100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
VPK+G&T-V-KT Kennistoets 3.1 VZ/O&I Samenvatting $5.93   Add to cart

Summary

VPK+G&T-V-KT Kennistoets 3.1 VZ/O&I Samenvatting

15 reviews
 705 views  100 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is mijn samenvatting van de kennistoets 3.1 (VZ/O&I) voor het eerste jaar HBO-V op het Saxion in Enschede (ook te gebruiken voor studenten HBO-V in Deventer). In deze samenvatting zijn alle lessen van Verpleegkundige zorgverlening, Geneeskunde, Onderzoek doen & toepassen en Innovatie & ondernem...

[Show more]

Preview 4 out of 86  pages

  • January 30, 2021
  • 86
  • 2019/2020
  • Summary

15  reviews

review-writer-avatar

By: aukeleus • 1 year ago

review-writer-avatar

By: timowessels9 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: fleurhoek • 1 year ago

review-writer-avatar

By: femkebosveld2 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: mirtherenard • 2 year ago

review-writer-avatar

By: rakers751 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: jessetimonslob • 2 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Samenvatting kennistoets 3.1 VZ/O&I
24-04-2020




Inhoudsopgave
Geneeskunde: .................................................................................................................................................. 2
Les 3.1: Psychische functies ................................................................................................................................ 2
Les 3.2: Angststoornissen ................................................................................................................................. 14
Les 3.3: Persoonlijkheidsstoornissen ................................................................................................................ 17
Les 3.4: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet .................................................................................................................. 21
Les 3.5: Stemmingsstoornissen......................................................................................................................... 24
Les 3.6: Zij wij ons brein? .................................................................................................................................. 30
Les 3.7: Psychofarmaca .................................................................................................................................... 34

Onderzoek doen en toepassen ....................................................................................................................... 42
Les 1.1: De onderzoekende houding van de verpleegkundige .......................................................................... 42
Les 2.1: Kritisch zijn op de kennis die er is ........................................................................................................ 44
Les 3.1: Wat is het probleem? .......................................................................................................................... 49
Les 3.2: Snel een (wetenschappelijk) artikel lezen ............................................................................................ 52
Les 3.3: Is it the truth? ...................................................................................................................................... 54
Les 3.4: Presenteren onderzoeksresultaten ...................................................................................................... 56

Verpleegkundige zorgverlening ...................................................................................................................... 61
Les 3.1: Moe, maar niet kunnen slapen ............................................................................................................ 61
Les 3.2: Wat als je vervreemdt van jezelf en je omgeving ................................................................................ 66

Zorginnovatie en ondernemerschap............................................................................................................... 71
Les 2.1: De basis van innoveren ........................................................................................................................ 71
Les 2.2: Innovatie is meer dan technologie ...................................................................................................... 73
Les 3.1/3.2: Rol van de zorgvrager bij innovatie/ innovatie evalueren ............................................................ 76
Les 3.3: Hackethon 2020 .................................................................................................................................. 82




1

, Samenvatting kennistoets 3.1 VZ/O&I
24-04-2020

Geneeskunde:
Les 3.1: Psychische functies
Leerdoelen:
o Benoemen welke psychische functies er zijn;
o Benoemen welke psychische functiestoornissen er zijn;
o De verschillende groepen stoornissen binnen de psychiatrie indelen volgens de DSM 5.

Leerdoel 1&2: benoemen welke psychische functies er zijn/ benoemen welke psychische functiestoornissen er zijn;
Stoornissen in de cognitieve functies (cognitie = denken)
Cognitieve functies → dit omvat zowel de globale hersenfuncties van het bewustzijn, de aandacht en de oriëntatie, als ook
de meer specifieke cognitieve functies van het intellect, het geheugen, de waarneming en het denken.

Het bewustzijn (besef van zelf en omgeving)
Bewustzijn → een toestand waardoor men een besef heeft van zichzelf en zijn omgeving. Het wordt ook wel eens het
wakend sensorium genoemd: de gevoeligheid voor prikkels uit zichzelf en de omgeving. Er wordt een onderscheid gemaakt:
1. Zelfbewustzijn →het ik0bewustzijn of het reflectieve bewustzijn. Het is het vermogen om bepaalde ervaringen toe te
schrijven aan de eigen persoon.
2. Object-bewustzijn → dit behelst het weet hebben van de omgeving, de tijd, de ruimte en andere mensen. Het stelt
ons instaat om ons te oriënteren in de omgeving en op andere personen om ons heen.

