ZSO: bloedaanmaken
Je bent in staat om de uitrijping van pluripotente stamcellen naar rijpe bloedcellen te
beschrijven.
Je kunt de rol van hematopoëtische groeifactoren en het beenmergstroma in de
bloedaanmaak uitleggen.
Je bent in staat om de functie, aanmaak en afbraak van de erytrocyten te beschrijven.
Per minuut worden in een volwassen persoon 150 miljoen erytrocyten, 150 miljoen
trombocyten en 50 miljoen granulocyten aangemaakt. Bij een infectie of bloeding is deze
productie 3 tot 8 keer zo hoog. Deze cellen komen allemaal voort uit pluripotente stamcellen
die naast dat ze zichzelf repliceren ook differentiëren in rijpe bloedcelvormen. Pluripotente
en gecommiteerde stamcellen zijn niet in een aspiraat te onderscheiden. Gecommiteerde
stamcellen (colony forming units) specialiseren door middel van groeifactoren (colony
stimulating factors). Factoren met een brede targetcel specificiteit zijn IL-3 en GM-CFS en
factoren met een beperkte targetspecificiteit zijn: M-CSF, G-CSF, erytropoëtine en
trombopoëtine. De factoren worde nallemaal gemaakt in veel celsoorten: fibroblasten
(vooral CSF’s), endotheelcellen, monocyten-macrofagen en T lymfocyen. Alleen
erytropoëtine en trombopoëtine worden niet in cellen gemaakt maar in respectievelijk
peritubulaire cellen van de nieren en de lever. Stamcelfactor die wordt geproduceerd in de
fibroblasten heeft een key-role in de aanpassing van de hematopoëse tijdens een situatie
waar verhoogde productie nodig is zoals bij een bloeding. Veel groeifactoren zorgen niet
alleen voor specialisatie maar ook voor het activeren van functies van uitgerijpte
bloedcellen. Deze groeifactoren kunnen in de kliniek in zuivere vorm gegeven worden in
acute situaties of bijvoorbeeld na een chemokuur. T-lymfocyten reizen af naar de thymus
om uit te rijpen terwijl de meeste andere cellen in het beenmerg blijven. Rijpe lymfocyten
hebben veel verschillende weefsels waartussen ze reizen (bloedbaan, lymfevaten, weefsels)
terwijl erytrocyten en trombocyten vooral in de bloedbaan blijven. Fagocyten gaan via de
bloedbaan naar weefsels. Tussen de cellen is er ook verschil in rijpingsduur, overleving,
totale massa en verdeling over bloed en beenmerg. Beenmerg is ofwel rood ofwel geel. Geel
beenmerg bevat veel vet. Rood beenmerg is vooral te vinden in: ribben, sternum, scapula,
wervels, schedel, bekken en bovenste gedeelte van femur en humerus. Bloedcellen
ontwikkelen zich in het stroma waar onder andere fibroblasten, vetcellen en macrofagen
zijn. Ook zijn er met endotheel beklede sinussen aanwezig. Via de sinussen verlaten de
rijpere bloedcellen het beenmerg en komen in de circulatie terecht. Door middel van een
beenmergpunctie kan de hematopoëse beoordeeld worden. Deze wordt in het sternum of in
de crista iliaca uitgevoerd. In zo een aspiraat zie je cytologische details van bloedcellen en
voorlopercellen en kun je immunofenotypering, cytogenetisch en moleculair biologisch
onderzoek doen. Met een aspiraat uit de crista iliaca kan ook gekeken worden naar
celrijkdom, architectuur, stroma en evt. maligne cellen. De verhouding tussen voorlopers
van witte en rode bloedcellen bedraagt meestal 1,5-3 : 1. Voorlopers van witte bloedcellen
zijn neutrofiele granulocyten. Megakaryocyten maken ondanks dat ze 0,5% van het
beenmerg zijn 3000-5000 trombocyten.
