Vereisten octrooi: art. 2 lid 1 ROW, 52 lid 1 EOV
1) Uitvinding
- Art. 2 lid 2 ROW.
- Uitvinding = product of werkwijze (productiemethode).
- Uitzonderingen art. 2 lid 2 ROW, 52 lid 2 EOV. Lid 3 ROW: alleen als zodanig: wiskundige formule niet octrooieerbaar,
praktische toepassing ervan wel. Abstracte theorieën / methoden en gebrek aan technisch karakter NIET beschermd.
- Technisch karakter beoordelen: Uitgesloten door lid 2? > Conclusie in zijn geheel een technisch karakter?
- Tot stand brengen/verrichten/bewerken in fysieke wereld = technisch effect.
2) Nieuwheid
- Art. 4,5 ROW.
- Niet ergens anders al bekend: op het moment van aanvraag geen deel uitmaakt van de SVT.
- SVT = alles wat voor de dag van indiening van de aanvraag openbaar toegankelijk is gemaakt. Dus geen toepassing
achter gesloten deuren/in beperkte kring.
- Nieuwheidstoets: strikte toepassing, alle kenmerken van conclusie afvinken + alle kenmerken moeten in dezelfde
publicatie/openbaarmaking te vinden zijn. Combineren mag niet, tenzij duidelijke/specifieke verwijzing. Vakman mag
document invullen, niet aanvullen: uitvinding moet uit document af te leiden zijn.
- Expliciete openbaarmaking: alle conclusie-elementen in een document aan te wijzen.
- Impliciete openbaarmaking: toepassing van de openbaarmaking uit svt leidt tot iets dat alle kenmerken van de
conclusie heeft: moet wel automatisch, slaafse nabootsing: nawerking leidt onvermijdelijk tot dat resultaat.
- Fictieve prior art, openbaar voorgebruik, fictieve svt
- Stof met hoge zuiverheid: nieuwe stof, als uitvinder het realiseerbaar maakt: stof beschikbaar maken, dus
productbescherming en werkwijzebescherming.
3) Inventiviteit
- Art. 6 ROW.
- Uitvinderswerkzaamheid: vloeit niet op een voor de gemiddelde vakman voor de hand liggende wijze uit de SVT
voort: inventive step nodig. Wordt getoetst op moment van aanvraag.
- Fictieve svt wordt hier niet meegenomen!
- Peildatum svt: aanvraagdatum/prioriteitsdatum.
- Hindsight bias: wat was toen algemene vakkennis? Kennis van de uitkomst beïnvloedt de manier waarop we de
waarschijnlijkheid beoordelen.
- Bijdrage aan de svt moet zinvol zijn, want uitvinder krijgt monopolie.
- EOB: problem-solution approach
4) Industriële toepasbaarheid
- Art. 7 ROW.
- Praktisch toepasbaar.
5) Nawerkbaarheid
- Art. 75 lid 1 sub b jo. 25 ROW.
- Je moet je uitvinding zo beschrijven dat hij door een deskundige kan worden toegepast: algemene vakkennis: hoeft
dus niet te uitgebreid, maar voldoende handvatten: without undue burden.
- 75 lid 1 sub b: octrooi vernietigbaar indien niet nawerkbaar.
- Wensoctrooien voorkomen.
- Nawerkbaarheid vereist over de hele breedte van de conclusie.
- EOB: Serieuze twijfel of vakman het kan toepassen.
6) Plausibiliteit
- Aannemelijk, geloofwaardig dat uitvinding het probleem oplost.
- Voldoende uitleg nodig in octrooischrift om plausibel te maken dat stof X werkt tegen kanker: geen harde bewijzen
nodig (trials met echte patiënten), wel voldoende uitleg (simulaties).
- Conclusie moet over het gehele bereik plausibel zijn.
- Moet in octrooischrift plausibel gemaakt worden, niet door erna verkregen bewijs.
- Voor bonuseffecten krijg je niet alsnog bescherming: dit effect moest in de aanvraag staan (niet per sé conclusie):
duidelijk dat je het bonuseffect toen al kende.
- NL: Effect moet aannemelijk zijn, enige informatie in octrooischrift is voldoende.
- Plausibiliteit speelt een rol bij nieuwheid (is nieuwheidsschadelijke document plausibel, zo nee: niet
nieuwheidsschadelijk), inventiviteit (plausibel dat uitvinding werkt?) en nawerkbaarheid (is het geclaimde effect
plausibel?).
, Octrooirecht beschermt tegen voorbehouden handelingen door iemand anders: vervaardigen, gebruiken, in het
verkeer brengen.
Octrooirecht geeft je een beperkt monopolie, wat staat er tegenover?
