100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
College aantekeningen Inleiding Orthopedagogiek - Handboek Jeugdhulpverlening $4.34   Add to cart

Class notes

College aantekeningen Inleiding Orthopedagogiek - Handboek Jeugdhulpverlening

 25 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document vind je alle aantekeningen gemaakt bij de colleges van Inleiding Orthopedagogiek gegeven door de docenten L. Batstra, A. E. M. G. Minnaert en H. J. M. Janssen.

Preview 3 out of 41  pages

  • February 1, 2021
  • 41
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Laura batstra, alexander minnaert, marleen janssen
  • All classes
avatar-seller
Aantekeningen college 1 Inleiding Orthopedagogiek – 16 nov 2020
Er zijn 3 domeinen/ richtingen: Leerproblemen, personen met ernstige en meervoudige beperkingen
(bijv. doof-blindheid), jeugdzorg
Gemeenschappelijk bij alle doelgroepen van de orthopedagogiek is:
- Er is altijd sprake van een pedagogische relatie, dus tussen een kind en een opvoeder
- Binnen de opvoeding is een probleem; het verloopt niet meer spontaan en vanzelfsprekend
- Opvoeders en/of mensen uit de omgeving maken zich zorgen over het kind en de verdere
ontwikkeling
- Er is behoefte aan hulp van buitenaf
Bij die soorten van opvoedproblemen en doelgroepen kan onderscheidt gemaakt worden tussen:
- Primaire opvoedproblemen = De opvoeder (enige probleem) slaagt er moeilijk in om de
pedagogische vraag van het kind in te schatten of er adequaat op te reageren.
o Filmpjes: Opvoeding met 3 pittige dochters
- Secundaire opvoedproblemen = De handelingsverlegenheid (zoals beschreven hierboven) is een
gevolg van de kenmerken van het kind (bijv. een handicap), de ouder (bijv. depressie) of de
context (bijv. vluchtelingensituaties).
o Filmpjes: Kind van verslaafde ouders, een ernstig meervoudig gehandicapt kind
Orthopedagogiek = Het kind de rechte kant op leiden (zo passend mogelijk opvoeden). Het is een
(be)handelingswetenschap. Je handelt op grond van grondige en systematische diagnostiek en de
context van problemen. Op een planmatige wijze zet je interventies in, die weer geëvalueerd
worden. Het is een wetenschappelijke studie van het handelen in als problematisch omschreven
opvoedsituaties. Binnen deze studie is er vooral sprake van visies en niet zozeer van feiten.
o Bart Boets: “Dyslexie is een erfelijke aandoening in de hersenen”
o Anna Bosman: “Dyslexie is het gevolg van slecht onderwijs”
Feit = Iets dat waar is en je kunt controleren
Mening/ visie = Iets wat iemand vindt over een onderwerp
Argument = Uitleg waarom je iets vindt
Het verschil tussen ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek is dat er bij orthopedagogiek bij
uitstek gericht is op de context waarin het kind zich bevind. Het model van Bronfenbrenner speelt
hierbij een belangrijke rol.




1

,H1 Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen
Definitie van emotionele en gedragsproblemen:
Kinderen die zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen of die zichtbaar ongewone of
abnormale emoties vertonen. Maar ook kinderen met (functionele) lichamelijke klachten die
onvoldoende kunnen worden verklaard door een lichamelijke ziekte
→ Hier zit wel een grote mate van subjectiviteit in, want wanneer is iets ongewoon of abnormaal?
Hetgeen dat als probleem benoemd wordt is geen objectieve entiteit, maar een sociaal construct, dat
zich in een bepaalde tijd of cultuur voordoet:
o Bijvoorbeeld ADHD → Vroeger (eind van de 19e eeuw) werd het als iets goeds gezien. Ze werden
gezien als hoop des Vaderlands, ze moeten het land verdedigen. Maar toen scholen opkwamen
en diploma’s belangrijk werden, werd ADHD als een probleem gezien. (TIJD)
o Bijvoorbeeld het eten van klei → Als je dat in Nederland doet, dan wordt je geclassificeerd met
het pica eetstoornis. Maar als je een zwangere vrouw in Afrika bent, dan is het heel normaal om
klei te eten. Daar wordt het gezien als een middel tegen zwangerschapsmisselijkheid.
(CULTUUR)
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen lichte tijdelijke reactieve problemen en ernstige problemen:
- Lichte tijdelijke reactie problemen = Reactie op veranderingen (bijv. verhuizing of scheiding),
problemen in een bepaalde setting (bijv. bij die ene docent luistert het kind totaal niet),
faseproblematiek/ leeftijdsgebonden problemen (bijv. kinderen gaan puberen)
- Ernstige problemen = Het is chronisch, het zijn meerdere problemen bij elkaar (van kind, ouder,
wonen in een slechte buurt) en er is sprake van lijden/ impairment (niet goed functioneren in het
dagelijks leven; sociaal en op school).
Aandachtspunten bij emotionele en gedragsproblemen:
- Ontwikkelingsperspectief: Als een kleuter van 2 gillend op de grond van de supermarkt gaat
liggen, dan vinden we dat nog aardig normaal. Maar als kinderen van 12 dat doen, dan hoort het
niet meer bij de normale ontwikkeling. Je moet dus kennis hebben over wat normaal is tijdens de
ontwikkeling
- Continuumgedachte: Je moet kijken naar de intensiteit van het gedrag.
- Context: Je kunt nooit zeggen dit kind is hyperactief. Je kunt alleen zeggen dat het kind in een
bepaalde context hyperactief is. Ze vertonen dit gedrag misschien niet altijd, maar alleen in een
bepaalde setting.
- Informant: Als je informatie vraagt aan de leerkracht of ouders, dan zal die informatie gekleurd
zijn door de toestand en eigenschappen van de leerkrachten en ouders. Je meet ook deels de
mening van de persoon die je ondervraagt over het kind (bijvoorbeeld bij een gedragsvragenlijst).
o Voorbeeld van de invloed van context en informant: Albert W. Wienen: “Hoe meer pittige
kinderen een leerkracht in de klas heeft, hoe negatiever hij/zij het gedrag van de andere
kinderen in die klas beoordeelt.”
Een gedragsvragenlijst wordt vaak gebruikt bij het classificeren/ in hokjes plaatsen van kinderen met
emotionele-/ gedragsproblemen. Hierbij kan gebruikt gemaakt worden van de volgende
classificatiesystemen:
- Klinisch-psychiatrisch (ICD en DSM)
- Empirisch-statistisch (ASEBA) met vragenlijsten voor ouders (CBCL), leerkrachten (TRF) of voor
kinderen die oud genoeg zijn (YSR). Hiermee kan statistische analyses gedaan worden. Hieruit zijn
8 syndroomschalen gekomen van items die sterk met elkaar correleren. Zo heb je een schaal voor
depressief gedrag, voor sociaal onhandig gedrag, ADHD-achtig gedrag etc. Echter correleren de
lijsten CBCL, TRF en YSR minimaal met elkaar. Ze kijken dus op een andere manier naar dezelfde
persoon.



