100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting EBFU - E-Business Fundamentals H1,2,3 $5.35   Add to cart

Summary

Samenvatting EBFU - E-Business Fundamentals H1,2,3

2 reviews
 25 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting van H1,2 en 3 van het boek E marketing to go voor het vak EBFU - E-Business Fundamentals. Ik had een 9,6. Zie mijn account voor de hoofdstukken 4,5,6,7,8 en 9.

Preview 2 out of 10  pages

  • Yes
  • January 31, 2021
  • 10
  • 2019/2020
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: 203906 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: blancablaauw2 • 3 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1 – Achtergronden van internet
Het internet bestaat uit 2 hoofdonderdelen: de hardware en de software.
 Hardware: gewoon kabels  de backbone van het internet: de hoofdbekabeling van internet.
 Software: computerprogramma’s

Hoofdstuk 1.1 – De geschiedenis van internet
 De computers tot 1980 waren vooral mainframes: zeer grote computers, waar honderden tot duizenden gebruikers tegelijk op konden
werken.
 Device: ieder apparaat waarmee we ergens in een computernetwerk of toegang tot een internetverbinding kunnen hebben.
 Harde schijf: een onderdeel van een computer waarop informatie opgeslagen kan worden, het geheugen.
 Pc = personal computer

Hoofdstuk 1.2 – Ontstaan van internet
Als reactie op de lancering van de eerste kunstmatige satelliet (Spoetnik I) door de Sovjet-Unie werd in de VS ARPA: Advanced Research
Projects Agency opgericht. ARPA moest instaan voor het ontwikkelen van technologie die de Amerikaanse defensie in staat zou stellen om
niet verrast te worden door een technologische geavanceerde vijand.  ARPANET (ARPA Network): het eerste computernetwerk, de
voorloper van het internet, opgezet door het ARPA van het Amerikaanse ministerie van Defensie.

 TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol): verzameling van protocollen die het verzenden van data over internet mogelijk
maken.  Basis van de communicatie van het internet.
 Protocollen: de afspraken, de regels die ervoor zorgen dat de techniek werkt.
 Hypertext: een speciale vorm van digitale tekst. Gebruikte woorden, afbeeldingen of begrippen verwijzen naar andere tekst,
afbeeldingen of begrippen. Met behulp van hyperlinks kunnen wij snel bij deze andere teksten komen.  Hyperlinks: verwijzingen.
 Website: een verzameling samenhangende webpagina`s met gegevens met een algemene domeinnaam.
 Wifi: draadloos internet
 Second screens: smartphones en tablets als extra toegang tot o.a. tv.
 Internet of things (IoT): steeds meer apparaten hebben toegang tot het internet en de impact op ons dagelijks leven neemt toe. 
Ontwikkeling internet.
 Roaming: het gebruik van een ander netwerk dan het thuisnetwerk.  De telefoon maakt verbinding met een v.d. lokale netwerken.
 Netneutraliteit: dat de internet service provider alle data op het internet gelijk behandelen, ongeacht inhoud, regio, gebruiker etc.
 Internet service providers (ISP): een organisatie of bedrijf dat de toegang tot het Internet regelt.

Hoofstuk 1.3 – Gebruikcijfers internet
Internet: infrastructuur van computers, servers, routers en andere devices waarop verschillende activiteiten mogelijk zijn, gebaseerd op
TCP/IP. Bekendste is world wide web (www), maar e-mail en internet-bellen maken ook gebruik van internet-infrastructuur maar lopen
niet via het www.

‘Online’: dat het apparaat (device) waarop we werken contact heeft met het internet.

Hoofdstuk 1.4 – Ontwikkeling in communicatie
 One-to-many (massamedia): internet gebruikt als massamedium, waar bedrijven via hun website informatie communiceerden naar
iedereen die het maar wilde zien. 1 grote website met dezelfde informatie voor iedereen.
 One-to-few (gesegmenteerde media): bedrijven sturen een (individuele) boodschap naar een gerichte groep mensen. Bv specifieke
website
 One-to-one (persoonlijke media): door discussieplatforms en profilering één-op-één communiceren met consumenten. Websites en
sociale media kunnen er voor iedereen anders uitzien.
 Many-to-many (social media): niet alleen bedrijven, maar ook individuen zetten hun mening, foto’s of video’s op het web. De consument
is niet alleen meer gebruiker maar plaatst ook zelf content.
 Few-to-few (social media, internet): persoonlijker maken van webpagina’s en privégroepjes maken op blogs, apps en sociale netwerken.