Stoornissen van het bewustzijn
Bij stoornissben in de helderheid of aanspreekbaarheid gaat het op de mate waarin prikkels tot de persoon weten door te
dringen. Dit kan men beoordelen door het reactievermogen op prikkels te observeren en de mogelijkheid om in contact te
treden met de buitenwereld.
Forse bewustzijnsdaling → de patiënt reageert niet tot nauwelijks op de prikkels.
Lichte bewustzijnsdaling → zijn moeilijker waarneembaar en kunnen het beste worden vastgesteld door kenmerken als
sufheid en dromerigheid bij de patiënt na te vragen.

Stoornissen in de helderheid/ aanspreekbaarheid die te maken hebben met het niveau van bewustzijn:
Belangrijke begrippen bij stoornissen van het bewustzijn:
Verhoogd bewustzijn → een grotere dan normale openheid voor indrukken vanuit de omgeving en/of eigen ervaringen. Dit
komt door manische episodes en onder invloed van sommige drugs.

Verlaagd bewustzijn → hierbij daalt het niveau van alle psychische activiteiten. In de meeste gevallen is er sprake van
desoriëntatie.
Sufheid of beneveling → dit is een toestand van suf, doezelig en wazig zijn waarbij iemand veel geeuwt, kinnebolt en
halfgesloten ogen heeft. Wat is hierbij nog meer van toepassing:
• Het spreken is vertraagd.
• De aandacht is met moeite bij het onderwerp te houden.
• Er is sprake van lichte desoriëntatie.
Somnolentie → de persoon is slaperig en moet moeite doen om wakker te blijven.

Subcoma of precoma → is een bewustzijnsverlies waarbij iemand niet meer wakker gemaakt kan worden en geen
peesreflexen meer vertoont. Hij reageert nog wel met afweerreacties op licht en krachtige pijnprikkels.
Coma → iemand reageert niet meer op (pijn)prikkels. Veelal zijn de peesreflexen en de wimperreflex afwezig. Meestal treedt
er bij coma ook geen lichtreflex meer op van de pupil.

Syncope of collaps → flauwvallen.
Absence → een kort ‘afwezig’ bewustzijn zonder opvallende veranderingen in de motoriek, dit kan wijzen op epilepsie.

Stoornissen in de helderheid/ aanspreekbaarheid die te maken hebben met de uitgebreidheid van het bewustzijn:
Bewustzijnsverruiming → als er een grotere diversiteit dan het normale palet aan prikkels bewust wordt geregistreerd.
Bewustzijnsvernauwing → iemand lijkt slechts voor een bepaalde selectie aan prikkels op te staan, terwijl andere prikkels
niet lijken door te dringen. Het is meestal een reactie op psychische oorzaken, zoals in een acute reactie op stress of bij rouw.

Stoornissen in de helderheid/ aanspreekbaarheid die voortkomen uit een verstoorde orde en structuur van het bewustzijn:
Delier → dit kenmerkt zich door een wisselend helder en verlaagd bewustzijn, desoriëntatie en een verminderde aandacht.
Het denken is verward en de spraak onsamenhangend. Tevens doen zich (vooral visuele) hallucinaties en waandenkbeelden
voor. Ten slotte is er sprake van bewegingsdrang en achteraf sprake van amnesie. Delier komt voor bij mensen met hoge
koorts door infectie, alcoholonthouding (ontwenningsverschijnselen) en vergiftigingen.




2

, Samenvatting kennistoets 3.1 VZ/O&I
24-04-2020

De aandacht
Aandacht → de bewuste en selectieve (re)actie waarmee iemand een situatie doelgericht onderzoekt of op bruikbare en
belangrijke informatie ontleedt. Aandacht omvat 2 aspecten:
1. Waakzaamheid, vigilantie of alertheid;
2. Vasthoudendheid, tenaciteit, concentratie oftewel het vermogen tot aanhoudende aandacht.

Stoornissen van de aandacht
Als de patiënt niet of traag en alleen met korte antwoorden reageert is er mogelijk sprake van een verminderd vermogen om
de aandacht op nieuwe stimuli te richten.
Verminderd vasthouden van de aandacht → de patiënt raakt vaak de draad kwijt bij lange antwoorden.
Verhoogde waakzaamheid → de patiënt heeft een oplettende houding en geeft snelle reacties op nieuwe prikkels, die
samengaan met een hoge afleidbaarheid.

