Dit is een samenvatting voor het vak Klinische Lessen uit de minor Klinische Leerlijn (jaar 3), van de bachelor Psychologie aan de VU. Alle stof die belangrijk is voor het tentamen wordt behandeld! Ik heb college 13 niet meegenomen in de samenvatting omdat daar casussen werden behandeld. Ik had zel...
Hoorcollege 10 ............................................................................................................................................................... 36
Dementie en de ziekte van Alzheimer .......................................................................................................................................... 36
DSM (Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders) is een classificatiesysteem voor psychiatrische
stoornissen. Geschreven door de American Psychiatric Association (APA).
Het doel van de DSM is clinici helpen bij classificeren van psychische stoornissen. De DSM heeft een aantal
eigenschappen:
• Het is beschrijvend, het is een samenvatting van de symptomen.
• Het zegt niets over de oorzaak of theorie.
• Het boek is gebaseerd op gegevens uit de praktijk. Maar experts hebben ook hun aandeel in de ontwikkeling
van de dsm.
• Het bevat symptoomclusters.
• Het zegt iets over de effectieve behandeling.
• Het boek is dynamisch en veranderd dus steeds.
Classificatie brengt voor- en nadelen met zich mee:
• Classificatie betekent verlies van informatie en nuance. Stel dat je 10 mensen in een ruimte hebt die allemaal
ADHD hebben. Dit zijn verschillende mensen, maar ze hebben wel allemaal hetzelfde label. Je verliest veel
informatie over hoe het er specifiek bij een persoon uitziet. Maar als je iedereen met een specifieke naam
labelt, heb je weer niks aan de specifieke noemer. Stel je voldoet aan 4 van de 5 symptomen, word je als
gezond geclassificeerd en bij 5 symptomen heb je de stoornis. Deze twee mensen kunnen net zo veel
problemen ervaren, maar dit wordt door de classificatie niet erkend.
• Is een label goed of niet goed. Is iemand er mee geholpen of juist niet? Dit is een actuele discussie.
• Het betekent ook standaardisering. Het verbetert te betrouwbaarheid en validiteit.
• Het is één gezamelijke taal. Binnen verschillende disciplines heb je het dan dus over hetzelfde. Dit is niet
alleen positief voor de praktijk, maar ook voor het onderzoek.
Er is ook kritiek op de DSM:
• Het wordt ook wel “afsprakenboek” genoemd. De criteria heeft weinig verband met oorzaak of prognose. De
ene persoon met de stoornis zal goed kunnen omgaan met de diagnose, de ander niet. De dsm zegt hier niks
over.
• Niet alle klachten zijn ‘te vangen’. Als je veel lijdensdruk hebt wil dat nog niet zeggen dat je in een hokje past.
Sommige mensen passen bij geen enkele diagnose.
• Perverse prikkel: zonder diagnose geen betaling. Verzekeraars willen dat het vak van de psychologen
transparanter wordt, zodat ze kunnen zien waar het geld precies voor nodig is. Wanneer iemand een
bepaalde diagnose krijgt is daar een bepaalde behandeling voor, je krijgt dan een diagnose behandelplan
waarin staat hoeveel geld er aan uit gegeven mag worden. Stel dat je dus iemand hebt die net niet in
aanmerking komt voor het label, is het dan niet toch handig om wel een label te geven… Maar dit is als
psycholoog niet wat je wilt.
• Het kan worden gezien als een keuzemenu (300 stoornissen), hierdoor worden er meer diagnosen gesteld
dan nodig.
• Valse epidemieën door verandering classificatie. Stel dat je bijvoorbeeld de criteria van ADHD aanpast door
te zeggen dat je het ook hebt als je er ‘af en toe’ last van hebt. Dan zal je zien dat het aantal diagnoses stijgt
omdat meer mensen aan deze criteria voldoen.
• Een dsm-diagnose zegt niks over het proces of eindstadium.
• Classificatie bij laag begaafden is moeilijk.
• Onvoldoende ruimte voor cultuurverschillen.
2
, Klinische Lessen
Wanneer spreek je van een stoornis volgens de DSM?
• Stoornis:
o Syndroom van klinisch significante symptomen op gebied van cognitie, emotieregulatie of het
gedrag.
o Uiting van een dysfunctie in een psychologisch, biologisch of ontwikkelingsproces.
o Significante lijdensdruk.
o Beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren.
• Geen stoornis:
o Een (geaccepteerde) reactie op een veelvoorkomende stressor of verlies.
o Sociaal afwijkend gedrag (politiek, religieus of seksueel).
