Hoofdstuk 1: Taalonderwijs
1.1 Waarom (taal) onderwijs?
Er zijn drie kernfuncties van onderwijs:
1. Kwalificatie: Het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen
kwalificeren voor het leven in onze rijke multiculturele maatschappij en het uitoefenen van
bijvoorbeeld een beroep. Voor taalonderwijs gaat het dan om basale kennis van de taal en de
taalvaardigheden spreken, schrijven, lezen en luisteren.
2. Socialisatie: Het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met eigen tradities,
gewoonten, regels en praktijken.
3. Subjectivering: De vorming van een persoon. Het gaat over menselijke individualiteit en
subjectiviteit. Subjectivering betekend ‘ik en mijn wereld’ en niet alleen ik.
Door de taalvaardigheden te vergroten mensen hun kennis van de wereld en kunnen beter in onze
complexe, multiculturele samenleving leven. En taal is een belangrijk element in onze cultuur. En
door taalonderwijs leren leerlingen zichzelf kennen en uitdrukken.
1.2 Visies
Scholen richten hun onderwijs in op grond van aannamen over hoe onderwijs het best gegeven kan
worden en hoe leerlingen leren. Deze zijn gebaseerd op verschillende leertheorieën. Een aantal van
deze theorieën zijn: behavioristische, cognitieve en constructivistische (actief proces van
kennisverwerving). Ook maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op een visie van het
onderwijs. Zo is er tegenwoordig veel aandacht voor de 21 e-eeuwse vaardigheden.
Er zijn acht belangrijke visies op taalonderwijs:
Traditioneel taalonderwijs
Taal wordt gezien als een belangrijke drager van onze cultuur. De nadruk ligt op schriftelijke
vaardigheden en daarbinnen op vorm aspecten. Een goede beheersing van de grammatica leidt tot
een betere taalbeheersing. Bij schrijven ligt de nadruk op de spelling en bij lezen op de techniek van
lezen. Voordeel: overzichtelijk. Nadeel: aandacht voor de verschillende domeinen is niet evenwichtig.
Thematisch-cursorisch taalonderwijs (jaren 70)
Taal wordt aangeleerd door het te gebruiken in zinvolle gebruikssituaties. Er word dan gewerkt
vanuit thema’s. naast thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten waarbij leerlingen vak
onderdelen oefenen die wel belangrijk worden geacht, maar die niet in het kader van een thema
kunnen worden geleerd en geoefend. Voordeel: leerling ervaren het zelf zinvol. Nadeel: kost veel tijd
en moeilijk om balans te vinden.
Taal bij alle vakken (jaren 80)
Taal is meer dan materie die geleerd moet worden en dat je door middel van taal kunt leren. Het
leren is gericht op de interactie in de groep (klassikaal of groepjes). Het doel is om het denkproces bij
de leerlingen te ontwikkelen. Voordeel: taal wordt gebruikt in een situatie die voor hen zinvol is en
transferproblemen worden voorkomen. Nadeel: bepaalde taalonderdelen kom niet goed uit de verf.
Communicatief taalonderwijs (jaren 80)
Centraal staat dat leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren. Dus minder
naar de correctheid, maar meer naar het tot stand komen van de communicatie. Het accent ligt op
leren spreken, luisteren, schrijven en lezen (zender → boodschap → ontvanger). Voordeel: leerlingen
worden gemotiveerd door de gekozen situaties. Nadeel: niet alles kan in een reële communicatieve
situatie worden aangeboden.
,Whole-language benadering
Het is onnatuurlijk om taal op te delen in kleinere eenheden, dus wordt taal als geheel aangeboden.
De taalronde is een techniek die hiervoor wordt gebruikt. Eerst word er een ervaring van de
leerlingen opgeroepen (verhaal voorlezen) en deze worden besproken (taalronde). Er worden
vervolgens verhalen van gemaakt en deze worden besproken (tekstbespreking). De leerkracht
bespreekt deze teksten en geeft zo tips om de taal beter te kunnen beheersen.
Strategisch taalonderwijs (midden jaren 80 )
Voor het uitvoeren van communicatieve taken moet je strategieën leren beheersen. In het
taalonderwijs worden de belangrijkste strategieën uitgelegd, gedefinieerd en aangeleerd. Voordeel:
krijgen een middel om greep op de taal te krijgen. Nadeel: leerlingen sneller verveeld doordat de
strategie volgens het stappenplan moet worden gevolgd.
Taakgericht taalonderwijs (jaren 90)
Taal leren door er zulke taken uit te voeren niet alleen de taal die bij een taak hoort te leren. Het
vertrekpunt is de inhoud, maar in de taak is een ‘kloof’ ingebouwd waar taal nodig is om de taak
goed te kunnen uitvoeren. En met interactie met anderen taalvaardiger worden. Aanhanger zeggen
dat wat kinderen zelf ontdekken, blijft hangen en leidt tot fundamenteel leren. Voor: leerlingen zijn
gemotiveerd en de taal wordt betekenisvol. Nadeel: bepaalde taalonderdelen komen niet goed uit de
verf en niet alles is reële communicatie.
Interactief taalonderwijs
Taal kan beste geleerd worden in een krachtige leeromgeving waarbij rekening wordt gehouden met
hun individuele verschillen en behoeften. Het bestaat uit drie pijlers:
1. Betekenisvol leren, is een actief proces waarin kinderen hun kennis van de taal en van de wereld
voortdurend opnieuw organiseren op basis van het taalaanbod dat ze krijgen, de ruimte die ze
nemen om met hun eigen taal te experimenteren en de feedback van hun omgeving.
2. Sociaal leren, in samenspraak en samenwerking met (meer ervaren) anderen, voorbeeldgedrag.
3. Strategisch leren, concrete strategieën om bepaalde taalproblemen op een efficiënte wijze op te
lossen.
Dit bestaat dus vooral uit open leersituaties en gerichte instructies.
Het verenigd veel visies alleen het traditionele niet. Interactief taalonderwijs wordt tegenwoordig het
meeste gebruikt als uitgangspunt van de taal lessen.
De leerkracht geeft nooit les vanuit één visie, het is bijna altijd een combinatie van elementen uit de
verschillende visies.
1.4 Didactiek van het taalonderwijs
De inhouden van het taalonderwijs zijn grotendeels wettelijk vastgesteld. De didactiek van de lessen
niet.
De visie bepaalt voor een belangrijk deel de didactiek van de les.
Een leerling leert incidenteel als het leren spontaal en onbedoeld plaatsvindt. Een leerling leert
intentioneel als het kind er bewust voor kiest om iets te leren. Dit geld ook voor vaardigheden.
Er zijn twee soorten leersituaties:
- instructieve leersituatie, waarbij leerlingen via directe instructie iets wordt geleerd en ze via
oefeningen moeten inoefenen wat aan de orde kwam;
- constructieve leersituatie, waarbij de leerkracht ingaat op de leervragen van de leerlingen en hen
via zogenoemde ‘ankers’ (thema’s) taalactiviteiten laat uitvoeren. Een andere vorm is een routine, dit
, zijn terugkerende, vaststaande en herkenbare leersituaties die aanzetten tot communicatie en
daardoor leiden tot betekenisvolle taalactiviteiten.
Het uitgangspunt van de didactiek van taalonderwijs is een balans tussen constructieve en
instructieve situaties. De leerkracht kies dit door te kijken naar:
- Zijn visie op taalonderwijs;
- Inhoud van de leerstof.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gabymaters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.38. You're not tied to anything after your purchase.