Verhoogde aandacht of waakzaamheid → de aandacht van angstige personen gaat zeer selectief uit naar allerlei prikkels die
mogelijk signalen zijn van dreiging. Deze hyperalertheid gaat in sommige gevallen samen met waarnemingsvermogen. Wat
kunnen gevolgen zijn:
• Bewustzijnsvernauwing (bijvoorbeeld bij trance);
• De informatieverwerking kan overbelast worden, dit maakt dat de concentratie faalt of er kortstondig een
geheugenstoornis optreedt.

Verminderde aandacht → dit doet zich voor bij een verlaagd bewustzijn. Een verminderd vermogen om de aandacht op
nieuwe stimuli te richten en te veranderen van onderwerp, wordt gezien bij het (lethargisch) delirium, bij dementie of bij een
depressie. De vasthoudendheid van de aandacht is typisch verminderd bij personen met een aandachtstekortstoornis en in
manische episodes en uit zich in veel gevallen door motorische onrust.

Stoornissen van de oriëntatie
Desoriëntatie → dit houdt in dat iemand zijn vermogen kwijt is om zich te situeren in de tijd, ruimte en of/persoon.
Volgorde van wat als eerst verstoord raakt:
1. Tijd → desoriëntatie in de tijd is altijd het eerste verstoord en houdt het langste aan.
2. Ruimte/plaats
3. Persoon
Desoriëntatie treedt op bij:
• Een verstoring van het bewustzijn en aandacht (bijvoorbeeld delier);
• Bij waanstoornissen (bijvoorbeeld hallucinaties);
• Denkstoornissen (bijvoorbeeld waan);
• Geheugendefecten;
• Onderdrukkingen van het gevoelsleven (bijvoorbeeld apathie).

Stoornissen in inprenting + geheugen
Inprenting → het opbergen van ervaringen, of in het algemeen informatie.
Retentie → opgeslagen informatie wordt bewaard, zodat de informatie opgehaald kan worden wanneer dat wenselijk is.
Reproductie → het ophalen van de informatie.
Aan het geheugen kunnen dus drie vermogens worden toegeschreven: het inprentingsvermogen, het retentievermogen en
het reproductievermogen.

Het bewustzijn beïnvloedt het geheugen doordat:
1. Inprenting of herinnering bemoeilijkt wordt als iemand moe of suf is.
2. Aandacht en interesse invloed hebben op het geheugen. Als iemand geen interesse heeft voor een onderwerp en zich
er niet op wil concentreren, kan hij de gegevens ook niet inprenten.
3. Het gevoel en de stemming van invloed zijn op het geheugen. Inprenting van ervaringen gaat meestal gepaard met
emotie. Als de emotie sterk is, is de inprenting ook sterk.

Kortetermijngeheugen → dit behelst informatie doe op dat moment in ons bewustzijn actief is.
Langetermijngeheugen → hierin kunnen gegevens en ervaringen voor lage tijd herinnerd blijven.
Daarnaast kan het geheugen verdeeld worden in drie soorten geheugen:
1. Episodisch geheugen → gebeurtenissen uit de eigen biografie.
2. Semantische geheugen → feiten.
3. Procedureel geheugen → impliciet geleerde activiteiten zoals aan- en uitkleden, fietsen of een instrument bespelen.

Stoornissen in het kortetermijngeheugen → dit blijkt vaak uit het onvermogen om zich recente gebeurtenissen (zoals e naam
van de arts) te herinneren. Meestal is dan tegelijk sprake van desoriëntatie in tijd en plaats.
Bij observatie van het geheugen kan allen de reproductie beoordeeld worden.
Er zijn verschillende soorten geheugenstoornissen.



3

, Samenvatting kennistoets 3.1 VZ/O&I
24-04-2020

Amnetisch syndroom → dit is een stoornis van het gehele geheugen. Er is sprake van:
• Inprentingsstoornis
• Stoornis van zowel het korte- als het langetermijngeheugen.
• Desoriëntatie in tijd, plaats en persoon (in die volgorde).
• Confabuleren → hierbij probeert de patiënt met verzinsels en leugens defecten in het geheugen te camoufleren en op
te vullen.

