100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting AFP5 $4.75
Add to cart

Summary

Samenvatting AFP5

 68 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van AFP5 met voorbeelden. boeken gebruikt: DSM5 en Psychiatrie voor verpleegkundige. Voor de KTF 5 heb ik dmv deze samenvatting een 7 gehaald.

Preview 7 out of 50  pages

  • No
  • Unknown
  • January 28, 2021
  • 50
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATTING AFP5
Inhoud
Les 1 - Informatie verzamelen, psychiatrisch onderzoek...............................................................................4

1. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager;........................4

2. Kan de verschillende domeinen waarop je kan observeren benoemen;...............................................4

3. Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld;......................................................4

4. Kan het psychiatrisch onderzoek toepassen binnen een casuïstiek;......................................................5

5. Heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven in hoofdstuk 2 van leerboek
psychiatrie;............................................................................................................................................... 5

5. Kan ervaringen, voorkennis benoemen over psychiatrie.......................................................................5

Les 2 - Het bio psychosociaal model en ontwikkelingspsychologie...............................................................5

1. Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio psychosociaal model;..........5

2. Heeft kennis van het stress-kwetsbaarheidsmodel en kan het ontstaan en voortduren van afhankelijk
gedrag verklaren;...................................................................................................................................... 5

3. Kent het verschil tussen classificeren en diagnosticeren;......................................................................6

4. Kan aangeven wat DSM-classificatie is en wat het doel is van de DSM en wat de voor-en nadelen van
de DSM zijn ( classificatiesysteem voor psychische aandoeningen);.........................................................6

5. Heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens literatuur (zie voorbereiding)...............................6

Les 3 – Behandelvormen en farmacotherapie............................................................................................... 7

1. Heeft kennis van de behandelvormen binnen de psychiatrie;...............................................................7

2. Heeft kennis van de basisprincipes en achtergrond van cognitieve gedragstherapie, psychotherapie,
schematherapie, leertheorie zelfhulp, systeemtherapie, EMDR, narratieve therapie, sociotherapie;.......7

3. Heeft basiskennis van de farmacologie................................................................................................. 9

Les 4 – Eetstoornissen en Kind en jeugdpsychiatrie.................................................................................... 10

1. Kennis van verschillende vormen van eetstoornissen; .....................................................................10

2. Kennis van oorzaken, symptomen, diagnostiek van eetstoornissen;...................................................11

3. Kennis van behandeling, bejegening, begeleiding bij eetstoornissen;.................................................12

4. Kennis van geschiedenis, doelgroepen, diagnostiek, behandeling en begeleiding bij kind en
jeugdpsychiatrie...................................................................................................................................... 12

Les 5 – Stress, trauma, dissociatie en hechtingsproblematiek.....................................................................14

1. De fysiologie van stress;...................................................................................................................... 14

, 2. ASS en PTSS en kan kenmerken benoemen;........................................................................................ 15

3. De verklaringsmodellen van PTSS;....................................................................................................... 15

4. De diverse behandelvormen en verpleegkundige interventies bij PTSS;.............................................16

5. Hechtingstheorie en kan klachten benoemen die bij een onveilige hechting ontstaan;......................16

6. Tegenoverdracht en overdracht;......................................................................................................... 16

7. Dissociatie........................................................................................................................................... 16

Les 6 - Angst/OCD....................................................................................................................................... 17

1. Kan de functie van angst benoemen en benoemen wanneer angst pathologisch wordt (verschil
tussen reële angst en pathologische angst);...........................................................................................17

2. Benoemt welke angststoornissen er zijn en wat de verschillen zijn;...................................................17

3. Kan vanuit casuïstiek verpleegkundige diagnoses en interventies benoemen;....................................19

4. Heeft zicht op het ontstaan en behandelen van angststoornissen (leer theoretische, cognitieve en
biologische verklarings- en behandelingsmodellen)................................................................................19

Les 7– Stemmingsstoornissen..................................................................................................................... 19

1. Benoemt welke stemmingsstoornissen er zijn en wat de symptomen zijn;.........................................19

2. Benoemt het ontstaan en behandelen van stemmingsstoornissen vanuit het bio psychosociaal
model;..................................................................................................................................................... 21

4. Kan aan de hand van casuïstiek verpleegkundige diagnoses en interventie benoemen;.....................22

5. Heeft kennis van antidepressiva en stemmingsstabilisatoren.............................................................22

Les 8 – Psychotische stoornissen ................................................................................................................ 22

1. Benoemt wat een psychotische stoornis is en de verschillende vormen daarvan;..............................22

2. Kent veel voorkomende symptomen van psychotische stoornissen (positieve en negatieve
symptomen);........................................................................................................................................... 23