Ziektebeelden van de bloedcellen kunnen functionele en/of morfologische afwijkingen
geven. 3 groepen stamcelziekten zijn:
- Reversibele of permanente stamcel insufficiëntie (aplastische anemie)
- Kwalitatieve afwijkingen van de stamcel (myelodysplasie)
- Ongecontroleerde maligne proliferatie van stamcellen (myeloproliferatieve ziekten)
Erytrocyten zijn flexibele biconcave schijfjes met een lipidedubbellaag als membraan waarin
glycoproteïne zich bevinden. Deze GP zijn verankerd in het membraan cytoskelet en dragers
van de rodebloedgroepantigeen. Het belangrijkste eiwit van een RBC is hemoglobine wat bij
de meeste mensen (HbA1) bestaat uit twee alfa en twee bètaglobulines. Elk van deze 4
groepen bestaat uit een protoporfyrine-molecuul met een ijzeratoom in het midden. Heam
geeft de rode kleur aan bloed. De functie van hemoglobine is in de eerste plaats het binden
van zuurstof. Dit gebeurt aan het ijzeratoom (oxyhemoglobine). Hemoglobine wordt bij deze
reactie niet geoxideerd en de binding is dan ook reversibel. Hemoglobine met een
geoxideerd ijzeratoom kan geen zuurstof binden. De zuurstofdissociatiecurve geeft het
verband tussen de verzadiging van hemoglobine met zuurstof en de zuurstofspanning in het
bloed De curve kan worden beïnvloed door de pH, de hoeveelheid 2,3-DPG in de erytrocyten
en temperatuur. Een stijging van de pH of een daling van ofwel de temperatuur ofwel de
DPG zorgt ervoor dat zuurstof een hogere affiniteit heeft voor hemoglobine en er minder
afgegeven wordt aan de weefsels. Een daling van de pH of stijging van de DPG of
temperatuur zorgt ervoor dat er meer zuurstof afgegeven wordt aan de weefsels en dat er
een mindere affiniteit is van zuurstof aan hemoglobine. Ook een aantal aangeboren
afwijkingen hebben een verhoging van de affiniteit aan hemoglobine van zuurstof als gevolg.
Tijdens de groei en differentiatie van hemoglobine bevattende rode bloedcellen worden er
CFU-e’s gevormd. Deze komen voort uit Bfu-e’s. Dochtercellen van deze Dochtercellen van
BFU-e’s migreren over korte afstand waar ze uitrijpen tot CFU-e’s à hier komt de burst in
BFU-e’s vandaan. Deze cellen zijn in dit stadium gevoelig voor erytropoëtine (EPO) waardoor
proliferatie van stamcellen wordt gestimuleerd en waardoor rijping van reticulocyten wordt
versneld. EPO wordt in de nier geproduceerd en gereguleerd door de zuurstofspanning. Bij
chronische nierziekte kan de EPO te laag zijn en een anemie veroorzaken. CFU-e is de
vroegste vorm van een RBC die je kunt zien in het beenmerg. Deze gaat via een aantal stadia
(basofiele erytroblast à polychromatische erytroblast à orthochromatische erytroblast à
normoblast) naar een reticulocyt. 3 belangrijke veranderingen die in deze fasen plaatsvinden
zijn;
- Toename van Hb
- Verlies van mitochondriën en eiwit synthetiserende apparaten (inclusief ribosomen
en RNA)
- Kerncondensatie en uiteindelijk uitstoting van de kern
Reticulocyten bevatten resten van delen die net zijn genoemd en blijven eerst twee dagen in
het beenmerg om daarna in het bloed te gaan zitten. Bij vitale kleuring (blauw als het in
contact komt met RNA) kun je reticulocyten in het beenmerg aankleuren. Na een tot twee
dagen in het bloed worden de laatste resten verwijderd en ontstaat er een rijpe erytrocyt.
De milt speelt met het verwijderen van de resten een belangrijke rol namelijk de pitting
functie. Normaal zijn de reticulocyten 1-2% van de erytrocyten maar als er hoge aanmaak
van is, is dit percentage hoger.
Eryrtocyten leven 120 dagen. Hierna worden ze afgebroken in de milt, lever en beenmerg tot
ijzer (hergebruikt), globine (hergebruikt via aminozuren) en profyrine (wordt via stappen
omgezet tot bilirubine). In het bloed reageert bilirubine met albumine (indirecte reactie van
Hijmans). In de lever reageert bilirubine met glucuronzuur (directe reactie van Hijmans) en
wordt daardoor wateroplosbaar. Bilirubine wordt in het gal uitgescheiden en door
darmbacteriën omgezet tot stercobiline. Een deel hiervan wordt geresorbeerd en in de lever
weer omgezet tot bilirubine en de andere helft wordt uitgescheiden in de urine. Dit is de
enterohepatische kringloop.
Bij een toegenomen afbraak van erytrocyten ziet men een stijging van indirecte bilirubine in
het plasma en een verhoogde uitscheiding van urobilinogeen in de urine. Bij de afbraak van
erytrocyten komt er altijd een beetje hemoglobine in de circulatie terecht. Tegen de
oxidatieve eigenschappen hiervan maakt de lever alfa-2-globuline die bindt aan cel-vrij
hemoglobine waarna deze door macrofagen in de lever worden opgenomen en afgebroken.
Haptoglobine beschermt door te binden aan Hb het lichaam van het oxidatieve effect van
Hb. Bij de afbraak hiervan kan de heamgroep vrijkomen en deze heeft ook oxidatieve
eigenschappen en pro-inflammatoire eigenschappen. Hemopexine bindt aan de heamgroep
en wordt weer door macrofagen uit de circulatie gehaald.
