Hoofdstuk 1: Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkelingspsychologie houd zich bezig met de ontwikkeling van de mens. Hierbij word de aandacht
in het bijzonder gericht op kinderen, omdat de ontwikkeling en groei bij hen het meest in het oog
springt.
Ontwikkeling vind plaats door:
• biologische factoren, zoals groei en rijping
• psychologische factoren in persoon, zoals aanleg en persoonlijkheid
• interactie met de omgeving, zoals in contact met anderen
levenslooppsychologie: de ontwikkelingspsychologie van volwassen
Klassieke ontwikkelingspsychologie: beschreven in fasen (in een vaste volgorde en
onomkeerbaar).
normale ontwikkeling: hoe een bepaalde ontwikkeling in de meeste gevallen verloopt.
normale variatie: als de ontwikkeling anders verloopt > dit hoeft nog een probleem te zijn
afwijkende ontwikkeling: als ontwikkeling van kind opvallend anders verloopt of het kind
belemmeringen oplevert < zou dan sprake kunnen zijn van specifiek probleem of
ontwikkelingsstoornis.
Bij kinderen met een ontwikkelingsstoornis helpen vaak een gz-psycholoog, klinisch psycholoog,
orthopedagoog of jeugdpsychiater.
overdiagnotisering: als je veel hebt geleerd van ontwikkelingsstoornis ga je er buiten meer op letten
en valt het je steeds meer op waardoor je de signalen sneller ziet.
Hoofdstuk 2: een veilige basis
Het eerste wat van belang is voor een pasgeboren baby is het verkrijgen van een veilige basis. Hij
verwerft zijn veilige basis aan hechting van zijn primaire verzorgers ( in meeste gevallen de ouders).
Goede, warme hechtingsrelatie geven een sterke basis voor:
- het bouwen aan relaties met anderen
• het zelfvertrouwen
• het gevoel van eigenwaarde
• het vermogen om met stres om te gaan en emoties te kunnen reguleren
basisvertrouwen: kind krijgt boodschap mee van ouders dat hij iemand is die het waard is om met
aandacht en zorg te worden omringt. Dit heeft als eerste betrekking op de ouders.
ontwikkelingstheorie Erikson: eerste fase van ontwikkeling van baby na zijn geboorde word
aangeduid als de ontwikkelingstaak die gaat over basisvertrouwen vs basiswantrouwen.
Basisvertrouwen: Als het de ouders lukt te volbrengen, is het resultaat een veilig basisgevoel, een
basisvertrouwen in mensen en in de wereld.
Basiswantrouwen: als ontwikkeling een gevoel onveiligheid, onrust en wantrouwen meekrijgt < deze
fase is van groot belang voor de hele verdere ontwikkeling van een kind.
2.2 ontwikkeling van een veilige basis: zo gaat het meestal
baby is bij geboorte niet helemaal hulpeloos en onwetend. Al snel na geboorte kan kind zijn moeder
herkennen en zoekt hij naar voeding. Ook voelt hij aan dat hij bij de mensen hoort. Uit onderzoek blijkt
dat kinderen al snel een grotere voorkeur hebben voor de stem van mensen dan voor andere
geluiden. Ze kijken liever naar gezichten van mensen dan andere patronen. >> baby’s richten zich dus
op prikkels die voor hen belangrijk zijn.
predispositie: aanleg die baby’s bij geboorte hebben om zich op sociale prikkels te richten
(gezichten, geluiden etc). Dit kan de baby verder ontwikkelingen in wisselwerking met de omgeving.
eerste levensjaren van kind is een gevoelige periode. In deze periode is een kind extra gevoelig voor
bepaalde ervaringen.
,hechtingsrelatie: baby en opvoeder bouwen samen aan een band na de geboorte en zo ontwikkelt
dit zich.
Om een goede, positieve hechtingsrelatie te ontwikkelen is het belangrijk dat ouders op een
sensitieve manier reageren en verzorgen > houd in dat opvoeder gevoelig is voor de signalen die een
baby afgeeft, en hier adequaat op reageert.
Intern schema: interne representatie van verwachtingen en ideeën ( dit schema zal niet altijd kloppen
met de realiteit). In dit schema word alle kennis en ervaringen verwerkt van de ouders.