2

, Binnen een diagnostisch proces kun je een kind in een hokje plaatsen (dus classificeren)
(=classificerende diagnostiek). Maar hier heb je nog niks aan, want je weet nog niks over de
oorzaken. Het kind voldoet alleen nog aan de criteria van het probleem dat je toegeschreven hebt.
Hierna wil je dus een verklaring hebben voor het gedrag (= verklarende diagnostiek). Dit geeft
handvaten voor de behandeling.
Je kunt ook van begin af aan opzoek gaan naar de beste behandeling voor het kind. Zonder dat je dus
kijkt naar welk probleem toegeschreven kan worden aan het kind (= handelingsgerichte
diagnostiek).
Prevalentie = Hoe vaak komt een emotionele en gedragsprobleem op een bepaald moment in de tijd
voor in de samenleving
Ongeveer 10% van de jongeren (tot 18 jaar) hebben last van emotionele of gedragsproblemen.
Hierbij hebben jongens vaker last dan meisjes (2:1).
Bij jongere kinderen zien we vaker externaliserende problemen en bij oudere kinderen juist vaker
internaliserende problemen. Ook hebben kinderen uit een sociaal economisch zwakker milieu vaker
problemen.
Er is niet persé een toename, maar het gedrag van jongeren wordt nu eerder gelabeld als
problematisch dan vroeger.
Etiologie (oorzakenleer/ ontstaansgeschiedenis) = Wat weten we van de achtergrond van de
emotionele en gedragsproblemen en de risicofactoren? Wat zijn verklaringsmodellen?
Er zijn vaak meerdere oorzakelijke factoren (multicausaal). Daarnaast heb je risicofactoren zoals een
rokende moeder en protectieve factoren zoals een goede school of ouders die een goede onderlinge
relatie hebben. Hierbij kan een protectieve factor een risicofactor neutraliseren. De ene factor is
makkelijke te veranderen dan de ander. Roken is makkelijker te veranderen, maar een lage sociaal
economische status verander je niet zo makkelijk.
Als je 1 risicofacto hebt, dan is de kans groter dat er meer risicofactoren een rol gaan spelen (=
cumulatiehypothese).
o Gescheiden ouders > armoede > opgroeien in een slechte buurt > ouders zelf emotionele
problemen
Wat is nou de beste behandeling? Daar zijn verschillende visies op die gebaseerd zijn op de factoren
die als oorzaken van het probleem gezien worden.
- Biologische psychiatrie Dick Swaab = Problemen worden teruggeleid naar onze hersenen. Er
wordt gekeken naar aanleg en genen. Oplossingen voor de problemen zijn vooral medicijnen.
- Psychoanalyse Sigmud Freud = Men ziet problemen als gevolg van een intrapsychisch conflict
tussen onbewuste driften (verlangen) en geweten (weten wat goed of fout is). Hierbij ga je vrij
associëren, je vertelt je dromen en op basis hiervan geeft de therapeut een duiding aan.
o Dora was aangerand door een vriend van haar vader en sprak daarna niet meer. Volgens
Freud kwam dit doordat ze een verlangen had naar seks met haar vaders vriend, maar wist
haar geweten dat dat fout is. Ze had dus last van een intrapsychisch conflict.
- Systeemtheorie Salvador Minuchin = Emotionole en gedragsproblemen behoren nooit enkel tot
het individu. Er is sprake van een circulaire causaliteit; we beïnvloeden elkaar over en weer.
Hierbij wordt vooral gekeken naar terugkerende patronen bij interacties tussen mensen.
Problematisch gedrag binnen een gezin zou een functie hebben.
o Er komt meer anorexia voor bij gezinnen waarbij de ouders overbeschermend zijn. Hierdoor
is anorexia de enige vorm van autonomie dat het kind nog kan hebben. Het is een
bliksemafleider voor de problemen die er echt spelen.
- Oplossingsgerichte theorie Steve de Shazer & Insoo Kim Berg = De acties/ behandelingen waren
niet gebaseerd op een theorie, maar ze doen wat werkt. Niet te diep ingaan op het probleem
(want van aandacht groeit het), wat wil iemand in plaats van het probleem? Wanneer doe je iets


3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brttlvld8. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

81989 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.34
  • (0)
  Add to cart