Samenvatting van de studiestof voor cognitieve psychologie voor jaar 1 psychobiologie, met aantekeningen van de hoorcolleges erin verwerkt. Heeft mij erg geholpen om me voor te bereiden op het tentamen! Beslaat hoofdstuk 1 tot en met 7 van het boek Cognitive Psychology.
Cognitieve Psychologie
Hoofdstuk 1 t/m 7 van ‘Cognitive Psychology’, door Ken Gilhooly
Bevat ook aantekeningen van hoorcolleges.
Hoofdstuk 1
Cog. Psych: wetenschappelijke studie van de manier waarop mentale representaties worden
gevormd, bewaard en gebruikt.
Vroeger:
Plato: kennis voor geboorte perfect, geboorte is zo traumatisch dat alles vergeten wordt en
weer opgebouwd moet worden in rest van leven.
Aristoteles: kennis wordt vergaard (empirist)
17e-19e eeuw:
Empirisme; kennis uit ervaring
Associationisme; ideeen en herinneringen ontstaan uit associaties.
John Locke (1690); plotseling zicht vergaren; kun je dan vormen herkennen met zicht?
(antw: nee. Je moet visuele ervaring hebben om onderscheid te maken gebaseerd op visie.)
Andere associationisten: David Hume en John Stuart Mill.
19e eeuw:
Introspectionisme: mensen rapporteren hun denkprocessen. Gaat dus over bewuste
denkprocessen. (Wilhelm Wundt) mensen werden getraind in introspectie, daarna
experimenten uitgevoerd. Mensen beschreven hun sensatie dmv; mode (=de waarneming,
visueel of auditief bijv), quality (=kenmerken zoals kleur, textuur), intensiteit, duratie, gevoel
erbij (positieve of negatieve vibes).
Jammer aan introspectie:
- Alleen getrainde proefpersonen (geen kids ofzo)
- Geen dieren
- Alleen bewuste processen, niet alle cognitieve processen. (bijv visuele illusies)
- Interferentie met het proces zelf. Als je erover nadenkt verander je miss het
proces.
- Resultaten zijn moeilijk of niet repliceerbaar.
Begin 20e eeuw:
Behaviorisme; John b (james??) Watson (je kan alleen input en output observeren, rest is
black box moet je afblijven.) Edward Thorndike en B.F. Skinner. Alle mentale activiteit is te
herleiden tot gedrag. (= zonder spieren en dus gedrag uiting kan je niet denken. Debunked
,door Smith et al. (verlamden zich).) Skinner: taal wordt beloond en zo aangeleerd. Skinner
box; gedrag manipuleren. Alle gedrag is bekrachtigd, dus er is geen vrije wil.
20e eeuw: Cognitieve revolutie
Noam Chomsky: ontkracht behaviorisme. Taal aangeleerd puur door bekrachtiging kan niet,
te complex (mensen maken zinnen die niet eerder gehoord zijn). Kinderen krijgen niet
genoeg stimuli, en ze leren zonder expliciet leersignaal.
Latent leren: leren vindt plaats, wordt pas geuit als er een beloning voor instaat. =einde
behaviorisme.
Edward Tolman experiment: toonde latent leren aan. Ratten worden wel of niet beloond om
weg te leren. Volgens behaviorisme leren ratten zonder beloning niks. Blijkt dat ook geleerd
wordt zonder bekrachtiging. D.A. Macfarlane liet de ratten zwemmen door het doolhof dat
ze lopend hadden geleerd. Dat konden ze, dus ratten hebben ook mentale representaties en
het leren is niet iets motorisch.
Andere bezwaren tegen behaviorisme:
- andere (menselijke) factoren (zoals stress of motivatie) beïnvloeden de ‘zwarte
doos’.
- Imprinting (niet-aangeleerd gedrag)
Cognitieve revolutie: hersenen werken net zoals computer. Interne representaties
manipuleren.
Connectionisme: artificieel neurale netwerken simuleren cognitieve processen.
Backwards propagation= hoe een artificieel neuraal netwerk leert, als reactie op fouten
wordt het gewicht van bepaalde verbindingen aangepast. Componenten van een neuraal
netwerk (bijv feedforward):
- Set van processing units
- Weighted connecties tussen units
- Een leerstrategie
Information processing approach= het begrijpen van mentale activiteit gebaseerd op
computergebruik. (vanaf 1960) Welke strategieën. Gaat niet om de hardware, dus sommige
mensen zeggen dat psychologie niks te maken heeft met het brein.
Mental operations= mentale acties die de interne representaties beïnvloeden.
Hippocrates had al bedacht dat mentale dingen vanuit het brein kwamen.
Cognitive neuropsychology= onderzoekt effecten van hersenschade op gedrag om
organisatie van psychologische functies te achterhalen. Broca begon ermee. Maakt gebruik
van localization function= ieder gebied een functie.
, Reverse inference= niet conclusive of per se correct. BV: ik eet kaas op vrijdag. Ik eet kaas.
Dus is het vrijdag. (terwijl ik elke dag kaas eet).
Hoofdstuk 2 Perceptie
Perceptie= stimuli gecombineerd met ervaring en kennis over de wereld.
Inverse probleem= projectie op retina is twee dimensies, geeft verwarrend beeld omdat
wereld 3D is.
Bottom-up stroom= info stroom van sensorische input naar waarneming. Data-gedreven.
Top-down stroom= kennis zorgt voor andere waarneming. Voorkennis.
Waarschijnlijkheidsprincipe (likelihood principle)= waarneming wordt bepaald door meest
voor de hand liggende voorkennis.
Theorien voor perceptie en herkennen;
- Bayesian decision theory= waarneming is een gevolgtrekking. Antwoord op de
vraag: wat voor gebeurtenis veroorzaakt deze sensatie? Antwoord uit 3
componenten:
o Wat is de waarschijnlijkheid van verschillende gebeurtenissen
o Wat ging eraan vooraf
o Decision rule; afhankelijk van de taak en het doel wordt er een keuze
gemaakt over de interpretatie
- Event perception, Ecological perception, Direct Perception: gaat om het bottom-
up proces van waarneming en herkenning. Marr’s 3 level approach van direct
perceptie:
o Level 1= Computational theory= Wat is het doel van perceptie?
o Level 2= Representatie van de input
o Level3= Waaromee wordt iets gepresenteerd of geinterpreteerd.
- Embodied Cognition= cognitie = het proces van perceptiesysteem (zoals in
directe perceptie dus ook je emoties en doel enzo) gelinkt aan actiesysteem in
plaats van mentale representaties. Gebaseerd op 6 claims (Wilson, 2002);
o Cognitie vindt in de echte wereld plaats en impliceert perceptie en actie
o Cognitie is tijdsgebonden
o We verlichten cognitieve workload aan onze omgeving (op je vingers
tellen)
o Omgeving is deel van cognitie
o Cognitie is voor actie, perceptie en geheugen dragen hier gewoon aan bij.
o Lichaamsgebonden, alles gebaseerd op fysieke lichaam of omgeving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ell01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.39. You're not tied to anything after your purchase.