- Openbaarmaking uitvinding: positief voor de maatschappij
- Vrijgeven uitvinding na afloop octrooi
- Octrooihouder moet jaarlijkse takse betalen
VB: Amerikaan kan uitvinding die in NL geoctrooieerd is wel gebruiken, want geen octrooibescherming in Amerika,
maar niet octrooieren, want voldoet niet aan nieuwheidsvereiste.
Recht van voorgebruik: Art. 55 ROW. Recht om te blijven doen wat men deed: als hij al een begin van uitvoering had
gegeven aan de toepassing of uitvinding. Peildatum: aanvraagdatum/prioriteitsdatum. VB: Als Amerikaan al eerder
iets had uitgevonden wat in Nederland een octrooi krijgt, maar hij had dit niet openbaar gemaakt: geen onderdeel van
de stand van de techniek. Hij mag het blijven gebruiken (recht van voorgebruik), maar krijgt geen octrooi: te laat. Als
hij het wel openbaar had gemaakt, is het Nederlandse octrooi nietig: niet aan nieuwheidsvereiste voldaan.
“Begin van uitvoering”: Moet in concrete mate al zijn ontwikkeld, structureel: niet eenmalig. Niet enkel
proefnemingen en ook niet een ‘oud plan afstoffen’ en ineens weer gaan gebruiken. Ars Organon: doen wat je deed
met enkele aanpassingen is toegestaan, uitbreiden naar andere activiteiten niet.
ARS/Organon: Je hebt geen recht op voorgebruik als je de vervaardiging/toepassing hebt verleend aan de
aanvrager, ook al was het te goeder trouw. Bewijslast ligt bij voorgebruiker. Voorgebruik is niet licentieerbaar, gaat
alleen over met bedrijf.
Openbaar voorgebruik: Als een uitvinding voor de aanvraagdatum al door iemand is gebruikt/toegepast in het
openbaar, is dit nieuwheidsschadelijk. Hoge drempel: openbaarmaking moet wel voldoende duidelijk zijn: without
undue burden + alle kenmerken moeten in die openbaarmaking openbaar gemaakt zijn. Voldoende is dat het publiek
de mogelijkheid had het product of de werkwijze te analyseren (in NL drempel = voldoende aannemelijk). Soms is de
uitvinder zelf degene die zijn octrooi om zeep helpt: vb. al eerder op een symposium besproken.
Amerika kent “grace period”: premature openbaarmaking door uitvinder niet nieuwheidsschadelijk, mits binnen
deze periode gevolg door aanvrage.
Fictieve prior art: Kan fictieve publicatie nieuwheidsschadelijk zijn? VB: Science fiction Star Trek beschrijft
gedetailleerd hoe maanreis ging. Indien nawerkbaar, kan het nieuwheidsschadelijk zijn.
VB: Casus Kroyer: octrooi op lichten van een schip d.m.v. drijflichamen en pingpongballetjes. Dit was eerder gezien in
Donald Duck. Nieuwheidsschadelijk? Nee, niet alle kenmerken van conclusie konden worden afgevinkt: vakman mag
invullen, niet aanvullen.
Fictieve stand van de techniek: Tot de svt behoren ook octrooiaanvragen die aangevraagd zijn, maar nog niet
gepubliceerd als jij aanvraag doet. Geheime informatie, maar haalt de nieuwheid weg, omdat de uitvinding wel is
gedaan. Anders voor inventiviteit: vakman kent de niet-gepubliceerde uitvindingen nog niet, dus kan niet op basis
hiervan tot een uitvinding komen.
Bijzondere gevallen nieuwheid:
1) Nieuwheid ontlenen als nieuwe stof alleen indirect te verkrijgen is: werkwijze-octrooi: product by process-claim.
2) Nieuwheid ontlenen door specifieke stof uit bekende verzameling generiek omschreven stoffen: mogelijk maken
dat je een stof kunt verkrijgen door een nieuw scheidingsmechanisme: nieuw is dat de stof nu voor mensen
beschikbaar is.
3) Nieuwe toepassing van bestaande stof: Toepassing/werkwijze wordt dan geoctrooieerd: gebruik van bekende stof
voor nieuwe toepassing. Anders voor tweede medische indicatie 54 lid 4 EOV jo. art. 4 lif 5 en 6 ROW: octrooi voor
bekende stoffen, mits nieuwe toepassing of werkwijze.
Gemiddelde vakman: Belangrijk voor nieuwheid en inventiviteit, fictieve maatman, ‘deskundige’. Soms een skilled
team: als een uitvinding meerdere disciplines behelst. Wordt niet geacht creatief te zijn: geen uitvinder. CGK: Common
General Knowledge. Het gaat om de kennis van een deskundige op dat gebied, op dat moment. Hindsight bias:
Beoordelen van kennis van toen laten beïnvloeden door kennis van het heden. Deskundigen vaak geneigd om te
stellen dat kennis toen al bekend was.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosanz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.