Amnesie → iemand heeft een geheugendefect voor een bepaalde gebeurtenis of een bepaalde periode. Oorzaak:
• Organische factoren zoals vermoeidheid of concentratiestoornissen.
• Hersentrauma, waarbij zich delen van het trauma niet meer kan herinneren.
• Retrograde amnesie → als er sprake is van een geheugenstoornis vóór een trauma.
• Anterograde amnesie → als et geheugen van een periode ná het trauma verstoord is.

Psychogene/ dissociatieve amnesie → geheugenstoornis voor een bepaalde gebeurtenis of periode, die is veroorzaakt door
een psychische factor. Ook hierbij kan er een onderscheid gemaakt worden tussen retrograde en anterograde.
Er kunnen herinneringsvervalsingen optreden. Een persoon kan zich door zijn emoties een gebeurtenis anders herinneren
dan hoe of wat het in werkelijkheid was, terwijl hij er zelf van overtuigd is dat de vervalste herinnering juist is. Dit kan bewust
of onbewust zijn.

Stoornissen in intellectuele functies
Onder de intellectuele functies wordt het volgende verstaan:
Oordeelsvermogen
Het oordeelsvermogen valt uiteen in vier overlappende begrippen:
1. Realiteitsbesef → het vermogen onderscheid te maken tussen interne denkbeelden en de externe werkelijkheid. Een
gestoord realiteitsbesef gaat meestal gepaard met stoornissen in de waarneming (zoals hallucinaties) en inhoudelijke
denkstoornissen (zoals wanen).
2. Zelfinschatting → de mate waarin een persoon inzicht heeft in de eigen (on)mogelijkheden en het in staat zijn om
passende doelen te stellen en deze te bereiken.
3. Normbesef → de capaciteit om ‘goed’ en ‘slecht’ van elkaar te onderscheiden. En gestoord normbesef is vanwege de
grote variatie in waarden en normen tussen mensen lastig vast te stellen.
4. Decorumbesef → het vermogen om een sociale situatie correct in te schatten en zich passend naar de situatie te
gedragen. Van decorumverlies is bijvoorbeeld sprake wanneer een patiënt zeer onverzorgd is, te familiair is in zijn
houding naar de diagnosticus of overmatig seksueel (getint) gedrag vertoont.
Witzelsucht → is een vorm van decorumverlies waarbij er een voortdurende neiging bestaat tot het maken van
ongepaste, vaak seksuele, grappen. Symptomen van decorumverlies zijn kenmerken voor organische aandoeningen.

Het ziekte-inzicht
Ziekte-inzicht behelst drie aspecten:
1. Ziektebesef → de mate waarin iemand beseft te lijden aan een psychiatrische stoornis.
2. Ziekteverklaring → de opvattingen die iemand heeft over de aard en de oorzaken van de stoornis. Ziekteverklaring
hangt behalve van de psychiatrische stoornis ook af van de intelligentie, het introspectievermogen en de culturele
overtuigingen van de patiënt.
3. Ziektegedrag → de manier waarop iemand (niet) handelt in reactie op symptomen die hij ervaart.
Laag ziekte-inzicht wordt met name gezien bij organische en psychotische stoornissen, maar ook bij
persoonlijkheidsstoornissen.

Het abstractievermogen
→ Het vermogen om te generaliseren en te classificeren. Ook maakt het abstractievermogen het voor mensen mogelijk om
bij het oplossen van problemen boven een concrete, feitelijke en egocentrische manier van denken uit te stijgen. Het niveau
van het abstractievermogen hangt bij volwassenen sterk samen met het algemene ontwikkelingsniveau.
Het vermogen tot abstraheren ontbreekt bij (jonge) kinderen en bij mensen met een verstandelijke handicap.

De executieve functies
→ Ze stellen ons in staat tot ingewikkelde handeling (ligt in de prefrontale schors). Onder de executieve functies vallen:
• Het plannen van en de aanzet maken tot handelingen;
• Het in samenhang en in een logische volgorde uitvoeren van die handelingen;
• Het controleren en eventueel stoppen van de handelingen.
Wat is hierbij belangrijk:
• Dat je een goede aandacht en oriëntatie hebt;
• Dat je de aandacht kunt verplaatsen;
• Dat je beschikt over een zeker abstractievermogen en een goed geheugen.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Chiara2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93  100x  sold
  • (15)
  Add to cart