Een classificatie bevat minimaal drie elementen:
1. Klinische syndromen, persoonlijkheidsproblematiek en medische aandoeningen.
2. Psychosociale stressoren, andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn.
3. Niveau van functioneren.
Het verschil met voorgaande edities van de DSM is:
• Dat er nu dimensies zijn in plaats van subtypes.
• De grenzen van categorieën en stoornissen zijn nu minder strikt dan eerder.
• Er is meer ruimte voor specificatie op ernst, aard en beloop.
Classificatie omvat het persoon en de context, dus:
• Cognitie.
• Waarneming.
• Bewustzijn.
• Gevoel en verlangen.
• Expressie en motoriek.
• Zelfbeleving.
• Maar dus ook: omgevingsfactoren en fysiek welbevinden.
DSM als onderdeel van het diagnostisch proces
Het diagnostisch proces is als volgt:
Structuurdiagnose
Dit leidt tot de indicatie en een behandelplan en omvat beschrijvende en verklarende diagnostiek. Wat je hiervoor
nodig hebt:
o Nauwkeurige voorgeschiedenis.
o Hypothese over ontstaansvoorwaarde en ontstaanswijze. Dus hoe is het tot een probleem gekomen?
o Samenvatting van predisponerende, luxerende, beschermende en in standhoudende factoren.
o Persoonlijkheidsontwikkeling. Wat heeft deze problematiek voor invloed gehad op de ontwikkeling als
persoon?
Voorbeeld van een structuur diagnose:
Laatste maanden geleidelijk ontstaan ernstig depressief syndroom in de vorm van een eenmalige depressieve
stoornis, bij een vrouw van 47 jaar, met een familiaire belasting voor depressiviteit (= predisponerend), geluxeerd (=
3
, Klinische Lessen
uitgelokt) door de verlating door haar echtgenoot 6 maanden geleden. Betrokkene krijgt veel steun krijgt van een
goede vriendin (= beschermend), maar de zorg voor haar 23-jarige thuiswonende zoon met een autisme
spectrumstoornis lijkt haar fors te overvragen (= in standhoudend).
Classificatie
Je hebt verschillende instrumenten om aan de informatie te komen voor de classificatie, namelijk:
o Anamnese.
o Observatie.
o Gestructureerd interview.
o Testmateriaal.
Als je in gesprek gaat met de cliënt zijn er veel aspecten die besproken moeten worden. Het is hierbij altijd belangrijk
om je nieuwsgierigheid te volgen. Je begint bij de reden van aanmelding:
o Huidige klachten.
o Symptomen: aard, ernst, begin, duur, beloop.
o Geschiedenis van psychische problemen?
o Huidige situatie, recente levensgebeurtenissen o Eigen begrip van de situatie? Theorie over ontstaan
klachten?
o Wat al geprobeerd?
o Overige symptomen (hypothese gestuurd)
o Hulpvraag?
Vervolgens wil je ook meer weten over de context. Volg hierbij de levensloop van de cliënt:
o Familie.
o Onderwijs.
o Sociaal en seksueel.
o Beroepsmatig functioneren.
o Diversiteit.
o Juridische problemen.
o Trauma.
o Middelen.
o Somatiek.
o Wat is er nog niet ter sprake gekomen maar is wel van belang?
Een differentiaaldiagnose betekent dat je verschillende hypothesen openhoudt in je hoofd. Je houdt dus
verschillende opties open. De DSM helpt hierbij, er zit namelijk een rangorde (hiërarchische indeling) is zodat er geen
dingen over het hoofd worden gezien. Daarnaast wordt er soms ook specifiek vermeldt dat je niet moet vergeten
ergens aan te denken.
Comorbiditeit betekent het samen voorkomen van onafhankelijke stoornissen. Bijvoorbeeld een depressie en een
angststoornis.
Hoorcollege 2
Ontwikkelingspsychopathologie
In de DSM wordt niet alleen aandacht besteed aan volwassen met een stoornis, maar ook aan kinderen en
adolescenten. Dit wordt verder toegelicht aan de hand van het voorbeeld depressie:
• Prevalentie van depressie: vanaf de DSM-3 wordt is er aandacht voor depressie dat voorkomt bij kinderen.
• Verloop van depressie in de kindertijd: er mag na 1 jaar symptomen een Persisterende Depressieve Stoornis
geclassificeerd worden, in plaats van 2 jaar. Daarnaast werd een depressieve stemming ook niet snel
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jannakramers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.