Hoofdstuk 1.5 – Toegang tot internet
Internet heeft meerdere onderdelen > bekendste is het ‘’www’’: world wide web, gebruiken we via de browser. Browsers zijn software
pakketten die HTML files kunnen tonen, kunnen navigeren over het internet etc. Naast www bijv. ook email, chat voor
informatieoverdracht via internet.  HTML (Hyper Text Markup Language): een ‘opmaaktaal’ die bepaalt hoe sites weergegeven worden.
Deze computers staan met elkaar in contact door bekabeling. De belangrijkste verbindingen worden gevormd door glasvezelkabels die op
de oceaanbodem liggen van continent naar continent. Belangrijkste kabel is Atlantic Crossing 1 (AC-1), deze verbindt de VS met Engeland,
Duitsland en Nederland. De kabel komt in NL bij Beverwijk aan land.
Niemand is de baas over het internet, je kunt een bedrijf niet van het internet afgooien: een internetprovider kan wel stoppen om een
bedrijf toe te laten, maar dat bedrijf kan via een andere provider of land tóch weer internetten. Verbieden of stoppen van o.a. sites is
moeilijk.

 The Semantic Web/het semantische web (Web 3.0): de tendens waarbij internettoepassingen meer op elkaar zijn afgestemd, met elkaar
kunnen samenwerken of geïntegreerd kunnen worden.  Intelligente web. ‘Bank’ > slaapbank, spaarbank? De context moet begrepen
worden en gegevens worden gecombineerd. Hierdoor meer gepersonaliseerde content en combinaties van websites.
 Web 1.0: het web van statische documenten (bv online folders).
 Web 2.0: het web waarbij ook interactie plaatsvindt (bv social media).




1

, Hoofdstuk 1.5.1 – Structuur van internet
Internet is een geheel van computers die met elkaar communiceren, deze moeten verbonden zijn. Hoe zij communiceren ligt vast in
protocollen. Belangrijkste verzamelprotocol is TCP/IP, zorgt voor communicatie tussen computers in netwerken.  Iedere computer en
ieder ander apparaat moet een IP-adres hebben waaronder het apparaat bekend is op het internet en toegang heeft tot het internet + alle
aanbieders van informatie op het internet moeten via een ‘adres’ te vinden zijn, geregeld via domeinnamen in het Domain Name System
(zet IP-nummers om in voor ons herkenbare namen) + alle informatie wordt opgestuurd in kleine pakketjes data die hun eigen route volgen
over internet via veel tussenstations, pas na aankomst worden de pakketjes samengevoegd.

Routing: de gelaagdheid in de structuur van internet bij het versturen van zo’n pakketjes met data. De backbone is de hoofdbekabeling van
het internet, ze kunnen bulkhoeveelheden data vervoeren. Aan de backbone zitten weer netwerken gekoppeld die voor toegang tot het
internet zorgen. Verbindt netwerken en niet losse computers. Via een Local Area Network (LAN) zijn computers binnen bedrijven aan
elkaar verbonden, hierdoor kun je printers delen en gedeelde bestanden hebben. Binnen een LAN kun je rechten toekennen en bepaalde
handelingen beperken of niet toestaan.

Client/server model: de server wacht op een verzoek van de client (computer) > neemt het initiatief tot communicatie met de server.

P2P (peer-to-peer netwerk): een netwerk op basis van gelijkwaardigheid van verschillende aangesloten computers, alle computers zijn in
staat om acties te starten en beëindigen. Filesharing belangrijkste term. Er is geen hiërarchie in deze structuur.

BitTorent: een techniek om bestanden uit te wisselen met anderen. Als je een bestand downloadt, worden de stukjes die bij jou binnen zijn
direct aangeboden aan de volgende downloader. Zo snel bestanden uitwisselen.

Hoofdstuk 1.5.2 – Netwerk- begrippen
Snelheid van internet hangt af van: doorvoersnelheid van de hardware, de apparaten + type verbinding (4G,5G,wifi) + aantal gebruikers van
netwerk + drukte op internet + gebruik van cookies + techniek achter de bouw van website + snelheid van processoren van de pc’s.

