Objectherkenning
Een eerste systeem is het visuele systeem, en het visuele systeem daar is het meeste over geweten.
Dit omdat het visuele systeem makkelijk te stimuleren is, en dus makkelijk te manipuleren bij een
experiment. Als tweede is het zo dat de mens net zoals vele proefdieren, visuele wezens zijn. We zijn
veel beter op visueel vlak, dan auditief of qua smaken. Wanneer we kijken naar de volledige corticale
oppervlakte dan zien we dat bijna de helft van de cortex betrokken is bij visuele verwerking.
Wanneer we kijken naar al deze gebieden, dan zijn deze gebieden allemaal in een ander kleur, wat
wil zeggen dat deze gebieden op een andere manier bijdragen aan visuele verwerking. Hieruit
kunnen we dan ook afleiden dat deze visuele verwerking, geen simpel systeem is. De visuele
verwerking is veel moeilijker dan het lijkt; maar niks is minder waar. De visuele waarneming is heel
complex, en de hersenen hebben hier als oplossing gevonden, om het werk te gaan verdelen. We
moeten namelijk bewegingen gaan verwerken, maar ook vormen en kleuren, dus er zijn verschillende
dingen die we visueel moeten gaan verwerken. Daarom dat de hersenen het werk gaan verdelen, en
we zien dan dat verschillende delen van de hersenen relatief specifieke functies hebben, maar op
een bepaald moment moet ook alles wel terug samenkomen. Alle verschillende aspecten worden
verwerkt, en worden daarna samengebracht.
Wanneer we kijken naar het visuele systeem, dan hebben we te maken met de visuele cortex en in
de visuele cortex hebben we te maken met de primair visuele cortex en de secundair visuele cortex.
Als we deze 2 gebieden vergelijken met elkaar, dan zien we dat deze ook anatomisch/structureel van
elkaar verschillen. Deze structuur is minder belangrijk, maar wel de functionele verschillen tussen
deze 2 zijn van belang. Wanneer we kijken naar V1 en V2, dan zijn deze functioneel licht
gedifferentieerd. Zij gaan informatie ontvangen, maar zij gaan zich nog niet op 1 stimulus aspect gaan
richten. Wanneer we dan verder kijken naar V3 dan zien we dat daar vorm aspecten gaan verwerkt
worden. Als we kijken naar de V4 dan gaat deze zich gaan bezighouden met kleur. Vervolgens is er
ook nog een ander gebied, (V5), en deze zal zich gaan bezighouden met verwerken van de
bewegingsaspecten van wat we zien…
In V1 en V2 worden de eerste stappen gezet van de verwerking van visuele informatie, waarna de
andere delen van de visuele cortex gaan specifiëren en de specifiekere verwerking zullen gaan
doen.
Wanneer we dan kijken naar de visuele cortex, dan hebben we daar te maken met 2
verwerkingsbanen en we vanuit de primair visuele cortex gaat er 1 baan van occipitaal naar
temporaal en gaat er 1 baan van occipitaal naar pariëtaal. We kunnen dus spreken van een ventrale
(naar temporaal) en een dorsale (naar pariëtaal) baan. De hersenen zijn mooi georganiseerd, en deze
zijn zo georganiseerd omdat de 2 banen verschillende dingen doen. De ventrale visuele
verwerkingsbaan staat in voor de wat vraag; wat zien we. De dorsale verwerkingsbaan staat in voor
de spatiale aspecten van het visuele; waar bevinden de verschillende dingen zich. Natuurlijk had dit
een bepaalde reden hoe ze hierop gekomen zijn. Men heeft namelijk een letsel aangebracht ter
hoogte van ofwel de dorsale baan ofwel de ventrale baan, en vervolgens gekeken naar de gevolgen
bij het uitvoeren van een bepaalde taak. Er waren hierbij twee taken, en ofwel was er de positie-
discriminatietaak (waar?) ofwel de object-discrimnatietaak (wat?) …
, Als eerste is er de objectdiscriminatie taak; dit is een non-match-to-sample taak. Het proefdier kon
voedsel vinden onder het object dat die ervoor niet gezien had. Het is dus dat die ene bepaald beeld
in zijn hoofd had, en het proefdier had geleerd om onder het nieuwe object zijn beloning te vinden.
Dit is de objectdiscriminatietaak, en dit kan pas gedaan worden wanneer de ventrale baan (wat) goed
functioneert. Vervolgens is er ook een andere taak; namelijk de positiediscriminatietaak, met de
bedoeling de capaciteit van de waar taak te kunnen meten. Bij deze taak hebben we een cilinder, en
deze cilinder werd aangeboden ofwel dicht bij de ene positie ofwel dicht bij de andere positie en het
dier had geleerd een beloning te vinden op die plaats het dichtste bij de cilinder. Wanneer er aan de
ventrale baan een letsel werd toegediend, dan was het onmogelijk de objectdiscriminatietaak uit te
voeren, maar de positiediscriminatie was wel nog intact. Dit betekent dan dat de ventrale baan zich
bezighoudt met het herkennen van de objecten. Wanneer er schade was aan de dorsale baan, dan
was de positiediscriminatietaak niet mogelijk, maar de objectdiscriminatie was nog intact. Dit
betekent dus dat de dorsale baan instaat voor het bepalen van de plaats van objecten, en dus instaat
voor de waar.
Vervolgens waren er Milner en Goodale, en deze gingen kijken naar waarnemingen die gedaan
werden bij patiënten. Zij hadden daar een andere dubbele dissociatie vastgesteld welke niet de
verklaren was vanuit de wat/waar banen, maar die ondersteuning bood voor de finaliteit van de
visuele verwerking. Men kan visuele verwerking doen om te herkennen wat men ziet; een
gedetailleerd beeld krijgen van dat waar we naar kijken. Dit is een perceptuele taak; wat is het object
en wat zijn de kenmerken ervan. Een ander aspect van visuele verwerking, is dat object gebruiken.
Dit is het doen van visuo-motorische acties. De kleur hiervoor is dan niet belangrijk, maar we moeten
gewoon weten hoe we het gebruiken. De perceptie (doelstelling objecten te kennen) in ventrale
baan, en dorsale baan voor visuo-motoriek.
Zij zijn hiertoe gekomen doordat zij een aantal patiënten hebben onderzocht waarbij sommigen met
een dorsaal letsel en anderen met een ventraal letsel. Het eerste type patiënt wat ze vonden was een
patiënt met een dorsaal letsel (pariëtale cortex), en deze had geen enkel probleem met het object te
herkennen, maar het visuo-motorische controle was verstoord, en kon het object niet meer
gebruiken. Dit is niet genoeg voor een conclusie te stellen, want er is dubbele dissociatie nodig. Men
ging dan gaan kijken naar patiënten met een ventraal letsel, en hierbij werd er gebruik gemaakt van
oriëntatie als stimulus; er werd gebruik gemaakt van georiënteerde lijnen. Er werd aan de patiënt
gevraagd om ofwel een perceptuele taak te doen, ofwel een visuomotorische taak. De perceptueel
cognitieve taak was het matchen van de oriëntatie; de patiënt kreeg georiënteerde lijnen en moest
aangeven verbaal welk van de andere lijnen daarmee overeen kwam. Bij de andere taak was ook
oriëntatie belangrijk, en werden dezelfde oriëntaties aangeboden als een soort brievenbus. De
oriëntatie van de gleuf kon veranderen, en de patiënt moest de brief in de brievenbus steken, enkel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MelissaWuytack. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.37. You're not tied to anything after your purchase.