3. Benoemt het ontstaan van psychotische stoornissen vanuit het bio psychosociaal model;................24

4. Kan vanuit casuïstiek verpleegkundige diagnoses en interventies benoemen.....................................25

Les 9 – persoonlijkheidsstoornissen............................................................................................................ 26

1. Kan een onderverdeling van persoonlijkheidsstoornissen maken in 3 clusters:..................................26

2. Kan de diverse persoonlijkheidsstoornissen met hun typerende kenmerken benoemen....................26

3. Heeft zicht op het ontstaan en behandelen van persoonlijkheidsstoornissen. (Leer theoretische,
cognitieve en biologische verklarings- en behandelingsmodellen) .........................................................32

4. Kan aan de hand van casuïstiek theorie herkennen in de praktijk en verpleegkundige diagnoses en
interventies benoemen........................................................................................................................... 33

Les 10 – verstandelijke beperking en psychiatrie........................................................................................ 33

1. Classificatie van verstandelijke beperking;..........................................................................................33

2. De diagnostiek van verstandelijke beperking;.....................................................................................33

, 3. Gedragsproblemen bij een verstandelijke beperking;.........................................................................33

4. Psychiatrische aandoeningen die vaak voorkomen bij een verstandelijke beperking;.........................34

5. Begeleiding en bejegening bij verstandelijke beperking......................................................................35

Les 11 – Autisme spectrum stoornissen en ADHD.......................................................................................35

1. Kan de veranderingen in de DSM 5 ten opzichte van de DSM-IV aangeven;.......................................35

2. Kan de beperkingen in de sociale communicatie en interactie en het repetitief gedrag en specifieke
interesses benoemen;............................................................................................................................. 35

3. Heeft zicht op het ontstaan en behandelen autisme (leer theoretische, cognitieve en biologische
verklarings- en behandelingsmodellen);................................................................................................. 36

4. Kan de begrippen centrale coherentie, executieve functies en Theory of mind uitleggen. .................36

5. Mogelijke oorzaken van ADD en ADHD;.............................................................................................. 37

6. ADD, ADHD, diagnostiek, kenmerken; ................................................................................................ 37

7. Behandeling, begeleiding en bejegening bij ADD en ADHD.................................................................38

Les 12 – Ouderenpsychiatrie....................................................................................................................... 39

1. De psychologische en sociale veranderingen van ouderen;................................................................39

2. Psychiatrische problematiek bij ouderen;...........................................................................................40

3. Behandeling, begeleiding bij ouderen in de psychiatrie......................................................................41

Les 13 – Verslaving...................................................................................................................................... 41

1. De begrippen verslaving en afhankelijkheid benoemen;.....................................................................41

2. Benoemen welke therapieën, behandelingen er zijn binnen de verslavingszorg en hoe deze worden
toepast;................................................................................................................................................... 42

3. Benoemen wat detoxificatie behandeling is en weet welke detoxificatie behandelingen worden
voorgeschreven bij verschillende middelen;........................................................................................... 42

4. De samenhang benoemen tussen middelengebruik, verslaving en andere psychiatrische stoornissen;
................................................................................................................................................................ 42

5. Aan de hand van casuïstiek theorie herkennen in de praktijk en verpleegkundige diagnoses en
interventies benoemen........................................................................................................................... 42

Les 14 – Suïcidaliteit.................................................................................................................................... 43

1. Kan het begrip suïcidaal gedrag omschrijven;.....................................................................................43

2. Heeft kennis van de CASE benadering (Chronological assessment of suïcidale episodes);..................43

3. Kan de basisprincipes van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal
gedrag (MDR) benoemen en toepassen;................................................................................................. 44

4. Kan het geïntegreerd model van stress, kwetsbaarheid en entrapment voor suïcidaal gedrag
benoemen............................................................................................................................................... 45

Les 15a – psychiatrie en recht..................................................................................................................... 45

, 1. Is bekend met de regelgeving binnen de ggz in Nederland en kent de belangrijkste wetten (wet BIG,
wet WGBO, wet Zorg en dwang en wet verplichte GGZ (BOPZ)).............................................................45

Les 15b – Forensische psychiatrie............................................................................................................... 49

1. Het begrip forensische psychiatrie uitleggen;.....................................................................................49

2. De meest voorkomende psychopathologie binnen de forensische psychiatrie benoemen.................49

Les 16 – Herstel ondersteunende zorg........................................................................................................ 50

1. Kan het begrip herstelgerichte zorg met behulp van een presentatie uitleggen;................................50

2. Weet aan welke voorwaarden een herstelgerichte organisatie moet voldoen;..................................50

3. Is bekend met meetinstrumenten die de herstelgerichte zorg in een organisatie meten (ROPI-R).....50


Les 1 - Informatie verzamelen, psychiatrisch onderzoek
1. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch
functioneren van een zorgvrager;
2. Kan de verschillende domeinen waarop je kan observeren
benoemen;
Maar waar kijk ik dan naar?
- Uiterlijk
- Contact en houding
- Klachtenpresentatie
- Ziektebesef, ziekte-inzicht en ziektegedrag
- Gevoelens en reacties opgewekt bij onderzoeker


3. Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens
Hengelveld;
Het doel van een psychiatrisch onderzoek:
- Vaststellen van psychiatrische symptomen en hun beloop (status mentalis)
- Opsporen van oorzaken, zoals lichamelijke oorzaken, erfelijke belasting, sociale factoren en
kwetsbaarheid die ertoe hebben bijgedragen dat een psychiatrisch ziektebeeld ontstond of ertoe
bijdragen dat het voortbestaan
Vaststellen ernst van de gevolgen van de psychiatrische symptomen; beperkingen en handicap
voor de patiënt

Wat ga je doen:
- Observeren
- Gesprek (speciële anamnese); gericht vragen naar subjectieve ervaringen, denkbeelden en
gevoelens
- Hetero anamnese; ouderlijk gezin, verhoudingen en ziektes in het gezin.
- Biografische anamnese; levensgeschiedenis, gezin van oorsprong en zelfbeschrijving
- Eventuele vragenlijsten en diagnostische testen

Tijdens het gesprek heb je aandacht voor:
- Cognitieve functies
o Bewustzijn; toestand van zichzelf en van de omgeving
o Aandacht en concentratie; afleidbaarheid, waakzaamheid
o Oriëntatie

, o Intellectuele functies; decorumbesef, oordeelsvermogen, abstractievermogen,
intelligentie, taal/rekenen, executieve functies
o Voorstelling, waarneming, zelfbeleving, lichaamsbeleving, agnosie (verlies van het
vermogen om te herkennen)
o Denken; tempo, beloop, samenhang en inhoud
- Affectieve functies
o Stemming en affect; eufoor of dysforie
o Expressie; vlak, afstomping, sterke of zwakke emotionele expressie
o Somatische stemmings- en angstequivalenten; spierspanning, blozen, tachycardie,
kortademigheid, transpireren etc.
o Pseudo neurologische klachten; OLK, PNEA
- Conatieve functies
o Psychomotoriek; tremoren, tics, katatonie
o Mimiek en gestiek; gebaren
o Spraak; vocale tics, mutisme, echolalie
o Ontremming, dwangmatigheid, impulsiviteit
o Persoonlijkheidstrekken; cluster A vreemd, B dramatisch , C angstig
o Coping; humor, onderdrukken etc.


4. Kan het psychiatrisch onderzoek toepassen binnen een
casuïstiek;
-

5. Heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat
beschreven in hoofdstuk 2 van leerboek psychiatrie;
Zie volgende lessen

5. Kan ervaringen, voorkennis benoemen over psychiatrie.
-


Les 2 - Het bio psychosociaal model en ontwikkelingspsychologie
1. Is in staat het ontstaan van afwijkend
gedrag te verklaren vanuit het bio
psychosociaal model;
Het bio-psychosociaal model gaat ervan uit dat het ontstaan,
voortbestaan en herstel van een klacht uitkomsten zijn van een
samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren. Soms
kan dit betekenen dat meer aandacht nodig is voor het kind/de
jongere zelf en soms voor (risico) factoren uit de omgeving,
bijvoorbeeld wanneer de omgeving niet voldoet aan alle
opvoedingseisen waardoor het kind niet de kans krijgt om zich goed
te ontwikkelen




2. Heeft kennis van het stress-kwetsbaarheidsmodel en kan het
ontstaan en voortduren van afhankelijk gedrag verklaren;
Kwetsbaarheids-stressmodel of kwetsbaarheidsmodel, stelt dat als de combinatie van de aanleg en de
stress een drempelwaarde overschrijdt, de persoon een stoornis zal ontwikkelen. Het model gaat ervan

,uit dat het individu enerzijds een kwetsbaarheid (in het Engels vulnerability of diathesis) in zich draagt,
wat de aanleg is voor de stoornis, en dat anderzijds omgevingsfactoren (stressbronnen) een rol spelen.