Voor baby’s die vroegtijdig na zwangerschap van minder dan 37 weken zijn geboren, dus in een
couveuse liggen (prematuur) zijn de ervaringen heel anders dan een kind dat meteen na de geboorte
dicht bij de ouders is. Zelfs tijdens zwangerschap kunnen al verschillen opstaan in hoe baby’s groeien
en ontwikkelen.
Daarnaast zijn er verschillen in temperament. Vanaf jongs af aan zijn verschillen te zien in
prikkelbaarheid tussen baby’s.
Thomas Chess: maakt onderscheid in gemakkelijke baby’s, moeilijke baby’s en een tussengroep
(slow to warm up = langzame starters):
- Gemakkelijke baby’s passen zich makkelijk aan aan een dagritme en tonen weinig heftige reacties.
Huilen alleen als er een goede reden voor is. Zij hebben een gemakkelijk temperament.
- moeilijke baby’s zijn zeer prikkel gevoelig en reageren al snel heftig. Zij huilen veel zonder
duidelijke reden en zijn moeilijk te kalmeren. Ze kunnen moeilijke tegen veranderingen. ze zijn
onrustig en schrikachtig. Zij hebben een moeilijk temperament.
- Tussengroep baby’s (langzame starters) passen zich moeilijk aan bij afwijkingen van het ritme,
maar reageren daar minder heftig op dan moeilijke baby’s. Zij nemen vaak een afwachtende houding
aan. Ze zijn in alle reacties positief of negatief of gematigd.
Bij kinderen die zijn geboren met een ontwikkelingsstoornis, verloopt de eerste ervaring en contacten
anders dan bij de meeste andere kinderen. Dit vraagt extra aanpassing en sensitiviteit van de ouders.
2.2.2 het opbouwen van een hechtingsrelatie
hechting: duurzame, emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers, met speciale emotionele
kwaliteiten.
Ieder kind heeft een natuurlijke neiging tot hechting.
Onderzoek Harlow: gaf aan dat de behoefte aan troost en warmte het allerbelangrijkste is in een
hechtingsrelatie. Voeding is belangrijk, maar niet zo belangrijk als de factor van troost en warmte.
hechting ontwikkelt zich heel sterk in het eerste levensjaar:
- Na ong. 6 weken reageert een baby duidelijk op het sociale gedrag van zijn verzorgers. Eerste
glimlach is dan zichtbaar. De glimlach is meer als reflex en niet als betekenis.
- Vanaf 5 tot 6 maanden zoekt een kind de belangrijkste verzorgers actief op en reageert daar
speciaal op. het herkent zijn ouders en reageert daar enthousiaster op dan “vreemden”.
• Rond leeftijd van 7 tot 10 maanden ontstaat eenkennigheid en angst voor vreemden. Baby’s
laten in deze periode een duidelijke voorkeur zien voor de vertrouwde verzorger. In deze periode
vinden kinderen het niet fijn om zonder hun ouders achter gelaten te worden. Ze hebben
scheidingsangst ( ook wel seperatieangst). Deze angst is normaal voor kinderen.
hechtingsgedrag is te herkennen als een reactie van angst of onrust bij het tijdelijk afscheid nemen
van de ouder. Zodra de ouder weer verschijnt, zijn er reacties van blijdschap te zien.
Op basis van ervaringen die baby’s opdoen, bouwen ze een representatie op van gehechtheid
>> als een kind heeft ervaren dat als hij huilt dat hij dan word opgepakt, gaat het kind er van uit dat het
de volgende keer ook zo gaat.
Wanneer de representatie positief is, is er sprake van een basisvertrouwen; er is een veilig basis
gevoel opstaan voor verdere ontwikkeling.
veilige-basisgedrag: gedrag waarom je kunt zien dat een kind een veilige basis heeft ontwikkeld.
Voorbeeld hiervan is al kinderen bij hun ouders meer de wereld durven te verkennen dat zonder hun
ouders. Wanneer ze weten dat hun ouders in buurt zijn, gaan ze op onderzoek uit.
