding en voedsel;
- Koloniën leverden goedkope grondstoffen.
Winsten uit landbouw en handel-> ontwikkeling apparaten voor massaproductie-> te grote
concurrentie voor huisnijverheid-> huisnijverheid verdwijnt en fabrieken ontstaan.
Stoommachines vervangen machines op waterkracht-> inzet bij andere industrietakken-> steden
ontstaan en aanleg kanalen en spoorwegen.
Sociale gevolgen van de industrialisatie:
- Ontstaan klassen en standen. Industriëlen (fabriekseigenaren) worden rijker en machtiger;
- Nieuwe klasse: arbeidersklassen;
- Groeiende middenklasse: groei van de steden-> grotere behoefte aan onderwijzers etc.
Voorziening van drinkwater en sanitair en onderwijs-> grotere staatsbemoeienis.
De economie veranderde: ondernemers produceren en verkopen goederen die ze zelf geproduceerd
hebben. De arbeid wordt geleverd door arbeiders. Ook het denken veranderde: van mercantilisme
(de staat moet zoveel mogelijk van de economie profiteren) veranderde het beeld naar een passieve
overheid, die de burgers zoveel mogelijk vrij liet. Burgers moesten zelf kapitaal kunnen bezitten. Het
economisch liberalisme, met als grondlegger Adam Smith, stelde dat economische groei door een
‘onzichtbare hand’ werd geleid. De groei van het economisch liberalisme veroorzaakte de afschaffing
van de ambachtsgilden in Engeland (1835) omdat zij concurrentie uit wilden bannen. De 19e eeuw
wordt gekenmerkt door een stijgende welvaart en productie, maar slechte omstandigheden.
9.2 Nationalisme: het gevoel dat een volk een taal en cultuur deelt en een eigen nationale staat
heeft. Aanleidingen voor het nationalisme:
- De Franse Revolutie stelde dat mensen meer burgers dan onderdanen zijn-> benadrukken
van overeenkomsten i.p.v. verschillen;
- Franse Revolutie-> Romantiek: stroming in kunst en literatuur die inging tegen rationaliteit
en aandacht vroeg voor universaliteit een eenheid van het volk.
Nationalistische gevoelens-> zoeken naar identiteit voor het volk en verheerlijking nationale helden.
Duitsland bestond uit vele kleine staatjes, die veelal eenzelfde taal hadden. In 1871 lukte het de
Pruisische minister-president Otto von Bismarck een Duits keizerrijk te maken: de Duitse
eenwording, waarin de keizer echter oppermachtig was. In 1870 bereikte ook Italië een eenheid.
In de 19e eeuw vielen ook staten uit elkaar, zoals het Ottomaanse Rijk: in 1829 werd Griekenland als
eerste van dit rijk onafhankelijk. Daarnaast was er ook het Oostenrijkse keizerrijk, waarvan in 1918
de Hongaren onafhankelijkheid kregen.
Vanaf 1815 was er het Koninkrijk der Nederlanden, inclusief het huidige België. De Belgen voelden
zich nauwelijks verbonden met de Nederlanders en scheidden in 1830 af.
, Het nationalisme leidde echter ook tot rivaliteit tussen landen.
9.3 De wens voor een groter rijk en meer inkomen-> Europese landen gaan veel intensiever
gebieden kolonialiseren: modern imperialisme. Oorzaken daarvan:
De kolonie leverde grondstoffen en producten op. Als de bevolking een deel van de oogst
moet afstaan, heet dat een wingewest. Ook was de bevolking een nieuwe afzetmarkt;
Meer politiek en militair aanzien;
Het verspreiden van het christendom en Europese beschaving en kapitalisme. Zo werd
‘onderontwikkelde volken’ beschaving bijgebracht;
Europese landen (en in mindere mate de VS) begonnen met Azië te kolonialiseren. Daarna begon
men met Afrika, wat in Europa veel spanningen opleverde. In 1884-85 vond de Conferentie van
Berlijn plaats, waarbij Afrika werd verdeeld.
Op het Amerikaanse continent ontstonden staten uit de Europese kolonies. Vanaf het begin van de
kolonisatie daar hadden de Europeanen het gevoel gehad dat de inheemse bevolking geen recht op
eigenbestaan had. De rol van de Europese landen bleef veelal beperkt tot het innen van belastingen.
Pas in de 19e eeuw ontstonden zelfstandige staten, zoals Brazilië en Mexico.
Er zijn enkele gevolgen van modern imperialisme voor de onderworpen volken:
De bevolking kwam in aanraking met Europese politiek, twee soorten:
o Indirect bestuur: vooral door Engeland, het inheemse volk houdt eigen hiërarchie,
maar moest wel naar de kolonisator luisteren; goedkoop maar onbetrouwbaar;
o Direct bestuur, door de kolonisator zelf; duurder maar betrouwbaarder;
Intensieve inzet van de bevolking voor productie van stoffen voor de kolonisator->
hongersnoden;
Inzet in leger en politiek-> onderlinge tegenstellingen werden vergroot;
Bij het trekken van de grenzen hield meen geen rekening met taal- en cultuurgrenzen;
De bevolking kwam in aanraking met Westerse cultuur: zij namen materiële zaken over
(spoorwegen, communicatiemiddelen etc.) en immateriële (christelijk geloof en westers
rechtssysteem, leren lezen en schrijven). Zo verdween de inheemse cultuur gedeeltelijk.
Hoofdstuk 10 – Politieke strijd en emancipatie
10.1 De Restauratie (1814-30) is de periode waarin de maatschappelijke en politieke verhoudingen
weer worden zoals ze voor de Franse Revolutie waren. Edmund Burke had gewaarschuwd dat de
macht heel makkelijk door iemand te grijpen was na de Franse Revolutie (1789). Hij stelde dat de
Revolutie en de daarbij behorende ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ niet stabiel genoeg waren
om een goed functionerende overheid te vormen en dat het leger dus de macht zou grijpen. In 1792
brak er ook oorlog uit tussen Frankrijk en andere landen. Napoleon veroverde grote delen van
Europa. In 1814 werd hij verslagen in Rusland. In de gebieden waar hij was geweest, had hij veel
veranderd: de adel had zijn privileges verloren en veel koningen waren afgezet. Ook had hij nieuwe
wetten en bestuursfuncties ingevoerd. Na de nederlaag van Napoleon wilden de traditionele
staatshoofden in Europa een Restauratie van de oude verhoudingen. Tijdens het Congres van Wenen
(1814-15) werd besloten dat de oude vorsten hun positie terugkregen.
Na de val van Napoleon ontstond er een tweedeling onder de Fransen:
Een deel was aanhanger van het conservatisme, de stroming die zich tegen de Revolutie, en
later tegen het liberalisme en socialisme keerde. Zij vonden dat een keizer of koning garantie
zou bieden voor een stabiele natie;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jrva. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.48. You're not tied to anything after your purchase.