Bij versterkte bloedafbraak komt er te Hb vrij dat bindt aan haptoglobine. Een tekort aan
haptoglobine is dus een teken van versterkte hemolyse. Als er gelijktijdig een ontsteking aan
de gang is is er weer meer haptoglobine dus kan het zijn dat deze minder verlaagd lijkt. Bij
een niet goed functionerende milt worden de resten in reticulocyten niet verwijderd met als
gevolg dat deze in erytrocyten te zien zijn als Howell-Jollylichaampjes en ringen van Cabot.
De levensduur van eryrtocyten is niet anders bij een asplenie of hyposplenie want de lever
en beenmerg nemen de functie over.
Een aantal normaalwaarden voor bloed zijn:
Normaalwaarden:
- Hb à M: 9,5-11 V:7,5-10
- Haptoglobine normaal zonder ontsteking 0,3-4,0
- Trombocyten à 150-400
- Leukocyten à 4,0-10,0
- MCV à 82-98 fL
- Reticulocyten à 2%
Bij een vrouw van 34 met cystenieren en nierinsufficiëntie met lab waarden van:
- Hb: 4,9 mmol/L
- Leukocyten licht verhoogd
- Trombocyten normaal
Is de meest waarschijnlijke diagnose: anemie door tekort aan hemopoëtische groeifactor
EPO.
Bij een vrouw van 19 met vermoeidheid, koorts en puntbloedinkjes aan de onderbenen met
de volgende lab waarden:
- Hb verlaagd
- Leukocyten verlaagd
- Trombocyten sterk verlaagd
Is de meest waarschijnlijke diagnose: een stamcelziekte ofwel een aplastische anemie.
Bij een man van 54 met acute cholecystitis en de volgende lab waarden:
- Hb verlaagd
- MCV verlaagd
- Reticulocyten verlaagd
- Haptoglobine normaal
Is er geen sprake van verhoogde afbraak van RBC want de haptoglobine is normaal (bij een
ontsteking kan de haptoglobine hoger zijn omdat er meer wordt vrijgemaakt. Gelijktijdig met
een anemie kan dit de verhoogde bloedafbraak verbergen).
Bij een vrouw van 26 die vermoeid is met de volgende lab waarden:
- Hb verlaagd
- MCV normaal
- Reticulocyten verhoogd
- Haptoglobine sterk verlaagd
De haptoglobine is sterk verlaagd wat wijst op een verhoogde bloedafbraak.
ZSO: Oorzaken van anemie
Je kunt de symptomen van anemie beschrijven.
Je herkent de verschillende vormen van anemie door aanmaakstoornissen van erytrocyten.
Je bent in staat om verschillende vormen van hemolytische anemie te beschrijven.
Je bent in staat om een algoritme bij de diagnostiek van anemie uitgaande van het MCV en
het percentage reticulocyten toe te passen.
Anemie is een toestand waarbij het aantal RBC en of de Hb concentratie te laag is voor
leeftijd en geslacht. Mean Cell Volume is het gemiddelde volume van rode bloedcellen in het
lichaam. Ook kan met het Hb volume het hematocriet bepaald worden, dit is de fractie van
het bloedvollume die wordt ingenomen door opeengepakte rode bloedcellen. MCV is
normaal tussen de 75 en 96 fl. MCH is het mean cell hemoblobine is de gemiddelde
hoeveelheid hemoglobine per erytrocyt (ref. 1700-2000 amol). MCHC is het mean cell
hemoglobine concentration en is de gemiddelde hemoglobineconcentratie per erytrocyt
(ref. 20-22,5 mmol/l).
ℎ𝑒𝑚𝑎𝑡𝑜𝑐𝑟𝑖𝑒𝑡
𝑀𝐶𝑉 =
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑒𝑟𝑦𝑡𝑟𝑜𝑐𝑦𝑡𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟 𝑙𝑖𝑡𝑒𝑟
[𝐻𝑏] 𝑝𝑒𝑟 𝑙𝑖𝑡𝑒𝑟
𝑀𝐶𝐻 =
𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑒𝑟𝑦𝑟𝑡𝑜𝑐𝑦𝑡𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟 𝑙𝑖𝑡𝑒𝑟
ℎ𝑒𝑚𝑜𝑔𝑙𝑜𝑏𝑖𝑛𝑒𝑐𝑜𝑛𝑐𝑒𝑛𝑡𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒 𝑝𝑒𝑟 𝑙𝑖𝑡𝑒𝑟
𝑀𝐶𝐻𝐶 =
𝐻𝑡
Algemene klachten van anemie zijn: vermoeidheid, lusteloosheid, zwakte, bleke huid of
sclearea, hartkloppingen, dyspneu d’effort, hoofdpijn, duizeligheid en oorsuizen. Het hart zal
de CO proberen te verhogen om het zuurstoftekort op te vangen. Als er al hartziekte
aanwezig is kan hierdoor hartfalen ontstaan.
De classificatie van anemieen kunnen op twee manieren: op basis van pathogenese of op
basis van bloedonderzoek. Deze laatste is in 3 delen op te splitsen:
- Normocytair (normaal MCV)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ChristiaanWinkelmeijer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.