Brandbreedte: overdrachtscapaciteit per tijdseenheid van een netwerk. Hoeveelheid MB’s(data) die kan worden vervoerd per tijdseenheid.
Hoe groter de brandbreedte, hoe sneller het datatransport. Kwaliteit kabel (galsvezel) + aantal gebruikers bepalen ook de brandbreedte.

Streaming media: verzamelterm audio en video rechtstreeks (live) via computernetwerken (bv. internet) te vervoeren. Bv live tv, webcams

Hoofdstuk 1.5.3 – Software-begrippen

Hardware = alle tastbare apparatuur. Software = computerprogramma’s – ook app’s. Software kan ingedeeld worden in: System software,
zorgt ervoor dat je device (iOS bij Apple) of netwerk werkt. Applications software, hiermee kun je bepaalde handelingen doen bv tekst
schrijven, foto’s bewerken en apps. Belangrijkste begrippen bij software:

 Commerciële software: ontwikkeld door 1 persoon/bedrijf. Exacte broncode blijft geheim en eigendom van de programmeur(s). Je mag
het programma niet zonder toestemming verder distribueren of aanpassen. Betalen om het programma te gebruiken.
 Freeware en shareware: verspreiden en gebruiken van software. Bij freeware is de software voor altijd gratis te gebruiken. Bij shareware
moet je soms betalen bij langer of herhaald gebruik. Je hebt geen echte ondersteuning en kunt afhankelijk worden van de ontwikkelaar. 
Gevaarlijke software voor bedrijven.
 Open source software: gehele broncode beschikbaar. Programma-code en software mag iedereen aanpassen en verspreiden.
 Crippleware: de software is gratis, maar onderdelen geblokkeerd of beperkt, tegen betaling volledige pakket. Deze onderdelen zijn vaak
essentieel > verschil met freeware en shareware.
 Malware: kwaadaardige of schadelijke software, zoals virussen.

Bètaversie: proefversie software. Bètaversie testen  opsporen bugs (fouten in software) en dan met definitieve versie komen.

Hoofdstuk 1.5.4 Draadloze toegang tot internet
De router zorgt voor de verbinding tussen internet en een aantal apparaten dat toegang heeft tot internet.

1. Wifi en Bluetooth
Wifi wordt kleine draadloze netwerken gebruikt en heeft slechts een beperkt bereik vanaf de router. Bluetooth laat hardware op korte
afstanden met elkaar communiceren. Wifi is voor grotere data-overdracht geschikt en heeft grotere snelheid + wifi reikt 100m, bluetooth
10 + wifi is bedoeld voor netwerken, bluetooth als vervanger voor kabels + bluetooth is veiliger en gebruikt minder stroom.
2. NFC
NFC (Near Field Communication): een vorm van data-overdacht die op de korte termijn van belang wordt. Draadloze communicatie tussen
twee apparaten die dicht bij elkaar zijn (10-15 cm). Bv NFC-visitekaartjes, via NFC-tag wifi gebruiken, roomservice via NFC-tags. Wearables
(zaken die je op, aan of in je lichaam draaft en met elkaar kunnen communiceren) zijn hierbij belangrijk bv Sony smartband met telefoon.
3. GPRS, 2G, 3G, 4G, 5G en straks 6G?
Staan voor de snelheid van dataverbinding op mobile device. 4G is 4th Generation Technology. GPRS is het langzaamst.
4. GPS
GPS zoekt een aantal satellieten en bepaald hierdoor je locatie. Veel apps zijn gebaseerd op waar je op dat moment bent. Hierdoor kunnen
veel apps ook zonder internetdata gebruikt worden bv stadstours en apps die hardlopen bijhouden.
5. iBeacon
iBeacon: verzamelnaam voor apparaten die via Bluetooth Low-Energy (BLE) signaal hebben. Het is een stuk hardware dat bijv. in een
winkel hangt en kan contact maken met een telefoon die BLE aan heeft staan en binnen zich 50m van het iBeacon bevindt. Hierdoor exacte
locatiebepaling van een device op een bepaald moment. Dit kan gebruikt worden om te adverteren en communiceren bv pushberichten,
adviseren van navigatie.

2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carmen3. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

71498 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35
  • (2)
  Add to cart