3. Kent het verschil tussen classificeren en diagnosticeren;
Diagnostiek betreft het beschrijven en vaststellen van een psychische stoornis op basis van de klachten en
problemen en symptomen die de patiënt ervaart en de verschijnselen die de clinicus vaststelt. Naast een
beschrijving van de symptomen bevat een diagnose nog meer elementen: de fase van ontwikkeling van
het ziektebeeld, complicaties, andere stoornissen of aandoeningen die van invloed zijn op de stoornis
(comorbiditeit), factoren die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de stoornis en factoren die van
invloed zijn op het beloop van de stoornis, functies die verstoord zijn en de beperkingen die hieruit
voortvloeien in het dagelijks functioneren op verschillende levensgebieden (werk, wonen, sociale relaties)
en tot slot factoren die van invloed zijn op het al dan niet aanslaan van de behandeling. Een diagnose
heeft vaak de aard van hypothesen die in de loop van de tijd kunnen worden bijgesteld. Classificeren is
het toewijzen van een psychische stoornis aan een beschreven categorie. DSM-5 is een
classificatiesysteem waarmee we betrouwbaar de symptomen van patiënten kunnen rangschikken. Het
geeft categorieën en criteria voor toewijzing aan die categorieën.



4. Kan aangeven wat DSM-classificatie is en wat het doel is van
de DSM en wat de voor-en nadelen van de DSM zijn
( classificatiesysteem voor psychische aandoeningen);
De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) is een gereviseerd classificatiesysteem
waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde
psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. Het is nadrukkelijk geen diagnose-
handboek. Het stellen van een diagnose gebeurt nog altijd door uitgebreid en nauwkeurig psychiatrisch
onderzoek volgens de daarvoor geldende richtlijnen. Idealiter wordt een classificatie pas definitief
toegekend nadat diagnostiek heeft plaatsgevonden. Er zijn echter ook situaties, bijvoorbeeld in de
huisartsenpraktijk, waarbij een classificatie nodig is voor een verwijzing naar de generalistische of
gespecialiseerde ggz.

Voordelen:
- Een concreet en helder systeem wat betrouwbaar mogelijk is voor registratie
- Het biedt aanknopingspunten voor wetenschappelijk onderzoek
- Het wordt regelmatig herzien
Nadelen:
- Mensen vallen soms tussen wal en schip
- Wanneer is iets abnormaal
- Hokjes denken


Verschil DSM4 en 5 -> 4 heeft 5 assen en 5 heeft 3 assen


5. Heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens
literatuur (zie voorbereiding).
Operant en klassiek conditioneren:
Bij klassieke conditionering worden verbanden aangeleerd tussen gedrag en prikkels die daaraan voorafgaan.
Operant conditioneren is het leren van verbanden tussen gedrag en de resultaten die daarop volgen. Bij deze
leervorm wordt bepaald bewust gedrag bekrachtigd of juist bestraft.

Behoeften van Maslov

, Les 3 – Behandelvormen en farmacotherapie
1. Heeft kennis van de behandelvormen binnen de psychiatrie;
&

2. Heeft kennis van de basisprincipes en achtergrond van
cognitieve gedragstherapie, psychotherapie,
schematherapie, leertheorie zelfhulp, systeemtherapie,
EMDR, narratieve therapie, sociotherapie;

Individuele psychotherapie:
Psychotherapie is een gespreksbehandeling voor mensen die last hebben van psychische klachten en op
een of meerdere vlakken in hun leven vastlopen of niet meer (goed) kunnen functioneren. Deze
psychische klachten kunnen zich op diverse manieren uiten in depressie, angst, relationele problemen,
problemen in de werksituatie. Ook kan zich dit uiten in somatische klachten en slaapproblemen. Er wordt
geluisterd naar het persoonlijke verhaal met als doel de psychische klachten proberen te begrijpen tegen
de achtergrond van iemands jeugd, persoonlijkheidsstijl en leefomgeving.

Doel:
Het doel van psychotherapie is het verminderen en/of beter hanteerbaar maken van psychische klachten.
Het gaat om het verhelderen van de achtergrond en betekenis van psychische problemen die het dagelijks
functioneren van mensen aantasten en hen hinderen in hun relaties. Daarbij is de inzet van de cliënt even
belangrijk als de deskundigheid van de psychotherapeut. Het resultaat is afhankelijk van de aard van de
problemen en iemands eigen mogelijkheden.

Cognitieve gedragstherapie:
Bij cognitieve gedragstherapie wordt ervan uitgegaan dat gebeurtenissen, gedachten, gevoelens en
gedragingen met elkaar verbonden zijn. Door (negatieve) ervaringen kan iemand gedachten over zichzelf,
anderen en de wereld ontwikkelen die een hindering kunnen gaan vormen en kunnen leiden tot
psychische klachten.
Bij Pec ggz wordt cognitieve gedragstherapie zowel individueel als in groepsverband aangeboden.

Doel:
Cognitieve gedragstherapie heeft vaak als belangrijkste doelstelling het verminderen van specifieke
psychische klachten.

EMDR:
Heeft u iets traumatisch meegemaakt waar u nog veel last heeft? Dan is een traumaverwerkingsgerichte
therapie zoals EMDR mogelijk een behandelvorm die u kan helpen bij het verwerken van deze

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkegielen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.75  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added