, Wanneer een kind een goede representatie van gehechtheid heeft opgebouwd, kan het kind verder
zonder de ouder. Dat een kind die representatie kan opbouwen, heeft te maken met de cognitieve
ontwikkeling die het kind inmiddels heeft doorgemaakt. Deze cognitieve ontwikkeling maakt het
mogelijk dat een kind op een gegeven moment kan begrijpen dat een ouder ook weer terugkomt, ook
als hij even buiten beeld is.
Periode van individualisatie: Vanaf 18 maanden gaat het kind zichzelf ontdekken als individu met
eigen wil.
Rond leeftijd van 3 jaar is het kind in staat om tijdelijke afwezigheid van het kind te accepteren. Vanaf
die leeftijd kan het kind ook gemakkelijker omgaan met iemand anders buiten de verzorgers.
transitional objects: knuffels, doekjes etc voor kinderen als vervanging voor de ouder als die weg is.
2.2.3 Bowlby’s theorie over hechting
Bowlby’s attachment theorie heeft inzicht geven in het balen van hechting en ook in verschillen in
kwaliteit van hechtingsrelatie en de mogelijke gevolgen daarvan. Hij heeft zich hierbij laten inspireren
door de evolutietheorie. In deze theorie is het uitgangspunt “levende wezens passen zich aan aan wat
nodig blijkt te zijn in de omgeving waarin ze leven”.
Bowlby beschouwt hechting als een primair gedragspatroon in de menselijke aanleg. Dit
gedragspatroon is ontstaan omdat een baby de beste kansen maakt om te overleven in de nabijheid
van de verzorger.
kwaliteiten van hechting word vooral zichtbaar in situatie zoals stres.
Strange situation: onderzoeksmethode waarbij je gebruik maakt van het gegeven dat de kwaliteit van
de hechtingsrelatie vooral zichtbaar word onder stres << dit onderzoek vind plaats in ruimte wat voor
kinderen onbekend is. De moeder komt eerst mee in ruimte en gaat langzamerhand weg. Hierbij
observeren onderzoekers hoe het kind op deze situatie reageert. Na een tijdje komt de moeder weer
terug. In deze situatie spreken we van 3 stressfactoren:
• onbekende situatie
• onbekend persoon
• kortdurend scheiding van de ouder
De kwaliteit van de gehechtheid is te observeren door de reacties van het kind en de snelheid
waarmee het kind te troosten is
We maken onderscheid tussen veilige en onveilige hechtingsrelaties.
onveilige hechtingsrelatie tussen moeder en kind duiden we aan met:
• onveilig vermijdend gehecht: het kind maakt weinig onderscheid tussen bekende en onbekende
personen en is weinig onder de indruk van onbekende situatie. Het kind zal niet hechting reageren
als de moeder bij de kinderopvang weg gaat en reageert nauwelijks als de moeder terugkomt.
• onveilig ambivalent gehecht: is zichtbaar niet op zijn gemak en voelt zich angstig in een
onbekende situatie. Zelf in de aanwezig van eigen moeder. Het kind legt geen contact met
onbekenden in dezelfde ruimte. Kind zal heel erg verdrietig worden als de moeder vertrekt.
• gedesorganiseerd gehecht: Hierbij vertoont het kind inconsistent gedrag, waaraan geen strategie
ten grondslag lijkt te liggen. Het zoekt eerst nabijheid en wendt dan weer af. Het wisselt van
tevreden naar angst. kind heeft te maken met een moeilijke paradox. hij voelt angst zonder dat er
een oplossing voor is. De persoon die veiligheid moet geven, geeft ook angst aan het kind. Deze
gedesorganiseerde vorm van gehechtheid ligt tot de meeste problemen later in de ontwikkeling. Dit
heeft hechtingstrauma
Een kind dat veilig gehecht is zal sneller in een onbekende omgeving gaan spelen.
2.2.4 bevorderende factoren
veilige hechting kan bevorderd worden door sensitiviteit van ouder
sensitief: Wanneer ouders gevoelig zijn voor de subtiele signalen zoals stres, onrust en ongemak bij
hun baby
responsiviteit is ook een belangrijke factor: wanneer ouder snel en adequaat weet te reageren op
signalen van baby
Deze factoren zijn positief voor het ontwikkelen van een goede hechtingsrelatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller C1997. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.