100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst algemene economie 1 $5.94   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst algemene economie 1

 23 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Begrippenlijst algemene economie 1 Alle begrippen van de hoofdstukken 1,2,4,5,6,7 boek : Economie, Hajoon Chang Studie : Commerciële economie - Digital Business Concepts

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • Hoofdstukken 1,2,4,5,6,7
  • February 1, 2021
  • 8
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Begrippen lijst algemene economie
Hoofdstukken 1,2,4,5,6,7

Hoofdstuk 1
Rationele keuzes = keuzes op basis van weloverwogen, systematische calculatie van de best
mogelijke manier waarop een doel bereikt kan worden met behulp van de onvermijdelijke schaarse
middelen.

Geld = geld staat symbool voor wat andere in de samenleving jou schuldig zijn, of voor jouw
aanspraak op een zeker deel van de geldmiddelen van de samenleving.

Werk = door betaald werk te hebben, kom je aan geld. Hierover gaat de economie.

Overdrachten = je krijgt geld of in ‘natura’ (doormiddel van directe levering van bepaalde goederen,
bijv. voedsel of in diensten bijv. onderwijs).

Verzorgingsstaat = deze is gebaseerd op een progressief belastingstelsel dit houdt in dat degene die
meer verdienen, betalen een proportioneel groter deel van hun inkomen aan belastingen.

Algemene uitkeringen = waarbij iedereen en niet alleen de armste of invaliden, recht heeft op een
minimuminkomen en op basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs.

Consumptie = hier houdt de economie zich ook mee bezig, hoe besteden mensen geld? Aan
goederen en diensten.

Productie = het maken van goederen/diensten in fabrieken of op het land. Hiervoor heb je arbeid
(werk van mensen) en kapitaal (machines en gereedschap) nodig.

Hoofdstuk 2

Arbeidsdeling = het opdelen van het productieproces in kleinere gespecialiseerdere delen.
1. Steeds dezelfde werkzaamheden verrichten. Arbeiders worden zo sneller goed in wat ze
doen.
2. Arbeiders hoeven niet zoveel tijd te spenderen aan het wisselen van hun taken.
Vermindering van omschakelingskosten.
3. Het opsplitsen van taken. Hierdoor kun je ze makkelijker mechaniseren.

Economische actoren = degenen, individuen en organisaties die zich met economische activiteiten
bezig houden. Die arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap inzetten in economisch verkeer.

Economische instituties = regels en gebruiken die bepalen hoe de productie en andere economische
activiteiten zijn georganiseerd.

Kapitalisme = een economie waarin de productie wordt georganiseerd met als doel om winst te
maken.

Winst = het verschil tussen wat je verdient door iets op de markt te verkopen, dit wordt ook wel
inkomsten uit verkoop of omzet genoemd. En de kosten van alle voor de productie benodigde inputs.

Kapitaalgoederen = hieronder verstaan we ook wel productiemiddelen. Hiermee bedoelen we
duurzame inputs die in het productieproces worden gebruikt zoals bijv. machines.

, Markt = een plek waar goederen en diensten kunnen worden gekocht en verkocht.
Concurrentie = tussen verkopers op de markt, dit zorgde ervoor dat producenten die naar winst
streven tegen de laagst mogelijke kosten zullen produceren, en dat iedereen daar voordeel van
heeft.

Hoofdelijke aansprakelijkheid = een iemand is aansprakelijke voor het hele bedrijf.

Beperkte aansprakelijkheid = er zijn bepaalde aandeelhouders voor het bedrijf maar deze hebben
niet de leiding over het bedrijf. Zij hebben eigenlijk geen zeggenschap over wat er gebeurd in het
bedrijf.

Pachters = zij die grond pachten (verhuren) in ruil daarvoor een deel van de opbrengst afstaan. Van
aristocratische pachtheren.

Volkomen mededinging = geen enkele verkoper kan de prijs beïnvloeden.

Monopolie = een bedrijf is de enige leverancier.
Monopsonie = een bedrijf is de enige koper

Oligopolie = een bedrijf is een van de weinige leveranciers.
Oligopsonie = een bedrijf is een van de weinige kopers.

Marktmacht = monopolistische en oligopolistische bedrijven die de markt beïnvloeden.

Kartelvorming = oligopolistische bedrijven kunnen de markt niet zo manipuleren als monopolisten,
maar ze kunnen wel samenwerken om hun winsten te maximaliseren door niet onder elkaars prijs te
gaan zitten.

Mededingingswet/antritrustwet = om antimededingingspraktijken te voorkomen. Zoals de
kartelvorming.

Centrale bank = een bank in een land die bankbiljetten en munten mag uitgeven.

Gouden standaard = is een muntsysteem waarin papiergeld dat door de centrale bank is uitgegeven
vrijelijk inwisselbaar is tegen een gespecifieerd gewicht aan goud. Dat wil zeggen dat de centrale
bank een hoeveelheid goud in voorraad moest hebben die gelijk was aan de waarde van
bankbiljetten die ze hadden uitgegeven, de inwisselbaarheid van papiergeld tegen goud maakte het
wel noodzakelijk dat de bank een zeer grote goudreserve aanhield.

Bankieren = het sparen en lenen bij banken.

Effectenbeurs = waar aandelen (effecten) worden verkocht en gekocht.

Staatsobligaties = een door de overheid uitgegeven schuldbewijs ter ondersteuning van de
overheidsuitgaven, meestal in nationale valuta van het land.

Bedrijfsobligaties = schuldbewijs uitgegeven door een bedrijf, verkocht aan investeerders.

Kredietgever in laatste instantie = een instelling gewoonlijk de centrale bank van een land. Leningen
verstek aan banken/instellingen in financiële moeilijkheden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliamathijssen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60904 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.94  2x  sold
  • (0)
  Add to cart